Ewald Pironet
‘België, Wallonië en Brussel zakken steeds dieper weg in financieel drijfzand’
De begroting stevent volgend jaar af op een tekort van 31,5 miljard euro, al wekte dat nauwelijks beroering. Zakenkrant De Tijd plaatste het rampzalige cijfer op haar frontpagina, maar een kwaliteits- krant vond het niet meer waard dan een berichtje op bladzijde twaalf onderaan, een andere kwaliteitskrant besteedde er zelfs geen letter aan. Er werden wel pagina’s en pagina’s uitgetrokken om het overlijden van de 96-jarige Queen Elizabeth te melden. Alsof België zonder dat we het wisten deel uitmaakt van het Gemenebest.
Het Planbureau maakte vorige week zijn vooruitzichten voor de Belgische economie bekend en op basis daarvan kan het begrotingstekort voor 2023 worden geraamd op 5,4 procent van het bbp (bruto binnenlands product: wat we met zijn allen aan goederen en diensten produceren) of 31,5 miljard euro. In juli ging het monitoringcomité nog uit van een tekort van 4,6 procent of 26 miljard euro. Dat het gat in enkele maanden met 5 miljard toenam, is het gevolg van het stilvallen van de economie. Dat komt bovenop het probleem dat we al jaren zien aankomen en zich nu ten volle begint te manifesteren: de oplopende uitgaven voor de vergrijzing (vooral pensioenen en gezondheidszorg).
België, Wallonië en Brussel zakken steeds dieper weg in financieel drijfzand.
Het tekort van 31,5 miljard euro zal nog stijgen, want de facturen van alle plannen van onze regeringen om bedrijven en gezinnen te helpen om de komende maanden de hoge energieprijzen op te vangen, zijn niet inbegrepen. Zo zal een uitbreiding van het sociaal tarief zeker 1 miljard euro extra kosten. En dan zijn er ook nog de verlenging van de lagere btw en accijnzen en ondernemingen die opnieuw op tijdelijke werkloosheid overschakelen. De bodem van de schatkist lijkt weggeslagen.
Daarbij komt dat we geen buffers hebben om zo’n schok op te vangen. Daar wordt al enkele decennia op gewezen. Want nadat België tijdens de periode 1992 – 1999, onder premier Jean-Luc Dehaene (CD&V), erin was geslaagd om met veel bloed, zweet en tranen het begrotingstekort terug naar bijna nul procent te brengen en de staatsschuld naar een aanvaardbaar niveau, volgde tot 2007 het premierschap van Guy Verhofstadt (Open VLD) dat voor onze overheidsfinanciën funest was. Toen Verhofstadt in 2008 even interim-premier was, constateerde hij: ‘De kas is leeg.’
Die lege kas was het gevolg van zijn beleid. Want ondanks de dalende rente en goede conjunctuur werd door de paars-groene en zeker de paarse regering onder leiding van Verhofstadt geen financierings–overschot opgebouwd. Integendeel, we noteerden opnieuw tekorten. Ondanks mooie woorden over een Zilverfonds werd er geen spaarpot aangelegd om de vergrijzingskosten van vandaag op te vangen. Ondertussen nam de regering- Verhofstadt de pensioenfondsen van onder meer Proximus over om de begroting op te smukken, met als gevolg dat we vandaag nog steeds de rekening betalen, want de overheid keert nu de pensioenen van de statutaire Proximus-ambtenaren uit, enkele honderden miljoen per jaar.
Ook daarna werd er geen deftig begrotingsbeleid gevoerd, de kas bleef leeg. Ondanks waarschuwende rapporten van de Nationale Bank en experten overheidsfinanciën, van Wim Moesen (KU Leuven) over Herman Matthijs (VUB en UGent) tot Gert Peersman (UGent). Zo kwamen België en zeker Wallonië en Brussel in financieel drijfzand terecht, waarin ze steeds dieper wegzakken. Wallonië zou volgend jaar zelfs het loon van zijn ambtenaren niet meer kunnen betalen, als het geen nieuw kaskrediet krijgt van de staatsbank Belfius. De kans is reëel dat Wallonië extra financiële steun zal vragen aan de federale regering. Waar die dan het geld zal halen, is onduidelijk. Niemand lijkt er wakker van te liggen dat we deel uitmaken van het groepje landen die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat hun overheidsfinanciën hand over hand verslechteren.