Amir Bachrouri: ‘Superdiversiteit in de klas is een belangrijke reden waarom de kwaliteit daalt’
Amir Bachrouri is here to stay. Op zijn twintigste brengt hij zijn eerste boek uit. In Doe maar niet schrijft hij over ons onderwijs, zijn Borgerhout en ‘de Çois’.
‘Ik ben niet echt een schrijver, hoor. Dat zou wel heel pretentieus zijn om van mezelf te zeggen’, antwoordt Amir Bachrouri als ik hem vraag naar zijn prille schrijverschap. Ik spreek de Knack-columnist, die nog tot het einde van het jaar voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad is, in Bar Bob in Borgerhout. Vlaams Belanger Filip Dewinter beweerde onlangs in Humo dat de voertaal in dat Antwerpse district Arabisch is, maar gelukkig lukt het ons ook nog wel om in het Nederlands iets te bestellen. Een verse muntthee, dat dan weer wel. Bachrouri is nog altijd maar twintig jaar, maar binnenkort ligt er van hem een boek in de winkel. In Doe maar niet schrijft hij over zijn stad, zijn wereld en zijn generatie. Hij geeft met gusto antwoord op iedereen die ‘doe maar niet’ zei als hij vertelde dat hij een boek wilde schrijven.
Bachrouri: ‘Het was een kenner van het boekenvak die dat tegen me zei: doe maar niet. Geen kat ging mij lezen, want Vlaanderen is nog niet klaar voor een jongere van kleur die zo’n boek schrijft. Ik hoop hem het tegendeel te kunnen bewijzen. Een boek schrijven is op zichzelf al het perfecte middel tegen zulk cynisme. Ik begon daar zelf ook last van te krijgen. Niet alleen door die mensen die denken mij te moeten tegenhouden, maar vooral door het gevoel in de samenleving dat alles om zeep is.
Het is heel gemakkelijk om altijd ergens een schuldige voor aan te wijzen, zonder veel verder te kijken naar wat er echt aan de hand is. Ik wilde op een onbevangen manier zoeken naar de nuances die ik vandaag mis in het debat. Ik lees voor aan kinderen van het vijfde en zesde leerjaar, en ik wilde ook iets vertellen wat hen hoop geeft. Het cynisme dat ik voelde, is ook bij hen al aanwezig. Dat baarde me zorgen.’
De boeken van Fikry El Azzouzi zijn voor veel tieners een feest van herkenning.
Wat is dat verhaal van hoop dan?
Amir Bachrouri: Ik schrijf over wat voor mij de kern is, en dat begint natuurlijk bij mijn eigen leven. Ik ben opgegroeid in een gezin dat volgens alle geldende labels kansarm is, terwijl ik dat gevoel nooit heb gehad. Elke keer als ik mezelf aan de universiteit of ergens anders moet inschrijven, word ik daarop gewezen: ik zit in het hokje ‘kansarm’. Ik kom nochtans uit een warm gezin waardoor ik mij altijd enorm geruggensteund heb gevoeld. Ik heb wel op een concentratieschool gezeten. Mij werd daar gelukkig geadviseerd om in het middelbaar onderwijs aso te volgen, terwijl andere leerlingen meteen te horen kregen dat ze beter een minder ‘zware’ richting kozen. Dat was heel confronterend. School was voor mij de plek waar zaadjes voor mijn dromen werden gezaaid, terwijl die dromen voor andere jongeren al heel vroeg uit elkaar spatten. Zo’n cultuur van lage verwachtingen is vernederend, jongeren dragen dat soms de rest van hun leven met zich mee. Ik zie hetzelfde gebeuren met die kinderen aan wie ik voorlees. Zij worstelen daar zelf mee. Het werkt trouwens ook andersom: kinderen willen soms het liefst vakman worden, terwijl hun ouders hen dan weer pushen om toch maar voor dokter of advocaat te gaan.
Uw eigen verhaal is al een antidotum tegen het cynisme.
Bachrouri: Ik heb geluk gehad. Maar is het niet erg dat kinderen geluk moeten hebben om in deze samenleving, die zich graag als superieur ziet, te slagen? Geluk en toeval zijn veel te belangrijk. Zeker voor wat men dan kansarme jongeren noemt, is onze samenleving een Russische roulette. De pijn die daardoor wordt veroorzaakt, houdt mij ’s nachts wakker. Ons onderwijs kan de toekomst van kinderen maken of kraken. De kwaliteit daalt helaas al een hele tijd, en dat heeft ook nog eens de zwaarste gevolgen voor kinderen die het thuis al moeilijk hebben. Ze worden vaak niet meer geholpen om omhoog te klimmen.
U houdt daarom een nogal verrassend pleidooi voor meer literatuur in het onderwijs. Zal dat die kinderen echt vooruit helpen?
Bachrouri: Ik denk van wel: zowel kansrijke als kansarme kinderen worden daar beter van. Helaas gaat iedereen er vandaag al van uit dat literatuur te saai is voor kinderen. We doen zelfs niet meer ons best om hen ermee in contact te brengen, en het nutsdenken heeft de literatuur al helemaal weggeduwd uit het onderwijs. Zulke onderwerpen staan onder druk, net als een vak als geschiedenis, omdat de meerwaarde ervan niet in statistieken is te vatten. We vinden het nuttiger om verkeersveiligheid en financiële geletterdheid aan te leren. Schoolopleidingen moeten zo goed mogelijk aansluiten op de arbeidsmarkt, terwijl die arbeidsmarkt om de haverklap overhoop wordt gehaald. Wie had een jaar geleden kunnen voorspellen wat ChatGPT teweeg zou brengen? Moeten we ons op die arbeidsmarkt blindstaren als we beslissen over wat we onze kinderen willen leren?
Ik zie het ook in het jeugdwerk. Alles moet in cijfers worden bijgehouden voor subsidiedossiers, die moeten dienen om jongeren van de straat te houden en later het liefst ook aan een job te helpen. Op school krijgen leerlingen nog wel een vak burgerschap en democratie, maar dat is vaak schraal. Ze krijgen een onderwerp – euthanasie en abortus zijn klassiekers, maar het kan evengoed kernenergie zijn – en moeten standpunten googelen om daarmee het debat aan te gaan. Het is misschien nog wel interessant, maar het mist alle diepgang.
Wat heeft literatuur die jongeren dan te bieden?
Bachrouri: Pas op: ik ben tegen leeslijsten. Ik ga me daar misschien niet populair mee maken bij leerkrachten, maar ze doen meer kwaad dan goed. Als tiener had ik ook heel weinig met Kaas van Willem Elsschot, dat ik wel moest lezen. Ik las liever een roman van Herman Brusselmans, want ik had hem in De Slimste Mens gezien en vond hem echt zalig. Fantasy- en young-adultboeken zijn bij jongeren enorm populair, en ook daar ben ik blij om. Later ontdekken ze in de boekenwinkel nog wel heel andere genres en lezen ze misschien ook De draaischijf van Tom Lanoye.
In essentie gaat met literatuur een heel nieuwe wereld open. Dat is fantastisch als het lukt: verhalen hebben de kracht om begrip en empathie op te roepen voor beslissingen waar iemand het helemaal niet mee eens is. Zo’n nieuwe wereld is een verrijking, maar literatuur mag ook weleens een feest van herkenning zijn. De boeken van Fikry El Azzouzi zijn dat voor veel tieners. Ik denk ook aan de jonge Franse schrijver Edouard Louis. Hij schrijft geweldig over zijn jeugd in een armoedig dorpje en zijn ontsnapping daaruit. Hoe goed zou het wel niet zijn als veel kansarme kinderen zijn werk lazen?
Leraren Nederlands weten vaak zelf te weinig van literatuur om de beste boeken aan te reiken.
Bachrouri: Dat is het verhaaltje dat leraren vandaag geen tijd meer hebben om goed les te geven. Ik geloof dat er nog altijd genoeg leerkrachten zijn die met passie voor de klas staan. Ik heb les gehad van enkelen van hen in het atheneum van Berchem, en zij zijn echt deel geworden van wie ik ben. De wijsheden van juf Lynn zal ik voor de rest van mijn leven met me meedragen, en het is pijnlijk om te zien dat leraars in onderwijsdebatten vaak onder vuur worden genomen. Ik voel mij absoluut niet geroepen om hen te zeggen hoe ze moeten lesgeven.
U zei het net zelf wel: de kwaliteit van ons onderwijs gaat erop achteruit.
Bachrouri: Ja. De intellectuelen die vandaag aan het woord komen, zijn heel vaak producten van de emancipatiemachine die ons onderwijs in de jaren zestig en zeventig was. Ze waren arbeiderskinderen, maar hebben alle kansen gekregen om hun talenten te ontplooien. Vandaag is de superdiversiteit in de klas een belangrijke reden waarom de kwaliteit daalt. In de klassen werd plots ook Arabisch, Dari, Lingala, Pools en Turks gesproken. Leerkrachten wisten niet goed hoe ze daarmee om moesten, en legden soms de lat maar lager. Dat is misschien zelfs begrijpelijk, als heel wat leerlingen in de klas niet goed Nederlands spreken, maar het is natuurlijk een foute beslissing. De beste leerlingen kunnen daardoor veel minder makkelijk excelleren, en daar zitten zeer zeker ook kinderen met een migratieachtergrond tussen.
Hoe bestrijd je racisme en discriminatie? Dat debat wordt nog altijd gevoerd.
Politici lijken nogal gefixeerd op het belang van taal: kinderen en ouders moeten als de wiedeweerga Nederlands leren, en mogen best gestraft worden als ze dat niet willen. Is die nadruk verstandig?
Bachrouri: Taal is ongelooflijk belangrijk: het geeft iemand een stem. Bij ons thuis werd er heel veel in het Frans gelezen. We kregen een zodanig rijke taal aangeleerd dat het later veel eenvoudiger werd om ook Nederlands te leren. Dat is een groot verschil met taalarme gezinnen waar bijvoorbeeld een dialect van het Berbers gesproken wordt, maar evengoed misschien ook wel met kinderen die thuis een verouderd Antwerps dialect te horen krijgen. Het opbod van politici om te gaan straffen, vind ik overdreven. Gras groeit niet door eraan te trekken.
Filip Dewinter zei het onlangs in Humo: Antwerpen-Noord en Borgerhout, waar u bent opgegroeid, zijn als Marrakesh. Alle vrouwen lopen er gesluierd rond, en iedereen spreekt Arabisch. Kunt u dat eens factchecken?
Bachrouri: I love Marrakesh. (lacht) Maar ik heb absoluut niet dat gevoel, nee. Zeker in Borgerhout zijn er stilaan meer koffiebarretjes dan theehuizen. Vroeger had het nog iets hips om in Borgerhout te gaan wonen, maar het is al bijna burgerlijk geworden. Dat neemt niet weg dat mensen het gevoel van Dewinter delen. Ik voer zo’n man op in mijn boek: François oftewel ‘de Çois’. Voor hem is Dewinter een profeet die exact zegt wat hij denkt.
U plaatst hem in uw boek tegenover Hilde, een erg linkse bakfiets-Vlaming. Het valt op dat u met meer empathie schrijft over de Vlaams Belanger dan over haar.
Bachrouri: Dat klopt niet. Misschien lijkt het zo, omdat u verwachtte dat ik helemaal in het kamp van Hilde zit. Ik heb ze alle twee heel graag, en ik kan me evengoed aan allebei ergeren. Het is natuurlijk wel zo dat onze samenleving gemaakt is voor mensen als Hilde, die vaak ook in de middenklasse zitten. Çois wordt niet gehoord in het politieke debat, en voelt zich ook genegeerd.
Ik zou het tegendeel beweren: we zijn stilaan allemaal bezeten door wat Çois wil en denkt. Andere partijen hebben veel voorstellen en de frames van het Vlaams Belang overgenomen.
Bachrouri: Ik weet niet of veel van die politici echt begrijpen wat hij doormaakt. Het is een verhaal van verlies. Waar er vroeger bruine kroegen waren, zijn in zijn buurt vaak theehuizen gekomen. De nonnen van enkele decennia geleden zijn vervangen door vrouwen met een hoofddoek. Op de bus worden er andere talen dan het Nederlands gesproken. Dat hakt erin. Arbeidsmigranten die hier decennia geleden naartoe kwamen, voelen trouwens net zo’n verlies, omdat ze hun roots zijn kwijtgeraakt. Welke politicus verwoordt dat gevoel van verlies écht? De multiculturele samenleving wordt voorgesteld als een fait accompli, terwijl niemand ooit Çois naar zijn mening heeft gevraagd.
De multiculturele samenleving ís ook een fait accompli: de wereld zal echt niet meer worden als vroeger. Misschien wordt het eens tijd dat Çois zich daarbij neerlegt en stopt met sakkeren.
Bachrouri: Ik ben het daar niet mee eens. Het debat over de multiculturele samenleving wordt nog altijd gevoerd. In wat voor wereld willen wij leven? Mogen vrouwen met een hoofddoek voor de klas staan? Is arbeidsmigratie nodig om de krapte op de arbeidsmarkt te vullen? Hoe bestrijd je racisme en discriminatie? De antwoorden op die vragen zijn nog lang niet allemaal gegeven, en er komen nog elk jaar nieuwkomers bij. Het is belangrijk dat mensen als Çois bij die debatten betrokken worden.
Hier zit niet iemand voor mij die heel erg bang is voor de opkomst van extreemrechts in Vlaanderen.
Bachrouri: Ik ben niet iemand van de extremen, ik geloof dat dat helder is. Ik zie de oplossingen eerlijk gezegd ook niet meer van de politiek komen. De samenleving is weerbaar genoeg om wat er ook tijdens de verkiezingen in 2024 gebeurt aan te kunnen. Ik begrijp natuurlijk wel dat mensen bang zijn, maar ik ben niet bang voor Çois.
Bent u bang voor Filip Dewinter?
Bachrouri: Momenteel ben ik vooral bang voor mijn examens in januari. (lacht)
‘De oplossingen zullen niet van de politiek komen’: u strooit graag met zulke uitspraken, terwijl uw boek ook te lezen is als het visitekaartje van een jonge, aanstormende politicus die alleen nog een partij zoekt.
Bachrouri: Dat vind ik absoluut geen compliment. Ik word heel vaak op die manier geframed, enkel en alleen omdat ik mij engageer in de samenleving. Niet iedereen die zijn verontwaardiging uit over onrechtvaardigheden die hij ziet, houdt daarmee een spontane sollicitatie bij politieke partijen. Ik twijfel vandaag nog over veel te veel zaken om mij achter één ideologie te kunnen scharen, zoals van elke politicus wordt verwacht. Het zal misschien vreemd klinken maar er zijn ook best wat onderwerpen waar ik geen mening over heb. Ik heb geen echte ideologie. Ik geloof vooral in voortschrijdend inzicht. In de politiek is zulke twijfel helaas niet toegestaan. Ik merk dat ook bij mezelf. Als ik een debat met politici modereer, is het eerste wat ik doe hen proberen te betrappen op uitspraken die verschillen van wat ze eerder al hebben gezegd. Het is nochtans net goed dat politici van mening veranderen, want de samenleving van morgen is niet die van gisteren. Helaas laten wij daar gewoon geen ruimte voor.
U spreekt ook vaak met een zeker dedain over politiek, vind ik.
Bachrouri: Vindt u? Vroeger verwachtte ik alle heil van de politiek. Dat heeft misschien voor teleurstelling gezorgd, en gaandeweg ben ik tot de vaststelling gekomen dat de wereld veel groter is dan dat. De literatuur is heel belangrijk geworden voor mij. Ze leert me dat het vaak kleine dingen des levens zijn die mensen ertoe brengen hun lot te overstijgen.
Politici kunnen ook een grote impact hebben op het leven van de jongeren over wie u schrijft.
Bachrouri: Is dat zo? Het zijn vooral mijn ouders, leerkrachten en jeugdwerkers die belangrijk zijn geweest voor mij. Bart De Wever (N-VA) of Sammy Mahdi (CD&V) hebben geen grote impact op mijn leven gehad, hè. (lacht)
Gaat u volgend jaar stemmen? U schreef eerder in Knack daaraan te twijfelen.
Bachrouri: Waarschijnlijk wel.
Waarom zou iemand niet willen gaan stemmen?
Bachrouri: Ik schreef dat twee jaar geleden, toen corona nog bezig was. Ik was toen heel gefrustreerd over de gang van zaken: waarom doen politici mensen dit aan? Dat zat mij heel hoog, maar het is ondertussen wel wat weggeëbd. Ik ben daarover van mening veranderd.
Niet in de politiek: wat wilt u na uw studie dan wel gaan doen?
Bachrouri: Ik heb voorlopig geen idee. Dat hoeft gelukkig ook nog helemaal niet. Ik ben vooral op zoek, en ik weet voorlopig niet eens waarnaar ik op zoek ben. (lacht)
Amir Bachrouri, Doe maar niet, Borgerhoff & Lamberigts, 192 blz., 22,99 euro.
Op 4 december is er een presentatie in de Roma in Antwerpen met gasten als Paul Scheffer en Saskia De Coster.
Amir Bachrouri
2002: Geboren in Rotterdam.
2015: Begint als vrijwilliger in Den Eglantier, een jeugdcentrum in Berchem.
2021: Verkozen tot voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad, een adviesraad die de belangen van kinderen en jongeren verdedigt.
2021: Begint een opleiding rechten aan de Universiteit Antwerpen.
2022: Wordt columnist voor Knack.