Thomas Renard
‘Belgische Syriëstrijders berechten we best in België zelf’
Het is geen goed idee om Belgische jihadisten in Irak of voor een internationaal tribunaal te laten berechten, schrijft Thomas Renard, onderzoeker bij het Egmont Instituut. ‘Waarom aan anderen vragen wat we zelf kunnen doen?’
Belgische Syriëstrijders berechten we best in België zelf.
Ongeveer 100 Belgische jihadisten, zowel mannen als vrouwen, zouden zich nog steeds in Syrië en Irak bevinden. De kwestie van hun terugkeer is nog dwingender geworden sinds de militaire nederlaag van IS en de aangekondigde terugtrekking van de Amerikaanse troepen. Velen van hen dwalen rond en worden steeds meer ter plaatse gevangen genomen en vastgehouden (10 Belgische mannen en 17 Belgische vrouwen, volgens de laatste OCAD-cijfers).
In het licht van de ontwikkelingen bevestigde de regering-Michel onlangs dat Belgische jihadisten zoveel mogelijk ter plaatse moeten worden berecht. En dus niet gerepatrieerd. Daarnaast zou er volgens de regering een ‘internationale rechtbank’ kunnen worden opgericht om deze jihadisten te berechten. Het voorstel van deze regering in lopende zaken is echter niet echt een koerswijziging. Voormalig minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) verklaarde al in 2018 dat de terugkeer van Belgische jihadisten niet in het nationale belang was.
Lokale berechtiging?
Het idee om beroep te doen op lokale rechtspraak is klassiek en op het eerste gezicht logisch. Europese jihadisten hebben een aantal misdrijven gepleegd (plunderingen, moorden, verkrachtingen, enz.) die ter plaatse kunnen worden vervolgd. Deze aanpak is echter niet zonder problemen. Ten eerste voldoet de haastige rechtspraak van de Iraakse rechtbanken niet aan de internationale normen, wat België in een delicate positie brengt ten opzichte van het waarborgen van de rechten van zijn onderdanen. Ten tweede kan Irak natuurlijk enkel misdaden berechten die op zijn grondgebied zijn gepleegd, en dus niet in Syrië (waar een groot aantal Belgen gevestigd waren).
Daarnaast zijn de meeste Belgische jihadisten momenteel gevangenen in Syrië, in kampen die onder het gezag van Koerdische troepen staan (25 van de 27 gevangenen). Niet in Irak. De Koerden zijn echter geen internationaal erkende entiteit. Zij hebben noch de status, noch de capaciteit, noch de wil om hun gevangenen te beoordelen. Deze situatie houdt een dubbel risico in.
Enerzijds zou het langdurig vasthouden van jihadisten in deze kampen zonder wettelijke status neerkomen op het creëren van een nieuwe ‘Guantanamo’, ‘Abu Ghraib’ of ‘Camp Bucca’. De ervaring leert ons echter dat deze illegale gevangenissen broedplaatsen zijn van terrorisme, waar nieuwe cellen worden gevormd, terwijl ze radicale islamitische propaganda voeden. Laat ons niet vergeten dat Osama Atar, de Belgische jihadist die de aanslagen in Parijs en Brussel plande, tijdens zijn hechtenis in Irak in de jaren 2000 netwerken oprichtte die hem in staat stelden om enkele jaren later snel op te klimmen in de rangen van IS.
Het is ook niet de taak van de Koerdische strijdkrachten om tot in de eeuwigheid als bewakers op te treden. Het risico dat de Koerden sommige gevangenen, al dan niet vrijwillig, vrijlaten, kan niet worden uitgesloten.
Dan maar internationaal berechten?
Vandaar het idee om een ‘internationale rechtbank’ op te richten om een aantal van de bovengenoemde beperkingen te overwinnen. Het idee wordt trouwens ondersteund door de Koerden zelf. Het voorstel is echter vaag en bevat ook een aantal inherente beperkingen. Kort gezegd zijn internationale rechtbanken zeldzaam omdat ze moeilijk uitvoerbaar, tijdrovend (enkele jaren), en duur zijn – met bovendien twijfelachtige resultaten.
Sommigen zeggen dat een dergelijke rechtbank beter in staat is bewijsmateriaal te verzamelen over misdrijven die lokaal worden gepleegd door Europese jihadisten, die ongestraft zouden blijven als ze in Europa berecht zouden worden. Het verzamelen van bewijsmateriaal is inderdaad moeilijk, maar er is geen bewijs dat een internationale rechtbank in dit opzicht effectiever zou zijn dan Europese parketten.
Waarom een rechtbank voor IS, terwijl ook andere facties misdaden en gruweldaden pleegden?
Voor anderen zou een dergelijke rechtbank ervoor zorgen dat alle strijdende partijen vrij strenge straffen opgelegd krijgen, terwijl de veroordelingen in Europa relatief zwak zijn. Maar in werkelijkheid zou internationale berechtiging zich hoogstwaarschijnlijk eerder richten op de leiders van de groep dan op de uitvoerders.
Fundamenteler is de instelling van een ‘uitzonderlijke rechtspleging’ voor specifieke Europese burgers en voor een specifieke organisatie die vragen oproept. Waarom een rechtbank voor IS, terwijl ook andere facties misdaden en gruweldaden pleegden? Waarom een rechtbank in deze zaak, en niet in andere zaken? Op internationaal niveau is België traditioneel gekant tegen het beginsel van uitzonderlijke rechtvaardigheid. Ons land had zich tegen het idee van een internationaal tribunaal verzet toen het meer dan een jaar geleden voor het eerst op Europees niveau werd besproken.
Of toch in België?
Laten we nog verder gaan. Waarom zou een internationale rechtbank geschikter zijn om Europese jihadisten te berechten dan onze eigen rechtbanken? Is de staat niet verantwoordelijk voor het optreden van zijn onderdanen? Het is waar dat sommige staten moeite hebben met het vervolgen van terugkerende jihadisten. Dit is onder meer het geval in het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Maar het is geen probleem in België. Enerzijds worden jihadisten op basis van het Strafwetboek vervolgd en veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie. Anderzijds zou het mogelijk zijn om, indien nodig, de universele bevoegdheid van de rechtbanken in te voeren om daden van Belgische jihadisten in Syrië en Irak te berechten. Waarom dan aan anderen vragen wat we zelf kunnen doen?
Buiten onze controle en waakzaamheid zou hun spook ons nog lang kunnen achtervolgen.
Tot slot moet worden erkend dat het lot van de jihadisten de Europese regeringen voor een moeilijke keuze plaatst. Niemand staat te springen om terroristen terug te halen die in ons land aanslagen zouden kunnen plegen of andere gedetineerden in de gevangenis zouden kunnen radicaliseren. Aan de andere kant is hen aan hun lot overlaten niet alleen juridisch en moreel discutabel, het brengt ook bepaalde veiligheidsrisico’s met zich mee: buiten onze controle en waakzaamheid zou hun spook ons nog lang kunnen achtervolgen. In deze situatie is het waarschijnlijk het beste om vertrouwen te hebben in onze diensten en instellingen om een gecontroleerde terugkeer te organiseren. En in plaats van iets nieuws, duur, en niet persé doeltreffend te creëren, zou het eenvoudiger en verstandiger zijn de capaciteit van onze eigen instellingen te versterken, te beginnen met de rechterlijke macht, de inlichtingendiensten en de gevangenisdiensten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier