De (s)preekstoel van Knack.be

‘Armoede is en blijft een aantasting van de menselijke waardigheid’

De (s)preekstoel van Knack.be Knack.be maakt ruimte voor religie en levensbeschouwing

De Vlaamse Interlevensbeschouwelijke Dialoog uit zijn verontwaardiging over de toenemende armoede in onze rijke samenleving.

Vertegenwoordigers van de in België erkende erediensten en van de vrijzinnig-humanistische gemeenschap overleggen geregeld met elkaar in het kader van de Vlaamse Interlevensbeschouwelijke Dialoog, gesteund door de Vlaamse Overheid.Ze onderschrijven allen de waarden die de basis vormen van onze democratie: vrijheid van levensbeschouwing en vrije meningsuiting, vrije keuzen voor zover die anderen niet schaden en de daarbij horende tolerantie, gelijkwaardigheid van alle mensen, onderling respect en solidariteit.

Vanuit deze gemeenschappelijke waarden willen we uitdrukkelijk aandacht vragen voor het volgende.

Recent sociologisch onderzoek (waarvan men veel terugvindt in de jaarlijkse publicatie van de equipe OASeS aan de Universiteit Antwerpen: Armoede en sociale uitsluiting) toont aan dat in Vlaanderen omstreeks 11 %, in België in zijn geheel genomen ongeveer 15 % van de gezinnen het moeten stellen met een totaal inkomen beneden de armoedegrens, m.a.w met minder dan het minimumbedrag dat volgens deskundigen en Europese normen onontbeerlijk is om aan de elementaire levensbehoeften (voeding, wonen, gezondheidszorg) te voldoen.

‘Armoede is en blijft een aantasting van de menselijke waardigheid’

Dat is al verscheidene jaren zo, ondanks gemanifesteerde goede bedoelingen en reële inspanningen van diverse overheidsinstanties. De meest recente gegevens wijzen eerder op een verergering dan op verbetering. Speciaal wat kinderen betreft, wordt de situatie steeds erger: bijna een op vijf moet in armoede opgroeien. Ook ons nochtans uitgebreide systeem van sociale zekerheid kan deze situatie, die eigenlijk een schande is voor een rijk land, niet beletten.

De media hebben deze gegevens ruim verspreid, maar betrekkelijk weinig medeburgers reageren er actief op.

Toch kan men niet spreken van gelatenheid alom. Zowel pluralistische als levensbeschouwelijk geïnspireerde middenveldorganisaties ondernemen op brede of op lokale schaal pogingen om niet alleen aan de morele, maar ook aan de materiële nood van mensen in armoede tegemoet te komen.

Die levensbeschouwelijke organisaties doen dat niet ‘om zieltjes te winnen’, maar omdat ze armoede een aantasting vinden van de menselijke waardigheid en omdat solidariteit, onder variërende modaliteiten, een plaats heeft in elk van die levensbeschouwingen. Bovendien beogen vele van deze organisaties het realiseren van de sociale grondrechten van mensen in armoede. Overheden van verschillend niveau slagen er blijkbaar niet in die te garanderen.

Het in onze samenleving overheersende systeem van economische en financiële verhoudingen en praktijken (kapitaalaccumulatie, transnationale bedrijven, waarop nationale en zelfs internationale overheden hun greep verliezen, wereldwijde concurrentie met bijbehorende druk op verloning, enz.) werkt toenemende inkomensongelijkheid in de hand, maar ook een precaire situatie en een gevoel van overbodigheid voor steeds groter wordende groepen. Het treft ons dat niet méér medeburgers hierover hun verontwaardiging uiten.

‘We kunnen niet aanvaarden dat de overheid armoedebestrijding overlaat aan een deels falend systeem van sociale zekerheid en verder aan de vrijwillige inzet van burgers.’

Ook als we ons geen illusies maken over de internationale en nationale machtsverhoudingen en overheersende overtuigingen en denkpatronen, blijft het voor Europese en nationale overheden mogelijk de noodzakelijke aanpassingen van socialezekerheidsvoorzieningen door te voeren, meer regulerend op te treden tegenover marktmechanismen, die voor grote groepen het risico op armoede veroorzaken en van de meest welvarenden een billijke inspanning voor het algemeen belang te vragen. We kunnen niet aanvaarden dat de overheid armoedebestrijding overlaat aan een deels falend systeem van sociale zekerheid en verder aan de vrijwillige inzet van burgers. Een humaner en meer solidair economisch- en samenlevingsmodel is mogelijk en blijft het streefdoel.

Op korte termijn is de realisatie daarvan uiteraard weinig waarschijnlijk, maar in afwachting van een situatie die minder of geen nieuwe armoede creëert, kan er toch meer gedaan worden om de bestaande armoede te verzachten en mensen kansen te geven om er met enige hulp uit te geraken.

De noden liggen op drie gebieden:

  • Vooreerst het inkomen: alle inkomens (vervangingsinkomens van welke aard ook, maar ook alle laagste lonen) optrekken tot minstens aan de armoedegrens is een financiële inspanning waarvoor dit land zeker de middelen heeft. Dit is niet alleen een kwestie van rechten, maar ook van menselijkheid. Bovendien werkt een voldoende hoog inkomen ook preventief: nu stellen immers heel wat mensen gezondheidszorgen uit omwille van financiële redenen, met individuele en maatschappelijke meerkosten als gevolg. Bovendien kan een deel ’terugverdiend’ worden, omdat net in de groep met de laagste inkomens een meerinkomen volledig gespendeerd wordt aan basisbehoeften. Armoede laten bestaan kan duur zijn.
  • De psychische schade veroorzaakt door armoede moet worden aangepakt, ook als het inkomen weer op peil zou zijn gebracht. Jaren lang niet de middelen hebben om een kwaliteitsvol leven te leiden, om op alle levensdomeinen mee te kunnen, een behoorlijke woning te vinden, tijdig een beroep te doen op gezondheidszorg, vrijetijdsbesteding, vervoer, kansrijke relaties te onderhouden met de school van de kinderen, zinvolle arbeid te kunnen doen, enz. leidt tot sociale uitsluiting, tot een kloof tussen de gedragspatronen van de middenklasse en de overlevingsstrategieën en patronen van mensen in armoede. Om mensen uit armoede terug hun plaats in de samenleving te laten innemen is voldoende emancipatorisch agogisch werk nodig, zoals bijvoorbeeld in de ‘verenigingen waar armen het woord nemen’. Het scheppen en aanbieden van gelegenheden om competenties te tonen of talenten te ontwikkelen en verantwoordelijkheden op te nemen, is hierbij van groot belang. In buurt- en verenigingsleven kunnen competenties ontwikkeld worden, die zelfs nadien op de arbeidsmarkt hun waarde bewijzen. Ouders meer betrekken bij kinderopvang en basisonderwijs is een krachtige hefboom gebleken voor sociale inclusie, zowel van ouders als van hun kinderen.
  • Ten slotte is een volgehouden inspanning nodig op wetgevend vlak, om, waar het kan, de oorzaken van armoede aan te pakken en niet alleen de symptomen. Basisrechten mogen niet alleen op papier bestaan, de overheid moet ze voor iedereen vlot toegankelijk maken. Dat geldt ook voor vluchtelingen en asielzoekers: we hoeven er geen nieuwe groep armen van te maken.

Verschillen in visie op de plaats van de mens beletten geenszins dat alle vertegenwoordigde erediensten en de vrijzinnig-humanistische gemeenschap wijzen op de medeverantwoordelijkheid van elke mens voor het welzijn en de rechten van zijn medeburgers. Dat heeft binnen elke levensbeschouwelijke strekking aanleiding gegeven tot organisaties die trachten tegemoet te komen aan de noden van mensen in armoede. Het aantal en de omvang van deze organisaties geven welsprekend aan in welke mate de socialezekerheidssystemen en overheidsmaatregelen tekort schieten.

De Vlaamse Interlevensbeschouwelijke Dialoog richt deze oproep niet alleen aan de overheden op de diverse niveaus, maar aan de hele samenleving.

Iedereen kan zich hier thuis voelen en tevreden zijn, als we samen een inspanning doen om een sfeer van onderling respect te creëren, wat gastvrijer en met meer openheid met elkaar om te gaan, zodat sympathie kan groeien. Een samenleving heeft de overheid die ze verdient! Burgers die betrokkenheid tonen bij wat medeburgers overkomt en de overheid afrekenen op het respecteren en toegankelijk maken van ieders rechten, kunnen wel degelijk wegen op het beleid.

Anderzijds kan de overheid niet alleen instaan voor een warme en zorgzame samenleving, als die niet zelf bereid is medemensen die in moeilijkheden verzeilen bij te staan.

Vanuit onze diverse levensbeschouwelijke achtergronden hebben we een aantal voorstellen:

  • Oproepen om metterdaad mensen in nood bij te staan. Luisteren naar hoe hun dagelijks leven eruit ziet, echt en oprecht bemoedigen.
  • Zo denken we aan opvanginitiatieven, buurthuizen, onderwijs, integratie, hulp voor basisbehoeften zoals voedsel en kledij, huisvesting, de zo noodzakelijke psychische hulpverlening, buddy voor zieken en bejaarden, kinderen in pleegzorg een toekomst bieden, hulp aan verslaafden, een waardig land worden voor de vluchteling en asielzoeker in ons midden.
  • Vrijwilligerswerk herwaarderen, hen effectief ondersteunen vanuit ons welzijnsbeleid.
  • Deze initiatieven uitnodigen verder te kijken dan de individuele hulp, en met mensen in armoede op weg te gaan om hun sociale rechten te bepleiten. Hun vragen een bondgenootschap aan te gaan met groepen, organisaties en mensen die de oorzaken van armoede in ons samenlevingssysteem willen aanpakken.
  • In dialoog blijven met de mensen in armoede zelf.
  • Organisaties en individuen ondersteunen die op dit vlak al baanbrekend werk verrichten.
  • Legaten en giften aan dergelijke initiatieven aanbevelen aan onze respectievelijke achterban.
  • Aanmoedigen en oproepen tot persoonlijke inzet. Effectief helpen om mensen in hun land van herkomst – indien nog mogelijk – een goed nieuw leven te laten uitbouwen.

Al wat we hier opsommen gebeurt al, maar duidelijk te weinig.

En last but not least willen we een manier van samenleven promoten waarin:

  • we weg gaan van het ‘nooit genoeg’ naar voldoende voor iedereen;
  • we andere vormen van samenleven een kans geven;
  • mensen in armoede niet alleen hun rechten krijgen, maar hun rechtmatige plaats in de samenleving krijgen vanuit hun mens-zijn;
  • mensen in armoede actor zijn en niet alleen het voorwerp van onze goedbedoelde tussenkomsten;
  • iedereen zijn talenten kan ontwikkelen;wij onze diepgewortelde arrogantie opzij durven zetten, onze intellectuele afstandelijkheid afleggen;
  • elk vanuit zijn eigen levensbeschouwelijke achtergrond kan meewerken aan het ‘goede leven’;
  • mensen nooit de hoop moeten opgeven.

Deze oproep wordt ondertekend door de volgende levensbeschouwingen en hun vertegenwoordigers:

Anglicaanse eredienst: ds. Stephen Murray

Federale Synode van Protestantse en Evangelische Kerken in België: dr. Geert W. Lorein, Everhard van Dalen

Verenigde Protestantse Kerk in België: ds. Steven Fuite

Islamitische eredienst: Mehmet Üstün, Mohamed Achaibi, Omar Van den Broeck, Ali Boulbani

Israëlitische eredienst: prof. Julien Klener, mr. Philippe Markiewicz

deMens.nu (Unie Vrijzinnige Verenigingen): Sylvain Peeters (voorzitter), Franky Bussche, Frank Stappaerts, Remi Baekelmans

Orthodoxe eredienst: Z. Em. Athenagoras, H.E.H. Dominique Verbeke

Rooms-katholieke eredienst: mgr. Etienne Quintiens, dr. Maurice van Stiphout, Olivier Lins, Daniëlle Colsoul

Partner Content