Kim De Witte (PVDA)
‘Als politici sociale hervormingen doorvoeren, dan moeten ze die eerst toepassen op zichzelf’
‘In de zomer van 2015 moest het federale parlement beslissen over werken tot 67 jaar. Op 36 dagen was de klus geklaard’, schrijft Kim De Witte (PVDA). ‘Toen kwam aan het licht dat parlementsleden zelf nog steeds op 55 met pensioen mogen gaan. Een reliek uit het verleden, klonk het. Maar nu, twee jaar later, blijkt dat de gepriviligeerde pensioenregeling voor parlementsleden wel nog altijd bestaat.’
‘De politiek heeft een voorbeeldfunctie. Het kan toch niet dat dezelfde heren en dames die nog steeds op 55 met pensioen mogen gaan, vandaag beslissen dat de rest van de bevolking moet werken tot 67’, zo schreef ik twee jaar geleden.
Parlementsvoorzitter Siegfried Bracke (N-VA) reageerde dat hij komaf ging maken met de privileges. Hij zou een interparlementaire werkgroep oprichten om de kwestie te bespreken. Parlementsleden schuiven immers geregeld van een regionaal naar het federaal parlement. Hun pensioenrechten zijn overal net even royaal.
‘Als politici sociale hervormingen doorvoeren, dan moeten ze die eerst toepassen op zichzelf’
De hervorming bleek echter een harde noot om kraken. Als het over de eigen pensioenrechten gaat, is er blijkbaar heel wat meer discussie nodig dan wanneer het gaat over de rechten van miljoenen burgers. Want na meer dan één jaar tijd was er nog niets veranderd.
De PVDA trok opnieuw aan de alarmbel: “Waarom iedereen langer laten werken als de ministers en parlementsleden zelf mogen stoppen op 55 jaar?”, zei Peter Mertens in VTM Nieuws.
Ook in Vlaanderen blijven de privileges bestaan
Het Vlaams parlement hield de interparlementaire werkgroep voor bekeken en voerde zelf een hervorming door. “Het is maar normaal dat parlementairen dezelfde pensioenrechten hebben als alle burgers”, verklaarde parlementsvoorzitter Jan Peumans (N-VA) plechtig. Maar waarom blijven er dan ook voor Vlaamse ministers en parlementsleden nog privileges bestaan?
Voor alle Vlaamse parlementsleden die voor het eerst verkozen zullen worden in 2019 wordt de pensioenleeftijd geleidelijk opgetrokken naar 67 jaar. Tot daar de gelijkschakeling met de gewone burgers van het land. Want voor alle parlementairen die reeds verkozen zijn, blijven de pensioenrechten die zij hebben opgebouwd tot 2019 opvraagbaar vanaf de leeftijd van 62 jaar of 60 jaar, voor de 50-plussers. Opmerkelijk detail: een parlementair bouwde tijdens één mandaat bijna evenveel pensioen op als gewone werknemers over 45 jaar.
Als we deze regeling toepassen op jou en mij, dan mogen wij ook vertrekken op 60 of 62 jaar met de pensioenrechten die we hebben opgebouwd tot 2019. Maar dat is helemaal niet het geval. Wij moeten actief blijven tot 65 jaar en binnenkort tot 67 jaar. Alle rechten die wij hebben opgebouwd – ook de rechten van vóór 2019 – blijven tot dan bevroren.
De pensioenwet is bijgevolg nog steeds niet gelijk voor alle burgers van dit land. Ook de Vlaamse hervorming blijft getuigen van twee maten en twee gewichten.
De logica omkeren?
Het is nu wel duidelijk dat er bij ministers en parlementsleden veel weerstand bestaat tegen werken tot 67. Dat is bij de miljoenen burgers van dit land niet anders. Mijn voorstel: waarom zouden we de logica niet omkeren? Als ministers en parlementsleden sociale hervormingen willen doorvoeren, dan moeten ze die eerst toepassen op zichzelf.
Het maatschappelijk debat over ‘werken tot 67 jaar’ versus ‘onze welvaart wat eerlijker verdelen’ zou wellicht veel breder gevoerd zijn. De absurde beslissing om te werken tot 67 jaar zou er misschien nooit gekomen zijn.
Om druk te zetten op de zaak lanceerde de PVDA een ‘pensioenteller’. Deze teller geeft weer hoeveel dagen, uren en minuten het federale parlement nu al talmt over de hervorming van het pensioen van ministers en parlementsleden. De teller heeft gisteren de kaap van twee jaar overschreden. Hij tikt gestaag verder.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier