‘Asiel verkopen als een bedreiging werkt: Theo Francken is niet voor niets de populairste politicus’
Hoe sterk heeft de asielcrisis van 2015 de Europese opinies over asiel en migratie beïnvloed? Sociologen Bart Meuleman en Arno Van Hootegem onderzochten een massa data en stelden vast dat niet de grote aantallen, wél de framing door de politieke elites onze opinies bepalen. ‘Het frame is bepalender dan de feiten.’
Misschien – wie weet – bedoelde Jan Jambon (N-VA) het niet slecht toen hij onlangs tijdens een lezing verklaarde dat asielzoekers voortaan niet zomaar een smak (kinder)geld op hun rekening gestort zullen krijgen. Misschien gaat de Vlaamse minister-president ervan uit dat het draagvlak voor de opname van asielzoekers kleiner wordt, en is hij ervan overtuigd dat dat draagvlak alleen kan blijven bestaan als de overheid zich wat minder genereus tegenover die nieuwkomers opstelt.
Hoewel ze logisch klinkt, bevat die redenering minstens één onjuiste veronderstelling. Volgens de laatste uitgebreide enquêtes van het Europees Sociaal Onderzoek (European Social Survey, ESS) is het draagvlak voor asiel en migratie in Vlaanderen niet kleiner geworden. Sterker nog, in verreweg de meeste Europese landen zijn de attitudes sinds de migratiecrisis iets positiever geworden.
De sociologen Bart Meuleman en Arno Van Hootegem, die de resultaten van de enquêtes uitgebreid bestudeerden voor het boek The Refugee Reception Crisis in Europe, plaatsen om die reden een groot vraagteken bij de zogenoemde group conflict theory, die onder sociologen en politici gangbaar is. ‘Ze komt uit de Verenigde Staten,’ vertelt Meuleman, ‘waar nogal wat onderzoek naar interetnische relaties in kleinere regio’s of steden is gedaan.
Zo laat onderzoek van sociologe Susan Olzak (Stanford University) zien dat geweld tegen minderheidsgroepen het vaakst voorkomt op plekken waar je de meeste etnische diversiteit vindt. Zulke vaststellingen hebben het idee gevoed dat meer migratie of een verslechtering van de sociaal-economische situatie automatisch leidt tot meer afkeer van migratie.
De onderliggende gedachte is dat die migranten in competitie komen met de lager opgeleide delen van de meerderheidsbevolking. Ze zouden in een soort zero-sum game verzeilen, omdat er voor hen maar een beperkt aantal jobs en betaalbare woningen is. Vanwege die onderlinge competitie zou de meerderheidsbevolking zich door hen bedreigd voelen.’
Asielzoekers kiezen niet voor België omdat wij een genereus kindergeldsysteem hebben. Ze hebben daar meestal geen benul van.
Bart Meuleman
‘Migratiekritische partijen gaan ervan uit dat de group conflict theory een algemene wet is en stemmen er hun strategie op af. Ons onderzoek laat zien dat het fundament van die theorie minder stevig is dan vaak wordt aangenomen.’
Wat schort er dan aan de theorie?
Bart Meuleman: Ze is te simplistisch. Als ze een wetmatigheid zou zijn, zouden uit een grotere instroom van asielzoekers of een grote economische crisis automatisch meer negatieve attitudes over migratie moeten volgen. Dat is duidelijk niet altijd het geval. Spanje en Portugal zijn hard getroffen door de economische crisis, en toch is de openheid tegenover asielzoekers daar groter dan in de meeste andere Europese landen.
De theorie gaat er ook van uit dat een grotere instroom automatisch leidt tot meer stemmen voor migratiekritische partijen. Maar ook dat is geen wetmatigheid.
Arno Van Hootegem: Op individueel niveau is de theorie nuttig – het klopt dat vooral mensen in precaire situaties zich door migratie bedreigd voelen. Maar ze is duidelijk minder robuust als je gaat kijken op het niveau van landen.
Hoe verklaart u dat?
Meuleman: De manier waarop een bevolking naar asiel en migratie kijkt, is het resultaat van een complex samenspel van factoren. Er is niet één bepalende, universeel geldende factor die automatisch tot hetzelfde resultaat leidt. Ook de Vlaamse situatie illustreert dat. De eerste bescheiden successen van het Vlaams Blok waren er in Antwerpen, niet toevallig de stad waar de meeste zetels te verdelen zijn en de kiesdrempel het laagst is. Die partij is vervolgens doorgebroken op plekken waar in de jaren tachtig veel Turkse en Marokkaanse gastarbeidersfamilies waren. Maar waar groeit ze vandaag, als Vlaams Belang, het sterkst? In het rurale West-Vlaanderen, waar je de minste instroom hebt.
Verrassend genoeg zijn de attitudes tegenover asiel in de meeste Europese landen iets positiever geworden. Die bevinding botst met de vaststelling dat migratiekritische partijen sinds de asielcrisis in 2015 goed scoren.
Meuleman: Uit onze data blijkt dat de attitudes al sinds 1995 ongeveer gelijk blijven. De economische crisis noch de migratiecrisis heeft grote verschuivingen teweeggebracht. Dat wil niet zeggen dat er niets veranderd is. Als je zou onderzoeken hoe politici vandaag over migranten spreken, zul je zien dat de grens is opgeschoven van wat je kunt zeggen. Dat die verschuiving zich niet vertaald heeft in de attitudes, heeft ongetwijfeld ook te maken met de tegenstem. Je hebt ook actoren – in de politiek, maar ook in het middenveld – die het humanitaire benadrukken en voor een solidaire aanpak pleiten. Ook die stem kan dominant worden.
Van Hootegem: In het boek is een hoofdstuk opgenomen over Duitsland. De asielcrisis heeft daar zeker ook negatieve reacties losgemaakt, maar het solidaire discours van bondskanselier Angela Merkel was er dominant. Ook daardoor bleef het draagvlak relatief groot, ondanks de grote instroom.
Samengevat zou je kunnen stellen: niet de komst van 2 miljoen asielzoekers is bepalend voor de attitudes, maar wel hoe dat feit geframed wordt.
Meuleman: Het frame is bepalender dan de feiten, ja. Over het algemeen kun je zeggen: hoe groter mensen de hoeveelheid migranten inschatten, hoe bedreigender ze zich tot die migranten verhouden. Tegelijk weten we dat mensen de neiging hebben de reële hoeveelheid te overschatten. Dat laat ruimte voor framing, in de twee richtingen.
Als ik zeg dat de grote asielcrisis met een instroom gepaard is gegaan die gelijkstaat met 0,2 procent van de Europese bevolking, komt dat allicht niet heel bedreigend over. Het idee dat het allemaal niet zo onoverkomelijk is, kun je nog versterken door te wijzen naar veel armere landen als Libanon: daar bestond op een gegeven moment meer dan een kwart van de bevolking uit Syrische vluchtelingen.
De door u onderzochte data laten relatief grote verschillen zien per land. Behalve Spanje en Portugal blijken ook de Scandinavische landen een stuk positiever te staan tegenover asiel. Hoe komt dat?
Meuleman:(aarzelend) Dat is een moeilijke vraag, maar ik denk dat er zich wel min of meer een patroon aftekent. Landen waar we een positievere attitude zien, combineren dikwijls een wat grotere etnische diversiteit en welvaart met een eerder sterk herverdelend sociaal systeem. Wellicht zorgt dat ervoor dat de bevolking een zekere mate van veiligheid ervaart als het gaat over haar sociaal-economische positie.
Daarnaast zien we dat in landen met een genereuzer asielbeleid de bevolking ook eerder voorstander is van zo’n open beleid. Het is hier natuurlijk moeilijk om na te gaan wat oorzaak is en wat gevolg, maar het zou wel eens kunnen dat een meer open beleid ook een meer open attitude bij de bevolking genereert. In elk geval is de veelgehoorde stelling dat een genereus beleid automatisch leidt tot onvrede niet juist.
Nederland en België combineren een relatief genereus asielbeleid met een grote welvaart en een sterk herverdelend systeem. Toch blijkt uit de enquêtes van het ESS dat de attitude van de bevolking er relatief negatief is.
Meuleman: Ik heb daar, eerlijk gezegd, geen plausibele verklaring voor. Ik zou hier een exposé kunnen geven over de rol van het Vlaams-nationalisme, dat om historische reden minder inclusief is, maar hoe verklaar je dan dat er op dit vlak geen significant verschil is met Wallonië?
Die vaststelling roept inderdaad vragen op. De attitudes van Vlamingen en Walen verschillen nauwelijks, terwijl het thema migratie in Vlaanderen toch al drie decennia wordt gepolitiseerd.
Meuleman: Ik sluit niet uit dat die soortgelijke attitudes op een heel andere manier tot stand zijn gekomen. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de slechtere economische situatie en de bijbehorende gevoelens van achterstelling in Wallonië tot dezelfde attitudes hebben geleid als de politieke framing in het welvarender Vlaanderen.
Van Hootegem: Een van de factoren zou ook de samenstelling van de migratiepopulatie kunnen zijn. Die is in de twee regio’s op een heel andere manier gegroeid.
Meuleman: De vaststelling blijft wel dat het beeld dat nogal wat Franstaligen van Vlamingen hebben niet klopt. Vlamingen zijn niet racistischer. Hun stemgedrag is anders, maar de onderliggende attitudes zijn ongeveer dezelfde.
Pogingen om ook in Franstalig België een migratiekritische partij van de grond te laten komen, zijn tot dusver altijd mislukt.
Meuleman: Dat is al wat gemakkelijker te verklaren. De eerste successen van het Vlaams Blok in Vlaanderen kwamen niet uit het niets. Ze werden gebouwd op een basis die teruggaat op het collaborerende deel van de Vlaamse Beweging. In Wallonië was die basis er niet. Wél had je er een socialistische partij die er, als een van de weinige in Europa, in slaagde om de arbeiders aan zich te blijven binden. Dat heeft deels te maken met de klassieke industrieën als kolen en staal, die er langer dan elders hebben standgehouden.
Daarnaast had je natuurlijk het systeem van cliëntelisme, dat de werkende klasse het gevoel gaf dat ze niet in de steek gelaten werd. Het zorgde er mee voor dat extreemrechts nooit echt uit de startblokken kon raken. Al die factoren samen maken dat de politieke strijd in Wallonië nooit op de breuklijn van migratie is gevoerd.
Van Hootegem: En toch mag je daar niet uit afleiden dat België bestaat uit een linkse Waalse en een rechtse Vlaamse democratie. Attitudeonderzoek spreekt dat tegen, ook op domeinen waarbinnen je het niet zou verwachten. Een van onze onderzoeken laat bijvoorbeeld zien dat Walen zelfs iets kritischer staan tegenover de sociale zekerheid. Ze zijn er iets vaker van overtuigd dat uitkeringen ertoe leiden dat werklozen geen job zoeken.
Er zijn landen waar de attitudes het afgelopen decennium wél ingrijpend veranderd zijn. De frappantste uitzondering is Hongarije. Vanaf 2012 zie je daar een bijzonder forse toename van negatieve attitudes, en die trend neemt een nog hogere vlucht vanaf 2015.
Van Hootegem: Een mogelijke verklaring daarvoor is het beleid zelf. Hongarije was het eerste land dat nee zei tegen het Europese spreidingsplan voor asielzoekers. We hadden het hier al over een mogelijk verband tussen een open asielbeleid en open attitudes: dat kan ook omgekeerd werken.
Premier Viktor Orbán heeft ook duidelijk op de morele paniekknop gedrukt. En niet alleen hij. Ook in andere Visegrad-landen (waartoe naast Hongarije ook Tsjechië, Polen en Slowakije behoren, nvdr) hebben belangrijke actoren in het middenveld, de politiek en de media voor die aanpak gekozen. Resultaat is dat uitgerekend in de landen die de minste asielzoekers hebben opgenomen de afkeer het grootst is.
Meuleman: Nergens in Europa is de publieke opinie zo duidelijk en zichtbaar bewerkt als in Hongarije. In de eerste helft van 2015 heeft de overheid er een aantal betwistbare enquêtes afgenomen bij de bevolking. Aan burgers werd gevraagd of ze het eens waren met stellingen als: ‘Als je in Hongarije komt wonen, mag je onze jobs niet afnemen.’ De resultaten zijn vervolgens gebruikt om de publieke opinie te bewerken met grote affichecampagnes tegen asiel en migratie. En ten slotte werd die publieke opinie een excuus om het beleid nog meer in een bepaalde richting te sturen. Het is een vicieuze cirkel.
Je hoort in linkse kringen weleens spreken over ‘orbánisering’ van Vlaanderen.
Meuleman: Misschien ben ik naïef, maar zo professioneel en systematisch als in Hongarije wordt het hier niet aangepakt. Een Vlaamse minister-president die op publieke fora verkondigt dat een familie asielzoekers een huis gekocht heeft met kindergeld zet uiteraard een zeker frame. Maar maakt die uitspraak deel uit van een professionele campagne, uitgetekend door een reclamebureau?
De verleiding om asiel als een bedreiging te framen is wel groot.
Meuleman: Het is een model dat verkoopt. Theo Francken (N-VA) is niet voor niets de populairste politicus van Vlaanderen geweest.
Van Hootegem: Ik was wel verrast dat Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten zo sterk op die stelling van Jambon reageerde. Mogelijk maakt haar reactie deel uit van politiek stratego, maar het was wel opvallend. De afgelopen jaren zag je vooral een zekere angst om tegen het dominante discours in te gaan.
Gezien dat dominante discours is het des te opmerkelijker dat de Vlaamse attitudes voorlopig niet lijken te veranderen.
Meuleman: Opinies zijn maakbaar. Als je erin slaagt om de asielzoekers te framen als gezinnen die uit lijfsbehoud naar hier komen, vind je zelfs bij kiezers van Vlaams Belang een draagvlak. Maar als je die asielzoekers kunt framen als alleenstaande mannen die van ons sociale systeem komen profiteren, kan de opinie heel snel in de andere richting omslaan. Politieke retoriek heeft een bepalende invloed. Ik heb de indruk dat vooral rechtse politici dat goed begrijpen. Links is de laatste twintig jaar minder succesvol geweest dan rechts in het opleggen van de eigen denkwijze.
Zelfs Belgen in een moeilijke sociaal-economische positie weten niet hoe de sociale wetgeving in hun land in elkaar zit.
Het linkse ‘opengrenzenverhaal’ is misschien ook moeilijker te verkopen?
Meuleman: Ik zou niet onmiddellijk weten waarom het zo moeilijk is om het solidaire standpunt te verdedigen, zeker als het gaat over asiel. Toch is ook de linkerzijde duidelijk bang om die kaart te trekken. Die angst is, denk ik, niet helemaal gegrond.
Uit een recente Duitse peiling is gebleken dat Angela Merkel nog altijd met voorsprong het meeste vertrouwen geniet.
Meuleman: Het had ook heel anders kunnen lopen. De antistemmen hebben de zware incidenten op oudejaarsavond in Keulen in 2015 of de terroristische aanslagen in Parijs en Brussel van 2015 en 2016 als munitie gebruikt om tegen het dominante discours te mobiliseren. Dat is slechts deels gelukt, niet het minst omdat het andere frame – Merkels ‘Wir schaffen das’ – geloofwaardig is gebleken. De asielcrisis heeft de Duitse welvaartsstaat niet aangetast.
In Oost-Duitsland is Merkels geloofwaardigheid blijkbaar veel minder groot. De rechts-radicale AfD behaalt daar in sommige deelstaten 20 procent en meer.
Meuleman: Ja, terwijl dat oosten aanzienlijk minder etnische diversiteit kent. Ook hier spelen duidelijk andere factoren dan het aantal nieuwkomers. Opinieonderzoek laat zien dat zeker het oudere deel van de Oost-Duitse bevolking er meningen opna houdt die meer aansluiten bij die van de bevolking in de Visegrad-landen. Het maatschappelijke onbehagen en de economische onzekerheid zijn er duidelijk groter.
Dat is ook logisch. Het communisme is in Oost-Duitsland in elkaar geklapt en vervangen door een liberale democratie met westerse partijen. Maar die partijen hadden er geen massabasis. Hun geloofwaardigheidsprobleem is alleen maar groter geworden omdat ze de belofte om een complete eenmaking te verzekeren en de levensstandaard op te krikken niet helemaal hebben waargemaakt. Zo’n samenleving is een speeltuin voor populistische partijen die de – geringe – instroom als een bedreiging willen framen.
Tot het vaste repertoire van de antimigratiestemmen hoort het ‘sociale aanzuigeffect’: hoe genereuzer het migratiebeleid, hoe groter de instroom. U hebt eerder al onderzocht of dat effect ook bestaat, en verwees het naar het rijk der fabelen.
Meuleman: Ook hier geldt: het idee is effectief als communicatiestrategie. Maar uit de migratiebewegingen naar de verschillende Europese landen blijkt dat er geen duidelijk verband is tussen generositeit van een sociaal systeem en de instroom. Heel het idee van het sociale aanzuigeffect is gebaseerd op twee foutieve veronderstellingen. De eerste: migranten uit pakweg West-Afrika zouden heel goed weten hoe de sociale wetgeving in de verschillende landen ineenzit. Dat is niet zo. Zelfs Belgen in een moeilijke sociaal-economische positie weten niet hoe de sociale wetgeving in hun land in elkaar zit.
De tweede foute veronderstelling is dat migranten het land waar ze naartoe gaan volledig vrij kiezen. Daarbij wordt de rol van de overheid als gatekeeper over het hoofd gezien. Voor niet-EU-burgers die naar België komen zijn familiehereniging en asiel de belangrijkste kanalen. Dat brengt ons weer bij het kindergeld. Asielzoekers kiezen niet voor België omdat wij een genereus kindergeldsysteem hebben. Ze hebben daar meestal geen benul van. En als ze dat wél zouden hebben, zou maar een beperkt aantal ook de mogelijkheid hebben om het land met de royaalste vergoeding te kiezen.
De nieuwe Vlaamse regering wil een aantal sociale rechten voor nieuwkomers pas toekennen na tien jaar verblijf. U verwacht geen effect op de migratiestromen?
Meuleman: Nee, maar het zal wel twee andere effecten hebben. Ten eerste geef je aan de bevolking het signaal dat er een gevaar dreigt en dat die nieuwkomers burgers met minder rechten zijn. Ten tweede krijg je meer precariteit bij de groepen die binnenkomen. Het zijn, samengevat, symbolische maatregelen. Om het nog een keer over dat kindergeld te hebben: als de asielprocedure vlot loopt, gaat het over zeer bescheiden sommen.
N-VA-voorzitter Bart De Wever stelde twee jaar geleden links voor de keuze: ofwel ‘open grenzen’, ofwel ‘een goed werkende sociale zekerheid’.
Meuleman: Die boodschap is heel effectief, maar de onderliggende gedachte klopt duidelijk niet. Net sterk herverdelende systemen zorgen ervoor dat de opinies tegenover migratie eerder positief zijn. Die boodschap gaat er vandaag niet goed in. Hoewel onze bevindingen gebaseerd zijn op enquêtes afgenomen volgens de striktste methodologie, worden ze te vaak van tafel geveegd als een opinie als alle andere. Het vertrouwen in de sociale wetenschap is bij politici dan ook niet bijzonder groot.
Bart Meuleman
– 20 februari 1980 geboren in Brugge
– Is professor sociologie aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CeSO, KU Leuven)
– Werkte in 2017-’19 mee aan het onderzoeksproject ‘Publieke opinie, (burger)actie, en beleid m.b.t. asielzoekers en vluchtelingen binnen een anti-immigratiecontext (Europa en België)’
– Is Belgisch coördinator van het Europees Sociaal Onderzoek
– Publiceerde veelvuldig over publieke opinies tegenover etnische minderheden, immigranten en asielzoekers
Arno Van Hootegem
– 24 augustus 1995geboren in Leuven
– Is doctoraatsstudent aan het CeSO. Verricht onderzoek naar de publieke opinie rond herverdelende rechtvaardigheid
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier