Voor het eerst krijgt een internationale dienst als Frontex, de Europese grenswacht, toegang tot de Belgische politiedatabanken. Het Controleorgaan op de Politionele Informatie (COC) geeft het wetgevend werk van Annelies Verlinden (CD&V) een onvoldoende.
‘Het Controleorgaan op de Politionele Informatie (COC) brengt een ongunstig advies uit.’ Dat schrijft de politiewaakhond naar aanleiding van een voorontwerp van wet van minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V). Die moet het Belgische wetgevende kader bieden voor de Europese grenswachten van Frontex. Sinds 2019 werkt Europa aan de oprichting van een korps van op termijn 10.000 grenswachters en de verwachting is dat zij almaar vaker binnen onze landsgrenzen zullen opereren.
In de eerste plaats kunnen de Europese grenswachten nationale ordediensten helpen bij de beveiliging van de buitengrenzen. Zeker sinds de asielcrisis van 2015 is de nationale vraag naar zo’n versterking toegenomen. Daarnaast kunnen Frontex-personeelsleden uitgeprocedeerde asielzoekers begeleiden naar hun land van herkomst.
Maar volgens het COC zou het voorontwerp ‘de rechten kunnen schenden van migranten en vluchtelingen’. Het grote struikelblok is de toegang van Frontex tot gevoelige gegevens.
Volgens het COC is de wettekst te onduidelijk over de juridische begrenzing bij het inkijken van Belgische politiedatabanken. Door het gebruik van het vage begrip ‘toegang’ specificeert Verlinden niet in welke mate Frontex in de Algemene Nationale Gegevensbank zou mogen neuzen. Volgens het voorontwerp zou Frontex bijvoorbeeld verder mogen gaan dan de Dienst Vreemdelingzaken. ‘Maar dat zou onevenredig, onlogisch en onaanvaardbaar zijn’, stelt het advies. ‘Daarmee zou een gevaarlijk precedent worden gecreëerd.’
(Lees verder onder de preview)
Rood scherm
Het kabinet-Verlinden weerlegt de kritiek en spreekt van een ‘juridisch-technische discussie’ over het woord ‘toegang’ in de tekst. ‘Er is geen sprake van een uitgebreide toegang tot de politionele databanken’, zegt woordvoerder Nick Gyselinck. Hij geeft een voorbeeld. ‘Als een buitenlandse passagier zich aanbiedt bij een Frontex-medewerker, is het absoluut noodzakelijk dat die gecontroleerd wordt in de nationale politiedatabanken. Om die taak uit te voeren moet de Frontex-medewerker logischerwijs de databanken kunnen bevragen.’
Als zou blijken dat de passagier nationaal of internationaal gesignaleerd is, zal er op het scherm een ‘hit’ verschijnen in de vorm van een rood scherm. ‘Daar stopt het voor de Frontex-medewerker. Verdere stappen worden afgehandeld door onze federale politie.’
Gyselinck benadrukt dat in de memorie van toelichting, een soort voorwoord van een wettekst, wordt verduidelijkt dat de Frontex-medewerkers geen onbeperkte toegang hebben tot alle informatie.
Volgens Frank Schuermans van het COC scheelt er iets aan die uitleg. ’De memorie van toelichting is van ondergeschikt belang. Alleen als een wettekst onduidelijk is, wordt eventueel gekeken naar een memorie van toelichting om de bedoeling van de wetgever te begrijpen. Maar dat is niet alleen een slechte manier van werken, het is ook een bron van veel rechtsonzekerheid. Het is essentieel dat de toegangsvoorwaarden voor Frontex exact worden geformuleerd.’
Schuermans benadrukt dat ons land te maken heeft met een primeur. ‘Tot op heden is er geen enkele buitenlandse of internationale politiedienst die zo’n toegang tot Belgische databanken heeft. Het laat zich raden wie er binnenkort ook met dat soort vragen zal afkomen: Europol, Interpol, Europese politiediensten allerhande … En men zal altijd ongetwijfeld een goede uitleg hebben waarom dat absoluut nodig is.’
Minister Verlinden heeft nog de kans om de wetteksten aan te passen.