Jan Nolf
Alternatief voor justitie: ‘Sire geef me nog eens honderd jaar’
Om fair te zijn: er zit ook goed nieuws in de hervorming van justitie die deze week door de Kamercommissie gejaagd wordt. Twee treinen van Annemie Turtelboom zitten op de sporen. Voor een derde trein ijsbeert CD&V volksvertegenwoordiger Sonja Becq op het perron, maar haar tijd komt.
De eerste trein
Wat al sinds het Atomiumoverleg de ‘hertekening van het gerechtelijk landschap’ heet, verruimt terecht het werkveld van de meeste magistraten, zowel in parket als rechtbank. Grotere territoria, meestal op het formaat van een provincie, bevorderen specialisatie om spitstechnologie van advocaten van antwoord te kunnen dienen.
Het typeert de no-nonsense-aanpak van de niet-juriste Turtelboom dat zij zich niet verliest in kneuterige onderhandelingen over de theoretische alternatieven. Haar voorganger gaf daarin het mindere voorbeeld door overal “optimale” echelons voor te stellen: zo verzandde de discussie dan bv. binnen diens eigen provincie over de verhuis van een kantonnetje T. naar een groter arrondissement K. Ook de Hoge Raad bij monde van professor Van Orshoven wil verder à la carte verkavelen, zoals in een speciaal afgelijnd A. arrondissement.
Nee, stop dat puzzelen, stop die eindeloze scrabble, het moét vooruit. Dit schaalvergrotend project wenkt al sinds de 20-er jaren van de vorige eeuw. Het enige alternatief voor justitie luidt: ‘Sire, geef me nog eens 100 jaar’.
Dat Brussel – met Leuven en Nijvel – ingewikkelde politieke oplossingen krijgen die mank lopen vindt zijn oorzaak niet binnen justitie. Justitie kan dat dus ook niet oplossen. Dat er beter een slecht BHV-akkoord is dan er geen is, zal maar moeten blijken met de inderdaad bizar berekende werkomstandigheden en verknutselde werkverhoudingen aldaar. Maar soms valt dat in justitie nog wel mee: waar minst mankracht is, wordt soms best geroeid.
Bij gebreke aan werklastmeting is de vraag eerst naar de ‘rek’ die er bijna overal nog op zit, eerder dan naar de tekorten. “We hebben niet te weinig magistraten” herhalen ook steeds professor Marcel Storme en advocaat Walter Van Steenbrugge: “we hebben er te veel”. Snel kan een prioritaire werklastmeting binnen BHV een lesje leren aan Franstalige zijde, tot ook in Bergen. Ondertussen is rond de hoofdstad nu eenmaal altijd alles hypergecompliceerd, en de trein van Justitie kan niet in Brussel Centraal gegijzeld blijven.
Blijft Brussel een kluwen, dan blinken de Oostkantons voor hun uitzonderingsstatuut uit in Germaanse straklijnigheid: één grote rechtbank die alles zetels incorporeert tot de vrede-en politierechters toe. Het heeft daar alles weg van de “eenheidsrechtbank” die Stefaan De Clerck ooit voorstelde, toen zelfs met nog een “eenheidsloket” er bovenop. Die flessenhals kan misschien werken in de rurale afzondering van een historisch specifieke regio waar iedereen het altijd geduldig met iedereen eens lijkt.
De almacht van reeds almachtige korpschefs – let op het militaire taalgebruik in justitie – wordt in dergelijk systeem ook juridisch én feitelijk groter dan ooit. Dat naïeve vertrouwen in de geniale top van de piramides blijft nochtans de ziekte van justitie.
Lees ook ‘het probleem van justitie is de hiërarchie’
Rechters die getraind moeten zijn in zelfstandig denken, worden – vooral in Brussel – meer verkleuterd dan ooit. Of viel het u nog niet op dat daar nu al niet de voorzitter van de strafuitvoeringsrechtbank besliste waar haar hoorzittingen voor Dutroux zou doorgaan (in de gevangenis, dan wel in het dure justitiepaleis) maar de alomtegenwoordige grote chef ?
De tweede trein
Dat semi-dictatoriaal effect van de horizontale schaalvergroting, wordt ook versterkt door de tweede trein: de nieuwe verticale hervorming. De nieuwe beheersautonomie van parketten en rechtbanken is te herleiden tot bis-ministeries. Eentje voor het parket en eentje voor de rechtbanken. Daarbij nu nog een derde. Merkwaardig dat Cassatie nu toch onder de nieuwe Eerste Voorzitter haar eigenste mini-ministerie van justitie uit de brand sleepte. “Zijn uw wetboeken duurder dan de mijne ?” vroeg ik ooit aan een cassatiemagistraat.
Het effect van dit luik van de hervorming wordt dus eerder overschat, maar de noodzaak ervoor eveneens. Wanneer een griffie wat potloden nodig had, hoefde die vraag nog nooit aan Brussel gesteld: daarvoor, net als wetboeken was er een eigen budget, zelf vrij te besteden. Enkel door flauwe fait-divers kwam ooit een rechtbank in het nieuws omwille van gebrek aan toiletpapier.
Misschien moet ik u dat andere fait-divers meegeven uit het diepe West-Vlaanderen: dat van die parketmagistraat die op pensioen zich nog dagelijks even ten paleize begaf. Jawel, enkel omwille van dat onschatbaar toiletpapier.
Geloof dus niet alle problemen in eender welke krant, maar neem aan dat het in de realiteit van justitie soms wel gekker blijft dan beleefde verbeelding toelaat.
De derde trein
De derde trein is de familierechtbank. Een schitterende naam, want families zijn belangrijk. ‘Iedere familie een eigen dossier’ wordt een boeiende uitdaging voor de nieuwe computers aldaar. En die computers hebben het al zo lastig. Opnieuw de illusie van eenheidsworst en een stille waarschuwing tegen buitenbeentjes.
Ondertussen was dàt project de druppel van mijn emmer in justitie. Nooit wou ik in mijn vredegerecht werken als in een klein justitiefabriekje: meer facturen en minder mensen, meer omzet en minder leed, meer veroordelen en minder bijstaan. Het plan van de “familierechtbank” verhuist immers het familiale noodrecht van art. 223 Burgerlijk Wetboek naar de huidige arrondissementele hoofdzetels, die de toekomstige ‘afdelingen’ van de provinciale rechtbanken worden. De dichtbije huisdokter wordt verbannen naar de verre kliniek.
Voor een slachtoffer van partnergeweld in het kanton Meise van Sonja Becq kan dat qua afstand naar het Poelaertplein nog meevallen. Maar eens daar aangekomen, zal de methode niet meer die zijn van het vroegere lokale vredegerecht. Het zal de timing worden van wat nu een ‘kort geding’ in familiezaken is: zoek dus de griffie, wacht in de file, vul er de ‘conclusiekalender’ in – u kent dat toch ? – en kom na een half jaar terug.
Het gesloten loket
Overigens is de afbraak van de nabijheidjustitie ook elders ook al stil bezig, en opnieuw tegen de kwetsbaarsten. Zo drong volksvertegenwoordiger Lahaye-Battheu er in een opmerkelijke parlementaire vraag van 8 januari op aan dat behandeling van collectieve schuldenregeling (het burgerlijk faillissement) in de afdelingszetel Roeselare zou afgeschaft worden en gecentraliseerd in Kortrijk.
Niettegenstaande enkel de eigen systematische vertraging van benoemingen die – dus slechts tijdelijke – problemen veroorzaakte, verhaastte de minister van Justitie zich tot die structurele afschaffing van lokale dienstverlening: net als eerder in de arrondissementen Bergen, Charleroi, Doornik en Nijvel. Wie geen nagel meer heeft, moet dus maar 25 kilometer verder te voet “omdat een normale organisatie van de dienst onmogelijk geworden is en een centralisatie zich opdringt”. Dat Koninklijk Besluit van 9 januari was overigens zo dringend dat Sire de tijd niet eens kreeg om het te ondertekenen, al werd het per abuis op 16 januari in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het werd dan ook ingetrokken en na de handtekening van Albert II op 17 januari opnieuw gepubliceerd op 24 januari.
Een mooi voorbeeld van de steekvlam-prioriteiten van politici die soms ook advocaat zijn: niet voor de “rechtsonderhorigen”, maar voor rechters.
Dàt is het fundamentele tekort van deze drie treinen van justitie: ze voorzien enkel coupé van comfortklasse voor magistraten. Op hun honger blijven de “rechtsonderhorigen” – middeleeuwse term die nog in ieder wetsontwerp als onthullende en ontstellende ‘Fehlleistung’ blijft opduiken als de ontluistering van de essentie van een democratische justitie: de zwakkeren te beschermen.
Die staan aan de kant, de zwaksten laatst in de rij. Tot hun loket ook sluit.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier