Elisabeth Meuleman (Groen) niet op de lijst: alweer die tranen van zelfmedelijden bij Groen
Vlaams Parlementslid Elisabeth Meuleman krijgt geen plaats meer op de lijst voor 2024, zo beslisten de Oost-Vlaamse groenen. Meteen klinkt het weer overal van ‘ah’ en ‘wee’ en ‘oh’. Een beetje flink zijn helpt nochtans ook, vindt Knack-redacteur Walter Pauli.
Misschien behoort het meer tot de expertise van psychologen dan van politologen: de manier hoe Groen met zichzelf omgaat, en hoe dat een vertaalslag krijgt in de Vlaamse media. Aflevering 785: Vlaams Parlementslid Elisabeth Meuleman heeft al een tijdje geleden aangekondigd dat ze de ‘nationale’ (Vlaamse) politiek vaarwel zegt omdat ze liever schepen wil zijn in Oudenaarde. Op het lokale vlak zouden politici een grotere en meer zichtbare impact kunnen hebben op het beleid.
Voor Meuleman maakten fractieleider Björn Rzoska en Kamerlid en partijcoryfee Kristof Calvo dezelfde afweging. Rzoska kiest voor Lokeren, Calvo voor Mechelen. Fair enough, al klinkt het toch een beetje raar uit de mond van de bekendere politici van een partij die inzet op mondiale veranderingen. Maar de Wetstraat is een slopende en wellicht ook toxische omgeving. Misschien is het aangewezen om er niet te lang te blijven plakken.
Dat was alleszins de mening van de founding fathers (m/v/x) van Groen, toen nog Agalev, wat stond voor Anders Gaan Leven. Die eerste generatie nam haar naam ernstig en wilde het écht anders doen. Daarom bijvoorbeeld de strenge cumulregels, in een tijd dat bij alle andere partijen een beetje burgemeester of schepen tegelijk ook volksvertegenwoordiger, senator of op zijn minst lid van de provincieraad was.
Bij Agalev vonden ze dat één politiek mandaat per persoon volstond. Vandaar de strenge decumulregel (die uitgevonden werd in een tijd dat de partij nog amper verkozenen had). Die werd nog eens versterkt door een bijna even strenge rotatieregel: een Agalev-mandataris mag zijn mandaat hooguit twee keer na elkaar uitoefenen en dan is het de beurt aan een ander. Tenzij een tweederdemeerderheid (van de ‘basis’ dus) daar anders over beslist.
Dat is inderdaad hinderlijk voor groene parlementsleden, niet in het begin van hun politieke carrière maar wel verderop. Het is een vrijwillige beperking waarvan politici in andere partijen geen of minder last hebben. Maar het houdt de mandatarissen ook met de voeten op de grond: gedenkt dat gij van Groen zijt – een beetje naar de oud-katholieke vermaning: Gedenk dat gij van stof en as zijt. Nederigheid als politiek principe: waarom eigenlijk niet?
Net zoals ook de PVDA haar mandatarissen een sterke financiële beperking oplegt door ervoor te zorgen dat het loon dat de parlementsleden op hun rekening ontvangen ongeveer gelijk is aan dat van een gewone werkmens. Een beetje PVDA’er zal die uitleg trouwens tegenspreken: dat lage loon is geen last die de partij oplegt, het is een zelfgekozen en zelfs gekoesterde vorm van ascese. Met veel geld op de eigen bankrekening zouden ze immers nooit echte communisten kunnen blijven.
Net zoals de aparte statuten groene politici helpen ‘groen’ te blijven: politiek als een van de vele instrumenten om vanuit een oprecht engagement in de wereld te staan, maar niet als een einddoel of het enige middel.
Meuleman zelf is trouwens in 2009 in het Vlaams Parlement beland met behulp van die principiële statuten. Ze kreeg toen een verkiesbare plaats onder meer omdat Jos Stassen die niet meer kreeg. Stassen was toen nochtans de fractieleider van Groen! (zo heette Groen toen) in het Vlaams Parlement. Was het omdat de man in het rapport van De Standaard slechts 6 op 10 had gekregen dat de groene achterban vond dat het tijd was voor beter en jonger (en vrouwelijker)? Feit is dat Stassen gevraagd werd om zich te schikken naar de gewone statutaire afspraken. Waarop Stassen zich ‘ontgoocheld’ terugtrok.
Het is een prachtboodschap van de verzamelde boegbeelden van Groen aan de jongere generatie: maak iets van je leven en de samenleving, dus ga zéker niet naar het parlement.
Waarom eigenlijk? De vraag geldt ook voor Meuleman, en zelfs voor Calvo en Rzoska. Waarom beginnen zo veel belangrijke groene politici met zo veel jaren op de teller af te geven op de ondankbare partij en de onwerkbare statuten, of op de assemblée waarin ze jarenlang mee de toon hebben bepaald maar wat uiteindelijk toch een slechte omgeving bleek te zijn om wat bakens te verzetten.
Het is wel een prachtboodschap van de verzamelde boegbeelden van Groen aan de jongere generatie: maak iets van je leven en de samenleving, dus ga zéker niet naar het parlement. Tja, waarom zouden jongeren dan nog moeten stemmen? Behalve voor de gemeenteraadsverkiezingen in Mechelen, Lokeren of Oudenaarde, dat spreekt.
Kiezen voor Groen is, inderdaad, een keuze. Bij Vooruit maakt Conner Rousseau er nu al geen geheim van dat hij – en niet de sociaaldemocratische basis – ervoor zal zorgen dat alle rode lijsten bevolkt zullen worden met de sterkste mensen. En wie de sterkste kandidaten zijn, bepaalt de Sterke Man. Dat is honderd procent top-down, of inderdaad het tegenovergestelde van wat de allereerste groenen in hun taal ‘grasmatig groeien’ noemden, bottom-up voor wie het liever wat meer managerachtig wil.
Meuleman vroeg een plaats op de lijst omdat nationaal partijvoorzitter Jeremie Vaneeckhout haar daartoe had gepusht. Alleen reageert de groene basis vaak anders dan de leiding dat wil. Net zoals Vaneeckhout in 2014 zelf in duo met Meryem Almaci verkozen werd tot ondervoorzitter van Groen. Dat gebeurde ook toen omdat de basis anders stemde dan uittredend voorzitter Wouter Van Besien het graag had gezien – had Van Besien zijn zin gekregen, dan was Elke Van den Brandt de nieuwe voorzitter geworden. Met een paar jaar vertraging is Van den Brandt minister in de Brusselse regering geworden. Ook niet slecht.
Vraag is trouwens of zo’n voorzitter altijd de beste beslissingen neemt, ‘in het belang van de partij’. In 2003 vond Jos Geysels, destijds de sterke man van Agalev, dat de Vlaamse groenen een ontzettend sterk signaal naar de kiezer zouden uitzenden door in elke provincie uit te pakken met een vrouwelijke lijsttrekker. Anders dan Jeremie Vaneeckhout, slaagde hij er wel in al die provinciale vergaderaars van zijn gelijk te overtuigen Het resultaat is dat Agalev bij de verkiezingen niet één verkozene meer overhield. Dat lag zeker niet alleen aan die vrouwen. Maar een ‘sterk signaal’ was het blijkbaar ook weer niet.
Het is overigens ook niet zo dat de Prinzipienreiter bij de groene achterban allemaal zuivere idealisten zouden zijn. Zoals in elke partij worden ook bij Groen nare spelletjes gespeeld. Meuleman ligt niet goed bij een deel van de achterban omdat ze een relatie heeft met de liberaal Jo De Ro. Dat is kleintjes, maar het is wel zo. Vraag het maar aan ervaringsdeskundige Freya Piryns, ook een verdienstelijke groene politica die als partner van Willem-Frederik Schiltz (Open VLD) vakkundig is kaltgestellt door andere Antwerpse groenen.
Maar natuurlijk wordt dat op een Oost-Vlaamse bestuursafdeling niet met zo veel woorden gezegd, zeker niet bij verkiezingen. Door ‘onthouding’ te stemmen op een vraag voor uitzondering op de statuten kun je ook stilzwijgend je eigen kleinmenselijkheid verbergen. Niet alleen de Wetstraat is een toxisch milieu.
En om het zout helemaal in de wonde te wrijven, zijn wij van de pers er vervolgens als de kippen bij om de groene kandidaten die het niet haalden te loven en te prijzen. Kristof Calvo heeft het nu al voor de tweede keer in vier jaar tijd mogen ondervinden: de warme balsem van positieve commentaar omdat hij ofwel niet gekozen was als minister ofwel vertrekt als Kamerlid. ‘Zo ne goeie hebben wij niet meer gehad, hiphoi’, dat sfeertje.
Terwijl er weinig meer Kamerleden zijn geweest die meer venijn en vitriool over zich heen hebben gekregen in de vaderlandse media dan Calvo – na een optreden bij Ivan De Vadder op de VRT werden hem in 2019 zelfs hoogstpersoonlijk de slechte verkiezingen van Groen in de schoenen geschoven. Meuleman kreeg de publieke hoon over zich heen toen ze zichzelf op een blauwe maandag de ambitie toedichtte om de nieuwe minister van Onderwijs te worden, en dat ook kond te doen aan de media. Zelfs eigen partijgenoten staken haar met enige gretigheid dolkjes (meervoud) in de rug, off the record weliswaar. Het was de zoveelste aflevering van ‘Groen: het leven zoals het is’.
Het kan ook anders. Groenen kennen hun partij en hun statuten. Ze kunnen die altijd veranderen – vooraf, en niet omdat x of y een interne verkiezing verliest. Natuurlijk is dat pijnlijk voor de betrokkene. Vraag het Jos Stassen maar. Waarom niet gewoon flink zijn: hard werken in het parlement, in de wetenschap dat je daar inderdaad geen hefbomen hebt om de wereld of zelfs maar het binnenland te veranderen. En soms lukt het plots toch. Zo gaat dat in de politiek, en in het leven. Count your blessings.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier