Belgische voedingsindustrie krimpt: ‘Er zijn te veel taksen en heffingen’
Het is geleden van de crisis van 2009 dat er nog een krimp was bij de voedingsbedrijven.
De verkoop van Belgische voedingsindustrie daalde vorig jaar en er waren minder investeringen. ‘De bezorgdheden die we in de voorbije jaren uitten zijn alarmkreten geworden’, aldus voedingsfederatie Fevia woensdag in De Tijd.
De verkoop daalde vorig jaar met 0,8 procent naar 51,8 miljard euro. Bedrijven investeerden ook 1,6 miljard of 6,7 procent minder in innovatie en fabrieksuitbreidingen. ‘Door onzekerheid over de toekomst van de economie zijn bedrijven voorzichtiger geworden’, aldus voorzitter van Fevia Jan Vander Stichele.
Het aantal jobs steeg wel, meldt ook de VRT. Eind 2018 werkten 92.743 mensen in de voedingsindustrie, dat zijn er 2.000 of 2,2 procent meer dan een jaar eerder. De groei is te danken aan de taxshift, die de loonkosten verlaagde.
Grensaankopen
De achteruitgang in de voedingsindustrie komt er omdat Belgen minder spenderen aan voeding en de export de binnenlandse krimp niet langer compenseert. Zo daalde de binnenlandse verkoop met 5,3 procent. Volgens Fevia is de grote schuldige het aantal grensaankopen, die dan weer het gevolg zijn van de taksen, waardoor voeding in ons land 10 tot 15 procent duurder is dan in de ons omringende landen.
Volgens onderzoeksbureau GfK gaven Belgen 4,6 procent meer uit in supermarkten in de buurlanden. In vergelijking met 2008 gaat het om een stijging van 43,4 procent.