Steven Ronsijn
‘Als alle scholen moeten blijven inzetten op alle talenten, dan leveren we binnenkort geen enkel talent meer af’
Directeur Steven Ronsijn plaatst een aantal kanttekeningen bij het voorstel om een schakeljaar in te voeren om de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs vlotter te doen verlopen. ‘Een zevende jaar mag niet standaard nodig worden.’
Minister van Onderwijs Ben Weyts vat het plan op om een zevende jaar, een schakeljaar, in te voeren om de overgang van het (algemeen) secundair onderwijs (aso) naar het hoger onderwijs vlotter te doen verlopen. De snelle bijval van het hoger onderwijs doet vermoeden dat het probleem van de kwaliteit en het niveau van ons algemeen secundair onderwijs groter is dan eerder gedacht. Het siert onze nieuwe minister van Onderwijs in elk geval dat hij meteen actie onderneemt, wetende dat hijzelf nog op het succes ervan zal afgerekend worden in de eigen legislatuur.
Als alle scholen moeten blijven inzetten op alle talenten, dan leveren we binnenkort geen enkel talent meer af.
De organisatie van het secundair onderwijs kost handenvol geld. Mogen we er ons bij neerleggen dat in het aso, met finaliteit doorstroming, leerlingen een schakeljaar nodig hebben om fatsoenlijk voorbereid te zijn op een succesvolle studie in het hoger onderwijs?
Herwaardeer aso opdat de finaliteit doorstroming naar hoger onderwijs mogelijk zou blijven
De nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs zijn ambitieus, en meteen dook de vraag op: zijn die eindtermen ook haalbaar? De toon was gezet. De modernisering van de eerste graad van het secundair onderwijs zet de drie leidende principes (verkennen, remediëren en verdiepen) op gelijke hoogte. De klemtoon kwam bedoeld of onbedoeld te liggen op verkennen en veel minder op verdiepen. Bovendien geldt remediëren in hoofde van velen als een onvoorwaardelijk recht voor leerlingen en een oneindige plicht voor scholen. Op vele aso-scholen zijn vooral de remediëringsactiviteiten explosief toegenomen. Een dag telt echter – niet enkel spreekwoordelijk – slechts 24 uren.
Een leerstoornis, een ongunstige thuissituatie, taalachterstand, een ongrijpbaar gebrek aan motivatie, een handicap, minder scherp abstractievermogen, een gebrek aan interesse voor abstracte vakken enzovoort, noem een maatschappelijk probleem en reken er maar op dat wij in het aso er relatief goed in slagen om de leerling over de drempel te helpen. Dat doen vele aso-scholen zelfs zonder gok-middelen (gok = gelijke onderwijskansen), zonder bijzondere middelen vanuit de scholengemeenschap, zonder lesuren met een verhoogde coëfficiënt enzovoort. Maar als het de bedoeling blijft om ook aso-leerkrachten te blijven aantrekken die sterk zijn in verdiepende leerstof en als het de bedoeling blijft dat aso een vlotte doorstroming naar het hoger onderwijs biedt, dan zal er opnieuw een correcte verhouding moeten komen tussen verkennen, remediëren en verdiepen.
Over inspecties en pedagogische begeleidingsdiensten
Hoe komt het dat leerkrachten die ooit zo goed waren, niet meer durven te excelleren tijdens de lessen? Waarom geven aso-leerkrachten na de lesuren verdiepingslessen biologie, chemie en wiskunde aan leerlingen die nochtans bewust de studierichting wetenschappen-wiskunde hebben gekozen om zich voor te bereiden op een opleiding hoger onderwijs die er alleen maar het logische vervolg van is? Is het normaal dat bij ons op school tientallen leerlingen van het zesde jaar op woensdag na de lessen vrijwillig komen opdagen voor een uur verdieping Franse spraakkunst?
Is het normaal dat leerlingen op maandag, en alweer na de lessen, toegang krijgen tot Franse literatuur en verdieping spreekvaardigheid tijdens een uurtje ‘français plus‘? Nochtans volgen die leerlingen een studierichting met een component sterke talen om zich voor te bereiden op een talenstudie in het hoger onderwijs.
Durven we de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten vragen welke leeractiviteiten zij de voorbije jaren prioritair hebben gemaakt in de ogen van de leerkrachten en waarom ze de verdiepende leeractiviteiten nodig voor een succesvolle carrière in het hoger onderwijs buiten het formele onderwijs hebben geduwd?
Oriëntering en het nut van studierichtingen
De modernisering van het secundair onderwijs beloofde een vereenvoudiging te worden, een rationalisering van het aantal studierichtingen en studiekeuzes. In werkelijkheid is de instroom en de studieloopbaan in het aso voor velen chaos geworden. Ouders, leerlingen, onderwijzers, centra voor leerlingenbegeleiding, niemand weet nog wat te verwachten na het lager onderwijs. De vele blanco baso-fiches spreken boekdelen – met baso-fiches geven onderwijzers relevante achtergrondinformatie en studieadvies door aan hun collega’s van het secundair – vroeger gebeurde dat met veel zorg. In de regio Gent stellen we vast dat de eerste leerjaren van scholen met een technische bovenbouw leeglopen. Het lijkt wel of de overheid een eigen watervalsysteem heeft gecreëerd. Is het dan zo verwonderlijk dat veel te veel tijd gaat naar de (her)oriëntering van leerlingen en veel te weinig naar essentiële voorbereiding op het hoger onderwijs?
Waarom hebben we steeds meer moeite met en steeds minder vertrouwen in een door testresultaten stevig onderbouwd studieadvies bij de start van elke graad? We hebben dringend behoefte aan systematische, regelmatige en volstrekt betrouwbare gestandaardiseerde tests. Als we elk kind zo objectief mogelijk zoveel mogelijk kansen willen bieden, dan moeten we alle mogelijke – en vooral ook technologische – middelen inzetten.
Hoe komt het daarenboven dat nog altijd zo weinig scholen het effect van studieadvies objectief meten en het beleid daarop afstemmen? Laten we proberen om onze leerlingen weer realistisch en correct te oriënteren.
Tot slot: Begrijp me niet verkeerd: leerlingen moeten zich maximaal kunnen ontplooien en daar ligt een taak voor àlle scholen, bso, tso, kso en aso. Laten we ook het schitterende buitengewoon onderwijs in Vlaanderen niet vergeten. Sommige scholen zijn een domeinschool geworden, andere een campusschool. Sommige bereiden voor op het hoger onderwijs, andere op arbeidsmarkt en nog andere op de twee.
Op élke school in Vlaanderen hebben leerkrachten en directies beslist het beste voor met hun leerlingen. Ze gaan op zoek naar hun talenten en proberen die te ontwikkelen en te versterken. Geen enkel onderwijstype en geen enkele finaliteit is dus beter dan de andere. Leerlingen blijven echter mensen, elk met haar en zijn eigen talenten.
Het is daarom van het grootste belang dat scholen per type doen waar ze goed in zijn: nagaan op welke leerlingen hun onderwijsactiviteiten van toepassing zijn en de ontluikende talenten vervolgens maximaal ontwikkelen. Scholen mogen hun doelpubliek niet mislopen of verzuimen hun leerlingen het onderwijs te bieden waar ze recht op hebben – een zevende jaar mag niet standaard nodig worden. Als alle scholen moeten blijven inzetten op alle talenten, dan leveren we binnenkort geen enkel talent meer af.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier