Beslist u straks mee over partijfinanciering? ‘Dit is géén antipolitiek’
Het burgerplatform We Need To Talk wil met de hulp van gelote Belgen de royale partijfinanciering van 160 miljoen euro aanpakken. ‘Er zijn heel grote verschillen met de G1000 uit 2011’, zegt Alicja Gescinska.
Met wat geluk wordt u binnenkort opgeroepen om uw mening te geven over het geld waar de politieke partijen recht op hebben. Tussen nu en de zomer organiseert We Need To Talk, een samenwerking van denktanks als Itinera en G1000, een debat over de partijfinanciering.
Alles inbegrepen krijgen de partijen zowat 160 miljoen euro per jaar, zo blijkt uit recent onderzoek. Publiek zegt elke partij dat ze iets aan dat royale bedrag wil doen, maar in de feiten blijft de actie beperkt. Door middel van een burgerpanel van 60 uitgelote Belgen – netjes verdeeld via opleidingsniveau, gender en herkomst – wil het initiatief druk zetten. Het project kan op de zegen rekenen van onder meer politoloog Bart Maddens, de Leuvense expert partijfinanciering.
Vanaf vandaag kunnen burgers online hun mening al geven. Daarna worden 16.200 uitnodigingsbrieven verstuurd in heel het land. Daaruit wordt een kransje van 60 mensen geloot. Tegen de zomer moeten zij de partijen diets maken wat er moet gebeuren met hun geld. Het prijskaartje van het project bedraagt 250.000 euro, naar eigen zeggen afkomstig uit privé-bijdragen. Niet goedkoop, maar in de woorden van de organisatie: ‘Dat is ongeveer evenveel als de partijen dagelijks ontvangen.’
De verrassende woordvoerder van het burgerdebat is filosofe en auteur Alicja Gescinska, onder meer bekend van het VRT-programma Wanderlust. ‘Enkele jaren geleden schreef ik met Intussen komen mensen om een boek over politieke betrokkenheid’, zegt ze. ‘Het is belangrijk dat de burger niet afhaakt. Het doet ertoe hoe wij spreken en denken over politiek. Het geloof in de democratie is een onzichtbaar weefsel dat ons samenhoudt. Zonder dat geloof verpulvert alles.’
De politieke partijen zijn democratisch verkozen. Uw panel niet. Waarom zou de politiek belang moeten hechten aan wat het burgerpanel beslist?
Alicja Gescinska: Het is fout om te denken dat representatieve democratie in tegenstelling is met burgerpanels. Dit panel zal geen wet schrijven, het komt louter bijeen om te praten. Het gaat hier over ‘we need to talk’, niet over ‘you shall listen’. Met iemand als oud-premier Herman Van Rompuy (CD&V) nodigen we ook mensen uit om ons te controleren. Een extern comité zal erop toezien dat we onafhankelijk te werk gaan.
Maar op het einde van de dag zijn het de partijen die moeten beslissen.
Gescinska: Dat is zo. De burgers hebben geen mandaat, het zijn de politici die het zullen moeten doen. Ik ga ervan uit dat de politiek de vinger aan de pols wil houden in de samenleving. Een woord dat je de politici de laatste tijd vaak in de mond hoort nemen, is ‘draagvlak’. Wel, zodra de burgers hebben gesproken, weten de politici beter wat ze vragen en hebben ze dus een beter zicht op dat draagvlak.
Lees verder onder het artikel
Deliberatieve democratie krijgt vaak het etiket ‘elitair’, iets wat vooral hoogopgeleiden en mensen met veel tijd aantrekt.
Gescinska: We hebben er echt een punt van gemaakt om een zo divers mogelijk panel te hebben. We sturen niet zomaar het zeer hoge aantal van 16.200 brieven uit. We willen alle lagen van de bevolking bereiken.
Een panel van 60 mensen lijkt erg beperkt. Dat is minder dan de helft van het aantal Kamerleden.
Gescinska: Dit model is geïnspireerd op voorbeelden uit het buitenland, onder meer uit Ierland, waar burgerpanels over abortus en het homohuwelijk een succes waren. Trouwens, hoeveel mensen er in zo’n panel zitten is van minder belang dan de kwaliteit van het proces.
Voor sommige mensen zal de geldstroom naar de politiek altijd te groot zijn. Misschien opent u een doos van Pandora?
Gescinska: Dat denk ik niet. Uit buitenlandse voorbeelden blijkt ook dat burgers echt wel de complexiteit van dossiers begrijpen. Iedereen die de kwestie langer dan vijf minuten bestudeert, zal concluderen dat er altijd geld nodig zal zijn. Al was het maar om de lonen van medewerkers te betalen of om campagne te voeren. De vraag is eerder hoe transparant het moet, wat ze met het geld mogen doen en of alles nog wel in balans is. Dit is geen antipolitiek verhaal, wij willen de kloof tussen burger en politiek dichten.
Jullie willen uiteindelijk ook de partijvoorzitters uitnodigen om hun zegje te doen. Zijn zij happig om mee te werken?
Gescinska: We hebben al met verschillende partijvoorzitters gepraat. Dit is geen project tégen hen, maar net een uitgereikte hand. Door onze aanvullende rol kunnen we het geloof in de democratie versterken. Kijk maar naar recent onderzoek. Mensen haken af van de politiek, vooral jongeren. Ze geloven niet meer dat politici iets goeds voor hen kunnen doen en denken zelfs dat er één sterke leider nodig is. Het is in ieders belang dat zij opnieuw aansluiting vinden bij politieke participatie.
Over de eerste G1000 uit 2011 zijn de meningen verdeeld, maar zeker is wel dat hij weinig of geen impact heeft gehad. Hoe willen julie dat met We Need To Talk veranderen?
Gescinska: Er zijn grote verschillen met toen. Destijds waren er veel burgers en behandelden ze heel wat thema’s met weinig voorbereiding. Nu zijn we zeer goed voorbereid en doen we het met een kleiner burgerpanel en behandelen we één concrete kwestie: hoe moeten partijen gefinancierd worden, wat moeten ze kunnen doen met dat geld en met welke verantwoording?
Speelt de timing niet in jullie nadeel? Tegen de zomer willen jullie een eindrapport. Een klein jaar voor de verkiezingen dus. Alsof de partijen dan nog geïnteresseerd zijn om in hun vel te snijden.
Gescinska: Goh, de laatste jaren lijden de partijen zowat voortdurend aan verkiezingskoorts. In moeilijke dossiers is er nooit een ideale timing. We moeten er gewoon voor gaan, langer wachten lost al helemaal niets op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier