Jeroen Olyslaegers
‘Bart De Wever is de cynische uitvoerder van het radicale postmodernisme geworden’
‘Leerling-tovenaars als Bart De Wever staan niet stil bij het feit dat ze zelf deel uitmaken van die hallucinatie. Want dat is de vloek van bezweren: je ontsnapt zelf niet aan de bezwering’, schrijft auteur en scenarist Jeroen Olyslaegers.
De ontwerpnota van Vlaams informateur Bart De Wever heeft weer de poppen doen dansen. Meneer De Wever heeft het over het roemrijk Vlaanderen, over identiteit, onze beroemde kunstenaars zoals Van Eyck, Rubens en Bruegel, over onderwijs en een mogelijk canon dat over ons verleden zou kunnen worden opgesteld. Ongetwijfeld leunt hij nu achterover, schenkt zichzelf een cola zero uit en geniet van het spektakel.
Helemaal ongelijk kan ik hem niet geven. Als ik sommige critici mag geloven, blijkt zijn voornaamste denkfout eruit te bestaan dat hij niet denkt zoals al zijn critici. En ja hoor, hier en daar duikt het woord ‘fascisme’ opnieuw op. Dat schiet weer goed op. Mij lijken de voorstellen van De Wever alvast geen denkoefening, maar eerder een bezwering van de toekomst met het verleden als wapen. En dat is pas bedenkelijk, zonder noodzakelijk marcherende laarzen door de straten te horen of vendelzwaaiers uit te lachen.
De hallucinatie Vlaanderen
Het is Bart De Wever zelf die in 2002 in De Standaard schrijft dat geschiedenisonderzoek geen ‘dienstmaagd’ mag zijn van de politiek. In niet mis te verstane bewoordingen verdedigde hij toen als historicus het onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek tegen de hegemonie van de politiek en van politici die maar al te graag elementen uit het verleden eruit pikken om hun denken en handelen van een zogezegd objectieve basis te voorzien als de zogenaamde erfgenamen van dat verleden.
Intussen is meneer De Wever al lang geen historicus meer en bezondigt hij zich aan dezelfde praktijken die hij zelf terecht heeft gelaakt. Het begint al meteen met het woord ‘Vlaanderen’ dat hij zo graag ten overvloede gebruikt. Historicus Lode Wils en mensen zoals Marc Reynebeau hebben in het verleden proberen duidelijk te maken dat die Vlaamse identiteit (of het verlangen er naar) pas ontstaan is na het ontstaan van België. Laat dat gerust even bezinken. In zekere zin zou je Vlaanderen zelfs als een constructie van het Belgische establishment kunnen beschouwen.
Bart De Wever is de cynische uitvoerder van het radicale postmodernisme.
Het werk van Hendrik Conscience, schrijver van De Leeuw van Vlaanderen, heeft daar bijvoorbeeld een grote rol in gespeeld. De Vlaamse arbeiders, onderwijzers en lagere middenklasse kregen een groots verleden aangeboden waar Vlaanderen en de Vlaming van weleer als een hallucinatie van vroomheid en gehoorzaamheid opdook. De hallucinatie Vlaanderen met de geschiedenis als dienstmaagd en dealer blijkt hardnekkig. Al tijdens de jaren negentig hebben mensen zoals bijvoorbeeld filosoof Dieter Lesage daar uitgebreid over geschreven in het mediatijdschrijft AS-Andere Sinema. Toen minister-president Luc Van den Brande van de toenmalige CVP zijn kersverse functie in de verf wilde zetten, kwam hij samen met de toenmalige Vlaamse regering op het idee om ‘Vlaamse cultuurambassadeurs’ uit te sturen die onze naam en faam als volk in het buitenland mochten uitdragen.
Leerling-tovenaars
Simulatie van identiteit op basis van wat knip- en plakwerk uit geschiedenisboeken, daar zijn onze politici goed in, en ze hoeven niet allemaal radicale Vlaams-nationalisten te zijn. Wie herinnert zich nog de korte politieke carrière van wijlen Jan Hoet? De kunstpaus kwam op voor de christendemocraten en ook hij begon over het werk van de gebroeders Van Eyck om zijn keuze voor de toenmalige CVP wat kunsthistorische allure te geven. Wie al dat gezwijmel toen aanklaagde als goedkope exploitatie werd als ‘postmodern’ beschouwd, iemand die met zijn zogenaamd kosmopolitische geest neerkeek op identiteit en dus een nestbevuiler was.
Het radicale postmodernisme van vandaag zit bij de top van N-VA. De Wever en de mensen om hem heen zijn zowel de cynische uitvoerders ervan als de simulatie zelf. Zulke leerling-tovenaars staan niet stil bij het feit dat ze zelf deel uitmaken van die hallucinatie. Want dat is de vloek van bezweren: je ontsnapt zelf niet aan de bezwering. Op het eind van die jaren negentig trof ik een soortgelijk postmodernisme aan bij commerciële televisiemakers. Ze deden allemaal hip en cynisch en verkondigden op recepties dat ‘we give the people what the people want.’ Ze hadden allemaal een gelijkaardige opleiding genoten als ik. Er waren germanisten bij, filosofen, zelfs kunsthistorici. Wij geven wat de mensen willen, that’s entertainment.
Dit is helaas geen wereldvreemde receptie uit de jaren negentig meer, waar we wat met elkaar beleefd staan te tateren en van mening met elkaar verschillen. We zitten in de shit én in tijdsnood.
Er waren er zelfs bij die dit bevrijdend vonden en bij kritiek mensen zoals ik cynisme verweten terwijl we met z’n allen wat beneveld geraakten op zo’n eeuwige receptie. Ook in zo’n milieu was het eerder onmogelijk om uit te leggen dat het eerder gaat over ‘wij geven wat wij dénken dat de mensen willen.’ Begoocheling werkt immers alleen maar als het ook in zekere mate zelfbegoocheling is. Dat cynisme is nu zeldzaam geworden, of eerder: ermee pochen is nu eerder not done.
Wereldvreemde receptie
Ja hoor, wij zouden die identiteit ook eens gewoon ernstig kunnen nemen als gespreksonderwerp. Absoluut! We zouden eens goed kunnen doorpraten over wat onze geschiedenis eigenlijk voorstelt, wat identiteit zou kunnen betekenen en of we echt een canon nodig hebben in het onderwijs. Ik zelf ben een groot bewonderaar van Van Eyck en Brueghel en ik juich bij elke tentoonstelling en elk interessant boek over hen. Ben ik fier op deze kunstenaars? Ge moogt gerust zijn! Net zoals er veel hedendaagse kunstenaars en schrijvers zijn die het schone weer in het buitenland maken. Allemaal waar. We kunnen er over reflecteren en er serieus over ruzie maken en dat lijkt me op het eerste zicht volstrekt legitiem en zelfs wenselijk in deze a-historische tijden.
Maar helaas is dit geen wereldvreemde receptie uit de jaren negentig meer waar we wat met elkaar beleefd staan te tateren en van mening met elkaar verschillen. We zitten in de shit én in tijdsnood. Er staan nu heel wat andere dingen op het spel die niet meer te vatten vallen onder het nogal gezapige ‘de wereld is in verandering’ dat meneer De Wever in zijn nota bezigt en al die dreiging blijkt overigens geen mening, maar wetenschap. De klimaatramp zet een en ander in beweging op wereldschaal en hier in Vlaanderen krijgen we de waterrekening gepresenteerd van decennia wanbeleid op het vlak van milieu. We zijn nog altijd niet wakker en de toekomst ziet er zorgwekkend uit. Een mens verwacht dan leiderschap en realisme.
Maar wat krijgen we? Een bespiegeling over ‘onze’ geschiedenis als peptalk, gebaseerd op wat clichés die in feite het daglicht niet meer waard zijn. We krijgen een ontwerpnota waarbij deze tamelijk aftandse hallucinatie over Vlaanderen er nu een van 360 graden en 24/7 lijkt te willen worden. In feite krijgt de sowieso verontruste bevolking een helm opgezet waarin het Virtueel Vlaanderen-spel permanent kan worden gespeeld. Het is met andere woorden veel agressiever en veel nadrukkelijker dan wat meneer Van den Brande en zijn generatie bij elkaar hallucineerde.
In deze tijden heeft meneer De Wever deze verdringing zelfs nodig als zijn laatste politieke project en zelfs als een postmoderne claim op de werkelijkheid (en uiteraard zijn kiezers). Het bij elkaar gehallucineerde verleden van Vlaanderen moét immers een inspiratiebron blijven, zodat ook het heden geen last heeft van reality checks zoals klimaat en milieu.
Intussen zet de Europese Unie het klimaat helemaal bovenaan de politieke agenda. Zoek de zeven verschillen wat leiderschap in de 21ste eeuw betreft…
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier