Dirk Rochtus
‘Beeldenstorm leidt naar Brave New World’
Naar aanleiding van de discussie over plaatsnamen en standbeelden van historische figuren, schrijft Dirk Rochtus over wat er zich in de DDR heeft afgespeeld.
Ooit gehoord van Karl-Marx-Stadt? Inderdaad, zo luidde van 1953 tot 1990 de naam van de stad Chemnitz in het Oost-Duitse Saksen. De marxistisch-leninistische machthebbers van de Duitse Democratische Republiek (DDR) motiveerden het omdopen van Chemnitz in Karl-Marx-Stadt met de sterke traditionele verankering van de arbeidersweging in het ‘Saksische Manchester’. Na de ‘Wende’, de omwenteling van 1989, kwam er een einde aan de alleenheerschappij van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) in de DDR en ontstond er in voornoemde stad zelf een actiegroep die de herinvoering van de historische naam verlangde. Op 23 april 1990, in een intussen democratisch geworden DDR, bleek uit een lokaal referendum dat 76% van de stadsinwoners zich had uitgesproken voor de oude naam Chemnitz. De naamwisseling voltrok zich op een democratische manier, en dat nog vijf maanden voordat de DDR zou toetreden tot de Bondsrepubliek Duitsland.
Volkswoede
Na de Duitse eenmaking was alles wat herinnerde aan het SED-regime niet meer graag gezien. Over de karakterisering van de DDR als ‘Unrechtsstaat’ (onrechtstaat) woeden tot op de dag van vandaag verhitte discussies in Duitsland. Wat er ook van zij, overal te lande weerklonk de roep om de straatnamen te veranderen die verwezen naar figuren als bijvoorbeeld een Walter Ulbricht (secretaris-generaal van de SED) of een Otto Grotewohl (de eerste minister-president van de DDR). Zeker in eerste jaren na de eenmaking werden heel wat straatnaambordjes vervangen, maar langzaam doofde de volkswoede uit. Nu nog zijn er honderden straten in Oost-Duitsland die de naam dragen van Karl Marx of zijn medestrijder Friedrich Engels, van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht – revolutionaire socialisten die een heldenstatus genoten in de DDR -, van Ernst Thälmann (vooroorlogse voorzitter van de Kommunistische Partei Deutschlands en aartsvijand van de democratische Republiek van Weimar uit de jaren ’20). Zelfs Walter Ulbricht heeft nog een straat in Eberswalde. De Frankfurter Allgemeine Zeitung schreef in oktober 2016 dat er in Güstrow, in de Oost-Duitse deelstaat Mecklenburg-Vorpommern, nog een hele wijk met DDR-straatnamen is.
Schakel
Het is begrijpelijk dat mensen die onderdrukking hebben gekend in de DDR of opgesloten hebben gezeten in de beruchte gevangenissen van de Stasi (Staatsveiligheid) het voortbestaan van DDR-straatnamen als een slag in het gezicht ervaren. Het is begrijpelijk dat een nieuwe staat komaf wenst te maken met de relicten van een regime dat vroeger heeft gehuisd op zijn grondgebied. De vraag is hoe radicaal die ‘afrekening’ moet zijn. De DDR was een studieobject van me, ik ben er ook enkele malen geweest en heb gezien hoe een dictatuur – in dit geval een linkse – in de praktijk ‘werkt’. Dat er gesnoeid wordt in oude DDR-straatnamen, kan ik nog begrijpen vanuit de gevoeligheden van vele voormalige burgers van de DDR. Toch hoeven voor mij niet alle DDR-relicten te verdwijnen. Bij mijn twee bezoekjes aan Chemnitz (‘Karl-Marx-Stadt’) ben ik er telkens gaan kijken naar de reusachtige Marx-kop (zeven meter hoog, met de sokkel erbij zelfs dertien meter) in het centrum van de stad. Die oude DDR-straatnamen, die kop van Marx en het beeld van Marx samen met Engels in Oost-Berlijn, dat alles vormt een ware les in geschiedenis. Als ze allemaal zouden verdwijnen, zouden komende generaties amper nog weten wat er zich afgespeeld heeft op het gebied van hun staat, zouden ze niet beseffen dat hun eigen staat slechts een schakel is in een historisch proces van conflict en strijd voor meer vrijheid en democratie.
Onder ogen
Telkens ik een Oost-Duitse stad bezoek, voeren standbeelden en straatnamen van ons misschien niet altijd zo welgevallige figuren me voor ogen dat ze tot voor nauwelijks 28 jaar behoorde tot het grondgebied van een dictatoriale staat als de DDR. Die straatnamen, die beelden: ik beschouw ze niet als een eerbetuiging aan de vernoemde of afgebeelde figuren, maar als een oproep vanuit het verleden om dankbaar te zijn voor een heden waarin zij niet meer de plak zwaaien. En die ‘oproep’ gebeurt dwingender, want meer visueel dan wanneer dat verleden zou weggestopt worden in een museum of in geschiedenisboeken. Een beeldenstorm zou een heden creëren waarin je je geestelijke weerbaarheid verliest tegenover het kwaad dat ooit deel uitmaakte van het verleden, maar nog altijd kan terugkomen. Een beeldenstorm zou ons doen belanden in een ‘Brave New World’ die kunstmatig, want vals en onkritisch is. Geldig blijven de woorden van de Nederlandse filosoof Baruch de Spinoza : ‘Als je wil dat het heden verschilt van het verleden, bestudeer dan het verleden’, en dat bestuderen betekent ook: het verleden onder ogen zien.
Dirk Rochtus doceert Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier