Van Volkswagen Golf tot Mini: nostalgie speelt mee bij het ontwerpen van nieuwe auto’s
Soms grijpen autodesigners voor een nieuw model naar een oud silhouet. Niet altijd met succes, maar vaak wel opwindend.
Over een autodesigner die bij het ontwerpen met nostalgische trekjes werkt, wordt makkelijk gezegd dat hij verbeeldingskracht mist. Dat lijkt op het eerste gezicht ook zo – behalve dat zijn opdrachtgevers geen estheten zijn. Die gaan voor winst en voor een minimum aan risico. Voorbeelden van die ‘trage’ evolutie zijn er ook: de Defender van Land Rover, net als de Porsche 911 en ook de Golf van Volkswagen.
De eerste Defender werd in 1948 voorgesteld en sindsdien werd er, qua uitzicht, naarstig maar voorzichtig op verder gebreid, tot enkele jaren geleden. De allereerste 911 verscheen in 1964 op de markt na een samenwerking tussen Erwin Komenda en Ferdiand Butzi Porsche, kleinzoon van Ferdinand Porsche, oprichter van het merk in 1949. Dat model werd door de jaren heen wel wat groter (de Amerikaanse markt verwacht ruimte voor minstens twee golftassen) en vooral krachtiger. De allereerste VW Golf, die in 1974 door Giugiaro op wielen werd gezet en opvallend oogde, kreeg door de jaren een eleganter silhouet mee.
Ook een herinterpretatie lukt soms. Zoals die van de Fiat 500 die in 1957 bij zijn verschijnen voor vele gezinnen de eerste, betaalbare auto werd. Het doek viel pas in 1975, nadat het model 3,5 miljoen kopers had gevonden. In 2007, vijftig jaar na de lancering van het oorspronkelijke model, dook een herinterpretatie op.
Het nieuwe model leek uiterlijk in grote lijnen op zijn voorganger – zij het met één belangrijke wijziging: de motor werd dit keer voorin geplaatst, waardoor achterin ruimte vrij kwam voor bagage. Zeventien jaar na de herlancering van de ‘moderne’ 500 zijn er inmiddels een paar miljoen stuks van verkocht. Begin 2020 werd op dezelfde leest een elektrische variant ervan gepresenteerd, maar de dreiging van de Chinese concurrentie hangt als een donkere wolk boven de toekomst.
Cult auto
Het verhaal van de Mini begon in 1959 zorgde meteen voor sensatie. Het juweeltje met zijn voorin dwars gemonteerde motor en de korte overhangen, bleek binnenin opvallend ruim, terwijl de wagen toch maar 3,05 meter mat. Tijdens de Swinging Sixties koos al wie modern en cool was voor de Mini. De kleine Brit werd in geen tijd een cult auto, waarna John Cooper er een raceversie van ontwierp die onder meer de rally van Monaco won. Het laatste exemplaar rolde in 1993 van de band.
Toen BMW in 2001 het merk overnam, lanceerde het meteen plannen om een nieuwe, degelijker en veiliger versie te bouwen – omdat veiligheid en comfort hun tol eisten. De nieuwe Mini werd volwassen maar had niets van zijn sexappeal verloren, ook al was hij nu 3,70 meter lang geworden. Zelfs de gestegen prijs kon de enthousiastelingen niet ontmoedigen en zoals bij de nieuwe Fiat 500 werden tal van varianten ontwikkeld.
Maar het schoolvoorbeeld van een remake is natuurlijk de New Beetle van Volkswagen die in 1998 van de band rolde en het succes van de ‘echte’ Volkswagen waarvan er liefst 15 miljoen stuks werden gebouwd, wilde herhalen. Het silhouet werd zo goed en zo kwaad als het kon bewaard, maar de nieuwe Kever werd in 2013 afgeserveerd: de nostalgie had voor één keer niet gewerkt.
Op het salon in Parijs afgelopen maand oktober, bleken de Fransen de smaak van de remakes te pakken te hebben – nostalgie als middel om de elektrisch aangedreven toekomst te ondersteunen. Daar werd de Renault 5 E-Tech Electric getoond die de nieuwste technologie met een nostalgisch silhouet combineert. Met zijn 3,92 meter valt deze vijfdeurs op achttien duims velgen behoorlijk compact uit en straalt een forse dynamiek uit. Sober en energiek, met een elektromotor met een vermogen van 110 kW/150 pk en een autonomie van 400 km. Opladen (15-80%) lukt in een halfuurtje. De goed steunende zitjes lijken wel uit de oer-R5 turbo van destijds te komen. De oorspronkelijke versie werd gedurende 24 jaar geproduceerd (1972-1996) en vond liefst 7,3 miljoen kopers.
Iconische status
Ook een ander hebbeding van de Franse constructeur verwierf een iconische status. De legendarische Twingo uit 1992 sloeg in als een bom want klein maar niet saai, vernieuwend en toch speels terwijl het interieur een grote flexibiliteit waarborgde met een achterbank die over 17 cm verschoven kon worden. Hij leek wel een mini SUV en ook de bouwer was in zijn nopjes omwille van het eenvoudige, ongecompliceerde ontwerp met één enkele 1.2 benzinemotor. Niet eens een dure oefening. De Twingo werd gedurende vijftien jaar gebouwd en vond 2,5 miljoen kopers – maar kreeg nooit een succesrijke opvolger.
In Brussel staat het concept van de nieuwe, geheel elektrisch aangedreven Twingo die in 2026 in de showrooms moet staan voor een prijs van maximaal 20.000 euro. Hij wordt in Slovenië gebouwd. Het verbruik zou niet meer dan 10 kWh per 100 km bedragen.
Er bestaan ook constructeurs die van nostalgie hun sterkste punt hebben gemaakt. Neem nu Morgan, dat al sinds 1936 ongeveer hetzelfde model bouwt en met enige hardnekkigheid opnieuw begonnen is met de productie van de legendarische … driewielers. Wel in een opwindend, nieuw kleedje.
En dan is er nog het verhaal van Sir Jim Ratcliffe, de rijkste Brit en oprichter van het chemiebedrijf Ineos. Die treurde dermate bij de stopzetting van de ‘klassieke’ oer-Defender dat hij maar meteen besloot die opnieuw te bouwen. Naar eigen inzichten, met BMW-motoren en een achttrapsautomaat. Een buitenbeentje voor buitenbeentjes.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier