Bij Audi Vorst viel het doek

Toen duidelijk werd dat de compactere elektrische Q4 e-tron niet naar Vorst kwam, was het lot van de fabriek bezegeld
Gert Verhoeven

Eind februari is het doek definitief gevallen voor de Audi-productiesite in Vorst. Reden: opeenvolgende crisissen in de autosector in combinatie met tegenvallende verkoopresultaten van de Q8 e-tron.  

Na Renault Vilvoorde, Opel Antwerpen en Ford Genk is het ook bij Audi Vorst definitief over en out. Op de productiesite, aan de basis eigendom van de familie D’Ieteren, werden decennialang Volkswagens gebouwd. De jongste jaren liepen er dus Audi’s van de band. In een recent verleden assembleerde Audi er ook het instapmodel A1, qua basisarchitectuur vergelijkbaar met de VW Polo. Omdat op een kleine A1 slechts beperkte winstmarges zaten, werd de productie te duur om competitief te blijven. De loonlast in België is namelijk vrij hoog in vergelijking met het Europese Oosten of Zuiden. Daarom verkaste Audi de productie van de A1 naar het Spaanse Martorell – in de achtertuin van Barcelona – waar jarenlang Seats van de band liepen.

Door de Brusselse site om te bouwen naar een ‘pilootfabriek’ met enkel elektrische modellen, leek de toekomst verzekerd. Audi nam de juiste beslissing door een complexe auto toe te vertrouwen aan een fabriek waar hoger opgeleid personeel de assemblage van een topproduct tot een goed eind kon brengen. Omdat elektrische auto’s duurder zijn en grotere marges genereren, was het probleem van de Belgische loonkost gecounterd. Ook de Belgische regering geloofde in het project en bleek gul met subsidies in ruil voor werkgelegenheid. Gedreven door fiscale incentives en premies zou de elektrische auto de volgende jaren boomen. Dankzij de e-tron – Audi’s eerste EV – leek het Audi Vorst voor de wind te gaan. De Coronacrisis en later de tegenvallende verkoop van elektrische modellen beslisten er anders over. 

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content