Alain Remue en Ine Van Wymersch: ‘Ik heb van Alain geleerd nooit in tunnelvisie te gaan’

© Carmen De Vos

Hij is een van de bekendste politieagenten van het land, zij sinds een jaar de nationale drugscommissaris. Ooit was ze zijn stagiaire. Intussen zijn Alain Remue en Ine Van Wymersch goede vrienden die gepassioneerd zijn door hun beroep en door de koers.

In het doolhof van het gebouw van de gerechtelijke politie in de Brusselse Koningsstraat baant Ine Van Wymersch (43) zich gezwind een weg naar het lokaal van de Cel Vermiste Personen. Wat weinigen weten, is dat ze als jonge magistrate in opleiding hier een week stage volgde. ‘Dat was in oktober 2010’, zegt Alain Remue (63) stellig. ‘Die week was er een man vermist geraakt in Geel’, herinnert Van Wymersch zich. ‘Op zaterdag hebben we nog een grote zoekactie gedaan.’

‘Ine viel me mede daardoor meteen op’, zegt Remue. ‘Voor veel stagiairs is zo’n week meelopen met ons een verplicht nummertje. Vrijdagnamiddag vertrekken ze en is de kous af. Maar Ine stond er die zaterdag wél. Toen had ik al door: die is uit het juiste hout gesneden. Eigenlijk is Ine driekwart flik.’ (lacht)

Komt u uit een politiefamilie?

Ine Van Wymersch: Mijn vader was korpschef in de politiezone Brussel. Niet dat ik als jong kind daar veel van meekreeg, maar het had wel consequenties. Als mijn vader van wacht was en we gingen met het gezin naar de film, reden we altijd met twee auto’s, want papa kon midden in de film opgebiept worden. Onbewust zal het wel een rol gespeeld hebben in mijn carrièrekeuze. Bij ons thuis hadden politie en justitie een positieve connotatie. Dat is iets anders dan ouders die voorbij een combi rijden en sakkeren op de ‘flikken’ terwijl hun kinderen op de achterbank zitten. In dat opzicht was dat wel een wereld waar ik bij wilde horen. En dat is ook gebeurd, zij het als magistrate, niet als agente.

De dag dat het leed dat je in onze jobs tegenkomt je niet meer raakt, moet je je ernstige vragen stellen.

Ine Van Wymersch

Hoe ging het bij u, meneer Remue?

Alain Remue: Helemaal anders. Mijn vader werkte als chauffeur bij Openbare Werken. Ik mocht als kind veel mee met hem. Ik vond dat fantastisch: al die bulldozers en kranen. Dat wilde ik dus gaan doen: ingenieur worden en bruggen bouwen. Maar ik was niet sterk genoeg in wiskunde, dus moest ik op zoek naar iets anders. Ik zat in die tijd bij de scouts – mijn totem was Behoedzame Eekhoorn – en daarin zaten ook twee rijkswachters. Die vertelden interessante verhalen over hun beroep. En op een dag zag ik in het krantje van Touring Wegenhulp een advertentie om bij de rijkswacht te werken. Ik vulde een bon in en kreeg kort daarna een blauwe envelop met een grote granaat erop. Daarin zat een brochure met alle informatie over de rijkswacht. Ik was meteen overtuigd en ben begonnen op 27 september 1978: eerst een jaar basisopleiding en daarna nog twee jaar studie om middenkader te worden. Ik heb eerst een tijdje lesgegeven op de rijkswachtschool en kwam daarna bij de BOB (Bewakings- en opsporingsbrigade, nvdr) terecht. Ik heb daar nog op drugszaken gewerkt in de bekende discotheken van begin jaren negentig.

En toen werd u plots het hoofd van de Cel Vermiste Personen?

Remue: Ik was in de zomer van 1995 net afgestudeerd als officier toen eerst Julie en Mélissa en daarna An en Eefje verdwenen. De druk op de politiek om iets te doen was groot. Op verzoek van toenmalig minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) is toen beslist om binnen de rijkswacht de Cel op te richten. ‘Dat is misschien iets voor u, Alain’, zei de majoor. Ik was welgeteld een week adjunct-officier in de afdeling Opsporingen en had nog nooit een onderzoek naar een vermiste persoon gedaan. Maar ik heb toch ‘ja’ gezegd. We zijn met z’n vijven begonnen. Een jaar later barstte de zaak-Dutroux los. De rest is geschiedenis.’

Jullie zijn na die stage contact blijven houden?

Van Wymersch: Inderdaad. Professioneel was er veel contact omdat ik een tijd referentiemagistraat voor verdwijningen was. Ik ging dan bijna altijd op het terrein – ik wilde de situatie met mijn eigen ogen zien om betere inschattingen te kunnen maken – en kwam dan natuurlijk Alain tegen. We hebben toen bizarre dingen meegemaakt. Zoals in dat Brusselse rusthuis.

© Carmen De Vos

Remue: Ja! Ze waren daar een bewoner kwijt maar hadden ons pas uren later gebeld. Dat maken we wel vaker mee: de schaamte om toe te geven dat er een probleem is, want dan komt het in de krant en is het slecht voor de reputatie van de instelling. Terwijl de eerste uren uiteraard cruciaal zijn.

Van Wymersch: In ieder geval, de Cel en ik gaan ter plaatse, en dan word je geconfronteerd met allerlei praktische problemen. Zoals: de man met de plattegrond van het gebouw is al naar huis, zijn bureau is op slot en hij heeft geen gsm.

Remue: Uren hebben we de omgeving uitgekamd. Weet je waar de vermiste uiteindelijk zat? Letterlijk boven ons hoofd! Op het dak boven het lokaal in het rusthuis waar we overlegden. Dat hij zijn nek niet gebroken heeft… En hoe hebben we hem gevonden? Door een helikopter in te zetten. Ik gebruik dat voorbeeld nog altijd in mijn opleidingen: sluit nooit een scenario uit. Zoals een hoogbejaarde die slecht te been is maar toch op het dak zit. Of een ander voorbeeld: nog een oude man die verdwenen was. ‘Die kan nooit ver weg zijn, want hij wandelt niet, hij schuifelt’, zeiden ze ons. Wat ze niet opgemerkt hadden, was dat er ook een fiets verdwenen was. We hebben hem veertig kilometer verder gevonden.

Van Wymersch: Dat heb ik van Alain wel geleerd: nooit in tunnelvisie gaan, alle opties openhouden.

Remue: Ik herinner me de zaak van de kleine Jansien in 2004, een meisje van twee dat verdwenen was. Die moeder heeft ons urenlang geholpen bij de zoektocht. De volgende ochtend vinden we Jansien in een vuilniszak. De moeder had haar gewurgd. Dan denk je: een paar uur geleden zat ze nog mee met ons aan tafel om te helpen, dit kan toch niet? Een psychiater heeft me later uitgelegd dat dat een vorm van cognitieve dissociatie geweest kan zijn.

Mijn laatste werkdag? Ik neem mijn doos, kijk nog eens rond, doe het licht uit, pink een traan weg, en that’s it.

Alain Remue

Jullie worden vaak met gruwel geconfronteerd. Wat doet dat met jullie?

Remue: Ik heb altijd relatief makkelijk de knop kunnen omdraaien als een zaak opgelost is. Ik merk wel dat het met ouder worden moeilijker is om niet emotioneel te worden.

Van Wymersch: Dat lijkt me logisch. Een steen die heel lang in het water ligt, wordt dunner en brozer, niet dikker. En de dag dat het leed dat je in onze jobs tegenkomt je niet meer raakt, moet je je ernstige vragen stellen.

Uiteindelijk is uit jullie professionele contacten een stevige vriendschap gegroeid.

Van Wymersch: Het heeft altijd goed geklikt tussen ons. En we zijn allebei mensen van het terrein. Dat schept een band die op termijn vriendschappelijk is geworden. Ook al omdat we een gemeenschappelijke vriend hadden naar wie we allebei enorm opkeken en die de lijm tussen ons vormde.

Remue: Peter De Waele (pedofiliespeurder en woordvoerder van de federale politie, nvdr). We hebben die allebei wreed graag gezien en doen dat nog altijd. Toen Peter terminaal was, hebben we vaak momenten gecreëerd waarbij we met z’n drieën een flesje champagne kraakten. Op zijn begrafenis in 2022 hebben Ine en ik ook gespeecht. Niet apart, maar samen.

Van Wymersch: We hebben die speech hier, in het lokaal van de Cel, geschreven.

Remue: We hebben ook gemeenschappelijke hobby’s. Wat weinigen misschien weten, is dat Ine net als ik een grote koersliefhebber is.

Van Wymersch: Absoluut. Als kind ging ik al naar de veldrit in Overijse, waar ik ben opgegroeid. Roland Liboton en Danny De Bie!

Remue: En ik doe als hobby enkele grote koersen als ‘bordjesman’ op de motor, waarbij ik de tijdsverschillen aan de renners doorgeef. Over wielrennen kunnen we ook wel gepassioneerd praten. Het is niet allemáál werk.

© Carmen De Vos

Mevrouw Van Wymersch is sinds kort nationaal drugscommissaris. Dat betekent dat ze in het vizier kan komen van uiterst gewelddadige bendes. Bent u dan als vriend niet ongerust?

Remue: Voor ze haar beslissing nam, heeft ze een paar mensen om advies gevraagd. Een van hen was ik, tijdens een etentje. Mijn eerste reactie was: je bent zot! Maar dan praat je er verder over en na een kwartier dacht ik: ze moet dat doen. Haar bevlogenheid had me overtuigd.

Van Wymersch: Het was een ingrijpende beslissing, niet alleen voor mezelf, maar ook voor mijn gezin. Uiteraard praat je er eerst met je partner over. Maar ik vond de mening van iemand als Alain ook belangrijk, omdat hij de impact van de job kan inschatten. En die bezorgdheid bij hem is oprecht en niet om me klein te houden.

Meneer Remue werkt al 28 jaar bij de Cel, u hebt al heel wat watertjes doorzwommen. Bent u minder honkvast?

Van Wymersch: Ik ben nooit gevlucht voor honkvastheid of iets anders. Ik heb gewoon verschillende treinen zien passeren en heb de kans gekregen om er telkens op te stappen, en heb dat altijd met veel plezier ook gedaan. Neem nu het nationaal drugscommissariaat: dat is dé uitdaging van het moment. Dan vind ik het een hele eer dat ik daarvoor gevraagd word. En ik ben ook een winnaar. We gaan het hele drugsprobleem niet oplossen, dat weet ik ook wel. Maar we gaan wel een deel van de oplossing zijn. Daar ben ik van overtuigd.

Remue: Die trein is een mooi beeld. Bij mij is die gepasseerd in 1995. Ik ben er ook enthousiast op gestapt. Maar in 1996, in volle Dutroux-crisis, dacht ik weleens: was dat nu de beste keuze, had ik niet beter een andere trein genomen? Maar dat gevoel is snel voorbijgegaan. Het werk dat we hier doen geeft zeer veel voldoening en is uitermate afwisselend. Je weet nooit wat de week brengt.

Maar uw pensioen wenkt wel stilaan.

Remue: Ik ben van plan het nog een jaar of twee te doen. Dan bestaat de Cel ook dertig jaar: een mooi moment om ermee op te houden.

© Carmen De Vos

Zult u het werk wel kunnen loslaten?

Van Wymersch: Dat wordt problematisch, dat weet Alain. (lacht)

Remue: Daar ben ik eigenlijk niet zo zeker van, Ine. Vroeger dacht ik inderdaad dat ik dit werk nooit zou kunnen missen. Nu denk ik van wel. Fysiek laat het zich intussen ook soms voelen: het zijn vaak lange dagen. En alle systemen veranderen ook constant. Ik word daar zot van. Het ene systeem dient om een pv te maken, het andere voor iets anders. En als ze dan allemaal nog vlot zouden werken. Dan denk ik: Remue, het moet niet te lang meer duren. Maar ik ga niet klagen: ik heb het voorrecht gehad om iets fantastisch te mogen doen. Ik ben ook nooit een dag tegen mijn zin gaan werken, ondanks de ellende waar ik soms mee geconfronteerd werd. Ik heb de zwartste kant van de maatschappij gezien, maar ook de edelste. Het is onwaarschijnlijk hoe sterk ouders van vermiste kinderen zijn. Het zal na mijn pensioen weleens kriebelen als er een mogelijke doorbraak is in een zaak uit ‘mijn tijd’, maar ik ga me toch bedwingen om niet naar de gsm te grijpen.

Van Wymersch: We weten allebei dat je toch wat gaat rondbellen om te weten te komen wat er aan de hand is. (lacht)

Remue: Dat wel, ja. Maar ik ga niet de schoonvader spelen en hier af en toe nog binnenvallen met goede raad. Als ik met pensioen ga, trek ik de deur definitief dicht. Mij zien ze hier dan niet meer terug. Let wel: die laatste dag ga ik mijn ogen uithuilen, hè. Daarom wil ik hier helemaal alleen vertrekken. Geen gedoe, geen collega’s om mij heen. Ik neem mijn doos, kijk nog één keer rond, doe het licht uit, pink een traan weg, en that’s it.

Bio Ine Van Wymersch
Geboren in 1980
Studeerde rechten aan de KU Leuven
Werkte bij het Brusselse parket als jeugdmagistraat en woordvoerder
Werd in 2019 procureur des Konings van Halle-Vilvoorde
Sinds 2023 nationaal drugscommissaris

Bio Alain Remue
Geboren in 1960
In 1995 medeoprichter van de Cel Vermiste Personen
Sinds 2018 Commandeur in de Orde van het Belgische Kruis
Doet dienst als ‘bordjesman’ op de motor tijdens wielerkoersen
Vader van twee kinderen, een zoon en een dochter

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content