Vrije Tribune
‘Benoeming Hadja Lahbib: onverkozen ministers zijn geen probleem, maar misschien net een kans’
‘Zijn we niet druk bezig een probleem proporties te geven die het niet hoeft te hebben?’, schrijft Frank Judo, advocaat te Brussel, gespecialiseerd in staats- en bestuursrecht, over de benoeming van Hadja Lahbib (MR) als minister van Buitenlandse Zaken.
De aanstelling van Hadja Lahbib (MR) tot minister van Buitenlandse Zaken heeft een bekend thema nieuwe vleugels gekregen: dat van de ‘onverkozen ministers’. Eigenlijk is die term niet zo heel precies, want er bestaat niet zo iets als ‘verkozen ministers’, of toch geen ministers die als dusdanig zijn verkozen. Elke minister is benoemd door de Koning op voordracht van de eerste minister en behoudt haar of zijn functie door het uitblijven van een motie van wantrouwen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Niet meer of niet minder.
Wel is het zo dat ons land lang een traditie heeft gehad om ministers zo goed als uitsluitend te rekruteren uit de rangen van de verkozen parlementsleden. Van die traditie wordt nu vaker dan vroeger afgeweken, en het is duidelijk dat een deel van de publieke opinie het daar moeilijk mee heeft.
Nu zal u misschien zeggen dat Nederland en Frankrijk andere politieke tradities hebben dan ons land. Dat is waar en niet waar.
Frank Judo
Advocaat te Brussel, gespecialiseerd in staats- en bestuursrecht
Je kan die houding op twee manieren verkeerd aanpakken. De ene is ze niet ernstig te nemen: wat doet het er uiteindelijk toe, uiteindelijk worden de ministers toch geselecteerd door de partijvoorzitters? De andere is ze een statuut van onfeilbaarheid toe te kennen en te gaan pleiten voor een regel die enkel parlementsleden de kans geeft minister te worden. Overigens zou zo’n regel niet eenvoudig uit te voeren zijn. Enkel huidige of ook voormalige parlementsleden? Enkel effectieven of ook opvolgers? Enkel leden van het parlement in kwestie of ook leden van andere parlementen? Kan een lid van het Vlaams Parlement dan federaal minister worden of niet? Ongetwijfeld valt voor elk antwoord iets te zeggen, maar voor het omgekeerde al evenzeer.
Maar zijn we niet druk bezig een probleem proporties te geven die het niet hoeft te hebben? Wie even over het muurtje kijkt, merkt dat ‘onverkozen ministers’ ook in onze buurlanden schering en inslag zijn, zonder dat dit aanleiding geeft tot relevante bezwaren. Zo was Robbert Dijkgraaf, de Nederlandse minister van onderwijs, professor in Princeton voor hij minister werd. Zijn Franse collega Pap Ndiaye leidde het Museum van de Immigratie in Parijs. Niemand vond dat de ene of de andere eerst het spervuur van een verkiezing moest doorstaan vooraleer zich minister te mogen noemen.
Nu zal u misschien zeggen dat Nederland en Frankrijk andere politieke tradities hebben dan ons land. Dat is waar en niet waar. Zeker Nederland heeft een parlementair stelsel dat sterk vergelijkbaar is met het onze, maar heeft wel een meer dualistische visie ontwikkeld op de verhouding tussen regering en parlement. Kort gezegd staan parlement en regering verder van elkaar, wat ertoe leidt dat de fracties van de meerderheid makkelijker een eigen stemgeluid laten horen en niet zonder meer alles aanvaarden wat van regeringszijde wordt voorgesteld. Dat maakt het politieke leven in Nederland soms spannender en minder voorspelbaar, maar leidt door de band ook tot een grotere alertheid vanwege de regering voor wat leeft in het parlement.
Dat verklaart waarom nogal wat Nederlandse politici ervoor kozen fractieleider te blijven van hun partij en niet toe te treden tot een regering – een keuze die naar Belgische normen uitzonderlijk mag heten. De keerzijde van die Belgische specificiteit is de indruk die ontstaat dat een parlementslid dat nooit minister is geworden niet echt is geslaagd in haar of zijn politieke loopbaan, maar halverwege is blijven steken. Voor het interne en externe respect voor de volksvertegenwoordiging is die benadering geen goede zaak.
Misschien moeten we de toename van de ‘onverkozen ministers’ maar als een kans zien, eerder dan als een probleem. Als een mogelijkheid om wat meer afstand te creëren tussen de wetgevende en de uitvoerende macht, en dus een meer aangescherpte vorm van machtenscheiding te creëren. Als een kans om het lidmaatschap van het parlement als een volwaardige functie te zien en niet als een opstapje naar iets ‘hogers’ dat eigenlijk vooral iets anders is.
Wie zweert bij een parlement dat geen stemmachine is, maar een plaats van debat en zo nodig beschaafd conflict, moet dat parlement ook als een doel op zich zien. Als ‘onverkozen ministers’ daartoe kunnen bijdragen, zijn ze heel erg welkom.
Frank Judo, advocaat te Brussel, gespecialiseerd in staats- en bestuursrecht.
Volksvertegenwoordiging
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier