Fiat 500 blijft eeuwig jong
Op 4 juli 1957 liep in Turijn de eerste Fiat 500 van de band, als opvolger van de bestseller Topolino. Het sympathieke stadsautootje is inmiddels uitgegroeid tot een van de meest iconische automodellen in de naoorlogse geschiedenis en hoort thuis in het illustere rijtje van onvergetelijke automobielen zoals de Citroën 2 cv, Mini, Renault R4 en VW Kever.
Een terugblik op 60 jaar Fiat 500
De schatrijke ondernemersfamilie Agnelli bezit in Italië een bijna koninklijke status, te vergelijken met die van De Medici in de vijftiende en zestiende eeuw. De Agnelli’s komen een eerste keer in beeld midden de negentiende eeuw in de persoon van Edoardo Agnelli, grootgrondbezitter en burgemeester van het stadje Villar Perosa ten zuiden van de Noord-Italiaanse industriestad Turijn. De man sukkelt echter met zijn gezondheid, sterft op 43-jarige leeftijd en wordt opgevolgd door zijn zoon Giovanni.
Die bouwt de familiale onderneming in alle richtingen uit en is een van de negen aandeelhouders van de Fabbrica Italiana di Automobili Torino die in 1899 in Turijn boven de doopvont wordt gehouden. In 1900 opent Fiat een eerste fabriek aan de Corse Dante, daar wordt ook de eerste Fiat 3 1/2 gebouwd. De productie stijgt snel tot meerdere duizenden voertuigen, in 1920 verhuist de productie naar de wijk Lingotto.
De nieuwe fabriek is dan de grootste autofabriek in Europa en beschikt zowaar over een testbaan op het dak. Die wordt vandaag enkel nog gebruikt voor foto- en filmopnames, mét zicht op de skyline van Turijn. De hoofdstad van de provincie Piëmonte wordt ook weleens het Detroit van Zuid-Europa genoemd. Feit is dat Lingotto de geschiedenis zal ingaan als de eerste Europese autofabriek met een lopendebandproductie.
Industriële en economische duizendpoot
Samen met een zakenvriend bouwt Giovanni Agnelli in de beginjaren 1900 het zakenimperium van de familie in snel tempo. Fiat breidt zijn portfolio uit met vrachtwagens, locomotieven, vliegtuigen, staalfabriek en een eigen elektriciteitscentrale. De Agnelli’s worden ook eigenaar van La Stampa, een van de grootste kranten van het land én van de voetbalclub Juventus.
Daarna volgt een aantal zwarte bladzijden in de geschiedenis van de Angelli’s. In de jaren dertig gooit peetvader Giovanni het op een akkoordje met dictator Mussolini. Desgevraagd laat de familie weten dat hij als grootindustrieel geen andere keuze had dan lid te worden van de Partito Nazionale Fascista (PNF). Een verhaal dat we kennen van Duitse ondernemersfamilies over hun relaties met de nazi’s.
Na het Tweede Wereldoorlog mogen de Agnelli’s officieel geen leidinggevende functies meer bekleden binnen de Fiat-groep, maar in de praktijk blijft hun invloed achter de schermen zeer groot.
Om goodwill te kweken bij de machtige Italiaanse vakbonden en communistische partij sluit Fiat in 1966 een overeenkomst af met Moskou over de bouw van een autofabriek in Rusland. Aan de oevers van de Wolga verrijst een nieuwe stad, genoemd naar de populaire leider van de Italiaanse communistische partij, Palmiro Togliatti.
Playboy en ondernemer
In datzelfde jaar neemt de 45-jarige Gianni Agnelli de voorzittershamer over, de nieuwe pater familias maakt werk van de uitbouw van de Lada-fabriek in Rusland en begint aan een reeks van overnames (Autobianchi, Ferrari, Lancia) wat ertoe leidt dat Fiat groter wordt dan Volkswagen. In 1986 en 1993 worden ook Alfa Romeo en Maserati ingelijfd.
Fiat is dan al enkele jaren op de sukkel als gevolg van de opeenvolgende politieke crisissen in Italië maar evenzeer door verkeerde beleidsopties van het management en de soms megalomane projecten van de voorzitter. Die beschouwt Fiat als zijn privéspeeltuin. De schatrijke en flamboyante ondernemer schuwt de scheve schaats niet en is een vette kluif voor de internationale schandaalpers. Om de haverklap wordt hij gelieerd aan deze of gene vrouwelijke schone.
In een poging Fiat opnieuw een voortrekkersrol te laten vervullen, probeert hij een alliantie aan te gaan met het Amerikaanse Ford. De onderhandelingen lopen echter faliekant af. De voorzitter is ook op zoek naar een opvolger en vindt die in de zoon van zijn broer. Giovanni Alberto Agnelli wordt echter op 33-jarige leeftijd geveld door een fatale darmkanker. Een nieuwe zoektocht levert een nieuwe naam op, die van zijn piepjonge kleinzoon John Elkann.
Die vertegenwoordigt sinds 2003 de belangen van de Agnelli’s in de raden van bestuur van de bedrijven waar de familie grootaandeelhouder is. Bij Fiat – inmiddels omgevormd tot Fiat Chrysler Automobiles – heeft hij de operationele leiding toevertrouwd aan de Italiaans-Canadese ex-bankier Sergio Marchionne.
Die is erin geslaagd om de Italiaanse autobouwer boven water te houden maar ook niet meer dan dat. De Italiaans-Amerikaanse autogroep beschikt met Abarth, Alfa, Chrysler, Dogde, Fiat, Ferrari, Jeep, Lancia en Maserati weliswaar over een indrukwekkende portfolio maar loopt op het vlak van de ontwikkeling van alternatieve aandrijfsystemen achterop. FCA is bovendien te klein om op termijn te kunnen overleven in een autowereld in volle expansie. Meester-strateeg Marchionne is zich daar bewust van en onderhandelt aan de lopende band met kandidaat-overnemers. Zonder resultaat tot nu toe. Veel tijd blijft hem niet over, de 65-jarige topman heeft naar eigen zeggen zijn vrouw beloofd om het in de toekomst rustiger aan te gaan doen.
Cultauto, symbool van een tijdsgeest
Verplaatsen we ons terug in de tijd. Op 4 juli 1957 loopt in Lingotto-fabriek in Turijn de eerste Fiat 500 van de band, als opvolger van de immens populaire Topolino. Het oorspronkelijke idee bestond erin twee opvolgers te voorzien, een tweezitter naar het voorbeeld van de Topolino en een vierzitter, gezien de grote vraag. Daaruit werd in 1955 de Fiat 600 geboren, in 1957 gevolgd door de Fiat Nuova 500. Om kannibalisme te voorkomen, moest die echter een nummer kleiner zijn dan de succesvolle 600.
Zo gezegd, zo gedaan. In plaats van een viercilinder kreeg de Nuova 500 een tweecilindermotor (13,5 pk), voor een benzinemeter en filter voor de luchtinlaat was er geen plaats voorzien. Daardoor stroomden niet alleen de uitlaatgassen maar ook de regen binnen. De topsnelheid werd begrensd op 85 km/u. Het ontwerp was van de hand van Dante Giascosa die eerder ook de Topolino had getekend. Volgens Fiat-kenners van het eerste uur was voornoemde designer een bijzonder talentrijk en veelzijdig man. Tot aan zijn dood op 91-jarige leeftijd bleef hij op post, als adviseur van de directie.
De Nuova 500 leverde niet meteen het verwachte succes op, de Fiat-directie reageerde door de motor extra vermogen te bezorgen en door de topsnelheid te verhogen tot 105 km/u. Er kwam ook een cabrioversie en het interieur werd zodanig aangepast dat de kleine stadsauto plaats bood aan vier inzittenden, 2 + 2. En plots vlotte de verkoop van de Nuova 500 wel en inspireerde hij kleinere constructeurs zoals Abarth, Autobianchi, Steyer-Puch en NSU tot gelijkaardige modellen.
De stijgende verkoop had vanzelfsprekend ook te maken met de economische heropleving in de golden sixties. In 1950 bezat maar één op de 82 Italianen een auto, tien jaar later reden er al 2 miljoen auto’s rond in Italië, in 1970 was hun aantal opgelopen tot ruim 10 miljoen.
In 1977 – na een carrière van 20 jaar – liep de laatste Fiat 500 van de band. In totaal werden bijna 4,3 miljoen geproduceerd van misschien wel de sympathiekste auto op de markt. De Fiat 500 trad toe tot het illustere clubje van cultauto’s waartoe ook de Citroën 2 cv, Mini, Renault R4 en VW Kever behoren: symbolen van een tijdsgeest over meerdere decennia.
Forever young
Fiat-topman Sergio Marchionne komt de verdienste toe het potentieel van de Fiat 500 tot in het oneindige te exploiteren. Hij heeft de 500-reeks nieuw leven ingeblazen en heeft, naar het voorbeeld van Mini, tal van bijkomende koetswerkvarianten laten ontwerpen die enkel het cijferwoord 500 als bindmiddel hebben, maar die niettemin een bruggetje slaan naar die kleine stadflitser uit 1957.
Naar aanleiding van de 60ste verjaardag van de Fiat 500 heeft de Italiaanse constructeur onder het motto ‘Forever Young’ een gelimiteerde jubileumversie uitgebracht, gebaseerd op de Fiat 500C Lounge maar met een rijkelijkere uitrusting. Van de jubileumversie werden in totaal 560 exemplaren gebouwd, waarvan 60 voor de Belux-markt.
Fiat-woordvoerder Dominique Fontignies: ‘De Fiat 500 is meer dan alleen maar een auto, hij is een popicoon met miljoenen fans over de hele wereld en staat symbool voor Italian style.’
Duiveltje in een doosje
De krachtigste versie op de markt is de Abarth 595 Competizione, 185 pk sterk en supersnel. Een duiveltje in een doosje met onder de motorkap een aangepaste versie van de 1.4 T-jet motor. Het sportieve Italiaantje verwijst naar Carlo Abarth, een Oostenrijkse tuner uit de goede oude tijd. Met veel kunst- en vliegwerk slaagde die om compacte (sport)wagens te ontwerpen die voor iedereen betaalbaar waren en waarmee hij gerenommeerde merken te snel af was. In 1971 verkocht hij zijn bedrijf aan Fiat maar bleef aan boord als directeur. Op geregelde tijdstippen grijpt Fiat terug naar de merknaam Abarth voor speciale series. Succes verzekerd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier