Academische intimidatie: ‘Het is geen toeval dat je zo weinig vrouwelijke professoren in De Afspraak ziet’

Bij academische intimidatie denken we al snel aan de doodsbedreigingen die viroloog Marc Van Ranst kreeg. Maar er zijn veel meer vormen. © ID
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Medewerkers van Vlaamse universiteiten krijgen opvallend vaak met allerlei vormen van academische intimidatie te maken, zo blijkt uit nieuw onderzoek.

Van toxische leidinggevenden en manipulatieve collega’s tot dure advocaten en trollenlegers. Bijna de helft van de Vlaamse academici werd ooit al geïntimideerd. 15 procent maakt dat in zijn carrière meermaals of zelfs frequent mee. Dat blijkt uit onderzoek van socioloog Pieter-Paul Verhaeghe (VUB), waaraan 2488 academici van de VUB, Universiteit Gent, KU Leuven, Universiteit Antwerpen en Universiteit Hasselt deelnamen.

‘Bij academische intimidatie denken we al snel aan heel erge gevallen, zoals viroloog Marc Van Ranst die tijdens de pandemie doodsbedreigingen kreeg’, zegt Verhaeghe. ‘Maar het probleem is veel breder. Onder de oppervlakte komen heel verschillende vormen van academische intimidatie voor. Dat is op zich niet nieuw, maar er zijn wel een paar recente tendensen die het fenomeen versterken: sociale media vergemakkelijken anonieme aanvallen, de politieke polarisatie neemt in de hele samenleving toe en het vertrouwen in de wetenschap daalt.’

Seksueel geweld

In 20 tot 30 procent van de gevallen gaat het om provocerende en beledigende berichten, of aanvallen op iemands academische geloofwaardigheid tegenover zijn leidinggevende of geldschieters. ‘Er is niets mis mee dat academici kritiek krijgen’, zegt Verhaeghe. ‘Maar dan moet het wel over de inhoud van hun werk gaan en niet over hun persoon. Dat is net het probleem: berichten die academici als intimiderend ervaren, hebben meestal geen betrekking op hun onderzoek maar bijvoorbeeld wel op hun overtuiging, geslacht of achtergrond.’

Een kleinere groep academici heeft al heel ernstige vormen van intimidatie meegemaakt. Ze werden publiekelijk in diskrediet gebracht, hun ontslag werd geëist of ze kregen ongevraagd (seksueel getinte) berichten. 6 procent werd zelfs al eens gechanteerd of kreeg te horen dat er een rechtszaak tegen hen zou worden aangespannen. ‘Dat heb ik zelf ook meegemaakt naar aanleiding van mijn onderzoek naar de ontwikkeling van Airbnb in Brussel’, zegt Verhaeghe. ‘Ik kreeg een heel assertieve Franse advocaat aan de lijn die met juridische stappen dreigde. Zijn dreigementen waren ongegrond, maar ik was daar toch even niet goed van.’ Ten slotte werd 3 procent van de ondervraagde academici al met fysiek geweld bedreigd en 1 procent met seksueel geweld.

Omdat maar een heel beperkt groepje professor kan worden, gaan sommigen heel ver om hun concurrenten onderuit te halen.

Pieter-Paul Verhaeghe (VUB)

Niet alle werknemers van Vlaamse universiteiten lopen evenveel risico om het slachtoffer te worden. Vrouwen en academici met een andere etnische achtergrond maken het vaker mee. Opvallend is dat liefst 62 procent van het academisch personeel met een handicap of chronische ziekte al academische intimidatie heeft ondergaan. Doorgaans gaat het om ernstige feiten. ‘Die relatief kleine groep krijgt het heel zwaar te verduren’, legt Verhaeghe uit. ‘Daar zou het welzijnsbeleid van de universiteiten veel meer aandacht voor moeten hebben.’

Preventieve zelfcensuur

In grote lijnen zijn er drie categorieën van daders: andere academici, organisaties of individuen van buiten de universiteit en in mindere mate studenten. Intimidatie op de campus gebeurt zeker niet altijd door leidinggevenden. ‘Dat komt wel degelijk voor, maar ook collega’s maken zich er schuldig aan’, zegt Verhaeghe. ‘Dat hangt voor een groot stuk samen met de grote onderlinge competitie in de academische wereld. Doordat maar een heel beperkt groepje postdoctoraal onderzoeker of professor kan worden, gaan sommigen behoorlijk ver om hun concurrenten onderuit te halen.’

Academici worden ook geregeld van buitenaf onder vuur genomen door organisaties, politieke partijen of publieke figuren. Soms is dat een politicus of opiniemaker die de geloofwaardigheid van een onderzoeker in de media probeert onderuit te halen, een andere keer zetten trollenlegers de aanval in op sociale media. ‘De jongerenafdeling van het Vlaams Belang heeft bijvoorbeeld de adressen en telefoonnummers van professoren die zij te links vinden online gezet’, zegt Verhaeghe. ‘Maar ook in de debatten rond internationale conflicten worden sommige academici geviseerd, denk aan de oorlog in Gaza en Oekraïne, of het autoritaire regime in Iran.’

Al die vormen van intimidatie hebben grote gevolgen, zowel voor de academische vrijheid aan de universiteiten en de communicatie over wetenschappelijk onderzoek als voor het welzijn van academici. ‘Wie intimidatie van buitenaf heeft meegemaakt, wordt soms heel terughoudend om nog publiekelijk zijn mening te geven of over zijn onderzoek te communiceren’, weet Verhaeghe. ‘Sommigen geven geen interviews meer, blijven weg van sociale media of aarzelen om bepaalde dingen nog te onderzoeken. Die preventieve zelfcensuur is funest voor de wetenschap én voor het welbevinden van de academicus. Er zijn zelfs mensen, vooral jonge onderzoekers, die uiteindelijk de universiteit verlaten.’

Vooral academisch personeel met een handicap krijgt het zwaar te verduren.
Vooral academisch personeel met een handicap krijgt het zwaar te verduren. © Roularta Media Group / Illustratie gemaakt door AI (Midjourney ®)

Bystander training

Dat zogenaamde chilling effect treft vrouwen meer dan mannen. Zij worden niet alleen vaker aan academische intimidatie blootgesteld, ze krijgen ook sneller seksueel getinte berichten, of verwijten waarbij naar hun geslacht wordt verwezen. Daardoor doen ze meer aan zelfcensuur dan mannen. ‘Het is dus geen toeval dat je in De Afspraak, Terzake of de schrijvende pers veel minder vrouwelijke academici ziet’, zegt Verhaeghe. ‘Die vrouwelijke ondervertegenwoordiging komt voor een stuk door de vrees voor academische intimidatie.’

Volgens Verhaeghe moeten universiteiten academische intimidatie meer als een collectieve verantwoordelijkheid beschouwen. ‘Meestal is er sprake van een machtsoverwicht: een doctoraatstudent wordt geïntimideerd door zijn promotor of een professor wordt door een hele groep anonieme trollen aangevallen. Slachtoffers moeten klaar en duidelijk de boodschap krijgen dat ze er niet alleen voor staan’, zegt hij. ‘Als je op X zwaar wordt aangevallen, dan zou de universiteit je automatisch moeten helpen om daarop te reageren en de berichten eventueel te laten verdwijnen. En als een organisatie je privéadres of foto’s van je gezin verspreidt, moet er meteen een klacht worden ingediend bij de politie. Het zou goed zijn als universiteiten daar duidelijke richtlijnen voor opstellen.’

Ook de faculteit en de vakgroep van de betrokken academicus en zijn naaste collega’s hebben een belangrijke rol te spelen. Zeker als de intimidatie op de werkvloer plaatsvindt. ‘Als we zien dat een collega wordt geïntimideerd, moeten we zelf sneller ingrijpen, het slachtoffer ondersteunen en de dader ter verantwoording roepen’, zegt Verhaeghe. ‘Ik stel voor om de bystander training, die nu al wordt gebruikt om seksisme en racisme te bestrijden, uit te breiden naar alle vormen van intimidatie.’

Academische zelfhygiëne

Volgens Verhaeghe zou het ook helpen als de Vlaamse overheid iets zou doen aan de onderfinanciering van de Vlaamse universiteiten. Dan zou er meer geld zijn voor personeel, waardoor de onderlinge competitie vanzelf kleiner wordt. ‘Uit buitenlands onderzoek blijkt dat academici die als hoofddocent zijn aangesteld veel beter bestand zijn tegen ongeoorloofde druk van collega’s of van de buitenwereld’, legt Verhaeghe uit. ‘Logisch, want dan hoef je niet meer voor je job te vrezen. Maar aan onze universiteiten moet je al snel vijftien jaar wachten op een vaste betrekking. Die jobonzekerheid maakt je tot een gemakkelijk slachtoffer.’

Ook de academici moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. ‘Sommigen werken intimidatie van buitenaf zelf een beetje in de hand’, vindt Verhaeghe. ‘Vaak is het helemaal niet duidelijk of wat ze in kranten, op televisie of op sociale media beweren gebaseerd is op hun wetenschappelijk werk. Dat maakt hen heel kwetsbaar voor allerlei aanvallen. Daarom pleit ik voor meer academische zelfhygiëne. Academici moeten duidelijk maken wanneer ze als wetenschapper spreken en wanneer als geëngageerde burger.’

Wie werd al minstens één keer geïntimideerd?

51% van de vrouwelijke academici

39,5% van de mannelijke academici

62% van de academici met een handicap of chronische ziekte

57% van de academici met extreemlinkse of extreemrechtse sympathieën

Door wie zijn academici al minstens één keer geïntimideerd?

24% door een collega

9% door een individu of organisatie van buiten de universiteit

5% door een student

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content