Hoe vermijd je de valstrik van de geldillusie en 6 andere vragen over de renteschok
We staan er niet bij stil, maar we beleven een ongeziene renteschok: het is zeer lang geleden dat de rente in zo’n korte tijd zo sterk steeg. Dat raakt de samenleving tot in haar diepste vezels. Vandaag, maar zeker straks.
De financieel-economische wereld is het voorbije anderhalf jaar wezenlijk veranderd. Decennialang daalde de rente, waarna ze enige tijd op een historisch laag niveau bleef hangen. Maar sinds begin 2022 stijgt ze. Meer nog: het is misschien wel een halve eeuw geleden dat ze nog zo snel steeg. En de rente, dat weten we allemaal, is wat de bank u geeft voor uw spaargeld of wat u neertelt om geld te lenen. Ze bepaalt met andere woorden hoe duur geld is. De gevolgen van die stijging, zeg gerust renteschok, merkt u vandaag al, maar de komende jaren zult u ze pas echt voelen. Alles wat u wilde weten over deze tikkende tijdbom, uitgelegd in zeven stappen, van renteschok tot geldillusie.
1. Wie bepaalt de rente?
De rente wordt bepaald door de centrale banken, die het alleenrecht hebben op het uitgeven van geld. Voor de eurolanden is dat de Europese Centrale Bank (ECB). De doelstelling van de ECB is om de inflatie, de algemene stijging van de prijzen, op middellange termijn op 2 procent te houden. Dat zou het gunstigst zijn voor de economische groei en de werkgelegenheid.
Als de inflatie sterk stijgt, kan de ECB ze terugdringen door met de rente te spelen. Verhoogt ze, dan wordt geld lenen duurder en levert sparen meer op, zodat gezinnen en bedrijven minder consumeren en investeren en meer sparen. Daardoor zullen de prijzen en ook de inflatie dalen. De rente werkt dus als het gas- en het rempedaal van de economie.
België zal dit jaar 1,65 miljard euro extra uitgeven aan rentekosten.
2. Waarom steeg de rente?
De inflatie lag in de eurozone lange tijd rond de 2 procent of wat lager. Maar toen de economie na de coronacrisis zeer snel aantrok, kon het aanbod de vraag niet volgen. Wereldwijd ontstond er een tekort aan energie, grondstoffen, microchips enzovoort. Daardoor kregen we eind 2021 te maken met een tekorteconomie: heel wat producten waren niet voorradig, de leveringstermijnen liepen op. Veel vraag en weinig aanbod zorgen voor een stijging van de prijzen en dus van de inflatie.
Daar kwam in februari 2022 nog de inval van Rusland in Oekraïne bovenop. De energieprijzen swingden de pan uit en dat sijpelde door in de hele economie. Als gevolg daarvan steeg de inflatie fors. In België land piekte ze in oktober 2022 zelfs op 13 procent: het leven was toen dus 13 procent duurder dan een jaar eerder. Dat was wel erg ver verwijderd van het streefdoel van 2 procent inflatie. De ECB kwam in actie. Om de vraag naar goedkoop geld af te remmen, verhoogde ze in de zomer van 2022 voor het eerst in elf jaar de rente.
3. Hoe snel steeg de rente?
De ECB kwam volgens sommigen wat laat in actie, maar in elk geval dreef ze de rente snel op. In juli 2022 bedroeg die nog 0 procent, vandaag is dat 3,75 procent. De Amerikaanse, Britse en andere centrale banken verhoogden ze op een soortgelijke agressieve manier. De langetermijnrente, de vergoeding die België moet betalen om geld te lenen over een periode van tien jaar, was eerder al fors gestegen. Eind 2021, begin 2022 bedroeg de rente op een Belgische staatsobligatie op tien jaar 0 procent. Tegenwoordig is dat meer dan 3 procent.
Enkele nuances zijn op hun plaats. De rente was tot vóór 2022 historisch laag. Een tijdlang was er zelfs sprake van negatieve rente: banken hadden het liefst een vergoeding gevraagd toen u geld op een spaarboekje plaatste (maar dat mogen ze wettelijk niet) en u kon bijna gratis geld lenen. Daarnaast is de huidige rente van 3 procent historisch gezien ook weer niet zó hoog. Zo bedroeg in 1994 de rente op een Belgische staatsobligatie op 10 jaar meer dan 8 procent, in 2011 bijna 5 procent. Maar toen was het ook alle hens aan dek, want de hoge rente weerspiegelde het wankele vertrouwen in de Belgische economie.
4. Zal de rente nog stijgen?
Moeilijk te zeggen. Wellicht zal de ECB ze in september nog wat optrekken, maar er wordt niet verwacht dat ze veel hoger dan 4 procent zal gaan. De inflatie neemt af, en als de rente te fors wordt opgetrokken, wordt de economische groei te zeer gefnuikt. Dat zou kunnen leiden tot bedrijfssluitingen en meer werkloosheid. Dat wil niemand.
De Europese economie vertraagt trouwens nu al sterk. En als de ECB de rente optrekt tot 4 procent dreigt de groei van het bruto binnenlands product (bbp, de waarde van alle goederen en diensten die we in één jaar tijd produceren) volgens economische bollebozen de komende twee jaar met 4 procent te dalen. De rente op de staatsobligatie op 10 jaar stijgt ook niet meer echt en ligt sinds eind vorig jaar rond de 3,20 procent. Misschien is het plafond wel bereikt.
Het is niet omdat u meer rente ontvangt dat uw spaargeld ook echt iets oplevert. Integendeel.
5. Wat zijn de gevolgen voor u? (En wat is de geldillusie?)
De hoge rente zorgt ervoor dat u meer rente moet betalen als u leent. Twee jaar geleden kon u nog een hypotheeklening over 20 jaar afsluiten tegen een rente van minder dan 1,5 procent, nu is dat een stuk boven de 3 procent. Dat scheelt. Stel dat u 200.000 euro leent over 20 jaar tegen 1,5 procent, dan betaalt u maandelijks 964 euro af. Tegen 3,5 procent wordt dat 1154 euro. Dat is 190 euro meer per maand, of een extra uitgave van 2280 euro per jaar. Als u maandelijks evenveel wilt afbetalen, kunt u dus minder lenen. Het effect op de vastgoedmarkt is nu al merkbaar: het aantal vastgoedtransacties zakt wat en de woningprijzen stijgen niet meer zo fel.
Als u spaart, krijgt u meer rente op uw spaargeld. Lange tijd boden de banken op een spaarboekje niet meer dan de wettelijke minimumrente van 0,11 procent, nu is dat bij de grootbanken 1 à 1,5 procent en bij sommige prijsbrekers zo’n 2,5 procent. De spaarrente is dus al gestegen, maar nog te weinig in vergelijking met de verhogingen van de ECB, zo vinden velen. Om de banken ertoe te bewegen de rente meer op te trekken, lanceerde minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) de staatsbon met een nettorente van 2,81 procent. Enkele kleinere banken reageerden al door meer rente te bieden. Maar let op: het is niet omdat u meer rente ontvangt dat uw spaargeld ook echt iets oplevert. Dat is de zogenaamde ‘geldillusie’ (zie kader onderaan dit artikel).
(Lees verder onder de preview)
6. Wat zijn de gevolgen voor de bedrijven?
Heel wat bedrijven hebben de voorbije jaren geprofiteerd van de uiterst lage rente om goedkope leningen met lange looptijden aan te gaan. Maar niet alle bedrijven zijn even vooruitziend geweest. En vroeg of laat zullen ook vooruitziende bedrijven nieuwe leningen moeten aangaan tegen hogere rentes. Dat kan wegen op hun investeringen. In het beste geval is er dus sprake van een vertraagd effect.
Bovendien lijden sommige sectoren meer onder de rentestijgingen dan andere. Vastgoedbedrijven hebben het moeilijk. Door het effect van de duurdere hypotheekleningen, maar ook omdat ze meestal veel schulden hebben. Dan is een snel stijgende rente een pijnlijke zaak.
Andere sectoren spinnen er dan weer garen bij. De banken, bijvoorbeeld. Zij krijgen zelf een hoge rente voor het geld dat ze bij de ECB op een soort zichtrekening plaatsen, maar geven er weinig wanneer u uw spaargeld op een spaarboekje stort. Volgens econoom Paul de Grauwe levert dat de Belgische banken jaarlijks 9 miljard euro op. Daar hoeven ze niets voor te doen.
Natuurlijk zijn de banken op hun hoede. De stijgende hypotheekrente zou ertoe kunnen leiden dat meer mensen hun lening niet kunnen afbetalen. Een vastgoedcrisis is altijd slecht nieuws voor de banken. En als onze economie – onder meer door de hoge rente – in een recessie terecht zou komen, delen ze natuurlijk in de klappen. Kortom: de negatieve gevolgen van de hoge rente sijpelen na een tijdje door in de financiële sector.
7. Wat zijn de gevolgen voor de Belgische staat?
Voor de Belgische staat is de forse renteverhoging zeer slecht nieuws. Onze staatsschuld bedraagt zo’n 500 miljard euro en daarvoor moet de overheid geregeld geld lenen, meestal via staatsobligaties bij grote institutionele beleggers. Dat wordt ook voor België duurder.
Het Federaal Agentschap van de Schuld, dat erop toeziet dat België geld kan lenen, was vooruitziend. Toen de rente erg laag stond, sloot ze een rist leningen af met een lange looptijd. Tien jaar geleden bedroeg de looptijd van zo’n lening gemiddeld 8 jaar, nu bijna 11 jaar. We kunnen dus nog lang de historisch lage rente genieten. Maar telkens als zo’n lening afloopt, zal België op zoek moeten gaan naar een nieuwe, duurdere lening.
Concreet: begin 2022 bedroeg de gemiddelde rentevoet waartegen de Belgische staat ging lenen 1,30 procent, nu is dat 1,73 procent. Dat lijkt een klein verschil, maar België moet dit jaar ongeveer 51 miljard lenen en dan maakt die 0,43 procentpunt extra wel een groot verschil. En terwijl de rente op staatsobligaties in die periode met meer dan 3 procenten is gestegen (van 0 naar meer dan 3 procent), klom de gemiddelde rentevoet tot nu toe maar met 0,40 procentpunt (van 1,30 naar 1,73 procent). De staat zal de factuur voor de stijgende rente dus met vertraging ontvangen.
België zal elk jaar gemiddeld 0,2 procent van het bbp meer moeten uitgeven aan rentekosten. Alleen al voor 2023 betekent dat een extra uitgave van 1,65 miljard euro. De volgende jaren zal dat leiden tot een jaarlijkse meeruitgave van ongeveer 1,5 miljard euro. Volgens het Planbureau zullen de rentelasten van de overheid de komende vijf jaar verdubbelen tot bijna 18 miljard euro.
Aangezien de Europese Commissie niet wil dat de tekorten nog meer oplopen (integendeel, ze moeten worden afgebouwd), blijven er maar twee opties over: besparen en/of meer inkomsten binnenhalen. Zo komt de rekening uiteindelijk bij de burgers en bedrijven terecht.
(Lees verder onder de preview)
Trap niet in de geldillusie
De voorbije jaren boden banken niet meer dan de wettelijk verplichte minimumrente van 0,11 procent op een spaarboekje. Om de inflatie te counteren, begon de Europese Centrale Bank in de zomer van 2022 de rente op te trekken. De banken verhoogden daarop al snel de rente op de hypotheekleningen, maar het duurde tot oktober 2022 voordat kleine banken zoals CBK de rente op spaarboekjes optrokken. Pas in december verhoogde de eerste grootbank de spaarrente: Belfius gaf toen 0,50 procent. U moest dus lang wachten vooraleer u iets beter werd vergoed voor het geld dat u bij de bank plaatste.
Vandaag geven grootbanken zoals Belfius, KBC, BNP Paribas Fortis en ING 1 tot 1,5 procent op een spaarboekje. Er zijn kleinere banken die, vaak met voorwaarden, iets meer dan 2 procent bieden. Om de banken ertoe te bewegen hun rente nog wat op te trekken, lanceerde minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) vorige week de staatsbon tegen een nettorendement van 2,81 procent. Dat is dus meer dan wat u op een spaarboekje krijgt, maar daar kunt u uw geld wel meteen afhalen. Bij de staatsbon ligt het in principe één jaar vast.
Maar staar u niet blind op die rentes. Uiteindelijk lijdt u toch verlies. Dat heeft alles te maken met de inflatie, de algemene stijging van de prijzen. Stel dat u 1,5 procent spaarrente krijgt en de inflatie bedraagt de voor dit jaar verwachte 4 procent, dan verliest uw spaargeld 2,5 procent aan koopkracht. Zelfs met de staatsbon boet u dan bijna 1,2 procent aan koopkracht in. Als u 100.000 euro op uw spaarboekje hebt staan, verliest u dus 2500 euro in een jaar tijd. Als u hetzelfde bedrag in de staatsbon steekt, beperkt u dat verlies tot 1200 euro. Dat is de zogenaamde geldillusie: mensen denken dat ze rijker worden omdat ze alleen naar de rente kijken, maar ze vergeten de inflatie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier