Kim De Witte (PVDA)

Als er iemand de mensen bang maakt over de pensioenen, dan is het deze regering

Kim De Witte (PVDA) Pensioenspecialist bij PVDA en volksvertegenwoordiger

‘De cijferdans van de socialistische oppositie laat de mensen slecht geïnformeerd en bang achter’, zo stelt Liesbet Sommen in het Schaduwparlement van Knack.be. ‘Een eigenaardige kritiek’, repliceert Kim De Witte, pensioenexpert van de PVDA. ‘Als er iemand de mensen bang maakt over onze pensioenen, dan is het deze regering’.

‘Ons pensioensysteem is in gevaar’, zo zei minister van Pensioenen Daniël Bacquelaine (MR) deze week. ‘Een ingrijpende hervorming is onontkoombaar’, zo beweerde Alexander De Croo voordien (Open VLD). ‘België zal bezwijken onder de last van de vergrijzing’, zo schreven Peter Van Rompuy en Robrecht Bothuyne, twee parlementsleden van de CD&V.

Als er iemand de mensen bang maakt over onze pensioenen, dan is het deze regering en de partijen die er deel van uitmaken. De vergrijzing zou als een tsunami op ons afkomen, een natuurfenomeen, een ‘Inconvenient Truth’, aldus Liesbet Sommen in een vorige bijdrage op knack.be.

Dat is de setting waarin deze regering de pensioenhervorming duwt. Deze hervorming zou noodzakelijk zijn. Een fataliteit, waar geen alternatief voor bestaat. De cijfers zouden duidelijk zijn. Geen discussie of tegenspraak meer mogelijk: allemaal twee tot vijf jaar langer werken en de wettelijke pensioenen verder inperken.

De pensioenhervorming werd over de verkiezingen getild: geen enkele partij die werken tot 67 jaar verdedigde, geen enkele partij die de afschaffing van de pensioenbonus voorop stelde. Een groep van experten heeft alle knopen doorgehakt. Het democratisch debat wordt gefnuikt.

De (on)juiste informatie

Liesbet Sommen verwijt de PVDA onjuiste informatie te verspreiden. Maar wat er dan onjuist is in de studie van de PVDA wordt nergens vermeld? Sommen verwijst naar een rapport van het Federaal Planbureau van 2012. De studie van de PVDA is gebaseerd op een rapport van datzelfde Federaal Planbureau van 2013, waarin de pensioenbonus onderzocht wordt zoals zij nu bestaat, dat is na de hervorming van de regering Di Rupo.

Er circuleert inderdaad veel onjuiste informatie over de pensioenen, maar die is niet afkomstig van de PVDA. Het regeerakkoord vermeldt dat het de pensioenleeftijd wil optrekken naar 67 jaar “overeenkomstig het rapport van de expertengroep”. Dat is onjuist. Het rapport pleit niet voor een optrekking van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. De expertengroep pleit ook niet voor een afschaffing van de pensioenbonus.

De regering zegt dat de Belg gemiddeld werkt tot 59,3 jaar (punt 1.6 van het federaal regeerakkoord). Maar in de cijfers die ze doorgaf aan de Europese Commissie, zegt de regering dat de Belgische mannen gemiddeld werken tot 61,2 jaar en de Belgische vrouwen tot 61,9 jaar (zie witboek pensioenen van de Europese Commissie).

De regering zegt dat de pensioenen onbetaalbaar worden, omdat de uitgaven stijgen. Maar zij zwijgt in alle talen over de inkomsten die dalen. Het pensioenverhaal bestaat niet alleen uit stijgende uitgaven, maar ook uit dalende inkomsten. Beide fenomenen moeten worden meegenomen in een eerlijk debat.

Stijgende uitgaven én dalende inkomsten

De Studiecommissie voor de Vergrijzing berekent jaarlijks de totale kost die de vergrijzing met zich zal meebrengen. In 2060 zou het deel van ons bbp dat naar de pensioenen gaat bijna 14,7 procent bedragen. Is dat nu zo overdreven? Natuurlijk niet. Landen als Frankrijk en Oostenrijk betalen dat nu al voor hun pensioenen.

De totale uitgaven voor de sociale zekerheid in percentage van het bbp zouden 0,5 procent hoger liggen in 2019. Dat is 2,1 miljard erbij in het jaar 2019 of één derde van het bedrag dat deze regering wil uitgeven aan nieuwe gevechtsvliegtuigen.

De totale uitgaven voor de sociale zekerheid zouden verder stijgen tot 2040. Na 2040, wanneer de babyboomgeneratie uit de bevolkingspiramide verdwijnt, zouden ze terug dalen. Tegen 2060 zouden de totale uitgaven voor de sociale zekerheid 4,2 procent extra van het BBP bedragen. Een stijging met 4,2 procent over 45 jaar is ongeveer 0,1 procent per jaar.

Volgens de prognoses van de OESO, het IMF en de Europese Centrale Bank zal onze economie op lange termijn groeien met gemiddeld 1,5 procent per jaar. Eén vijftiende van die groei volstaat om de kosten van de vergrijzing te dragen.

Is er dan geen enkel probleem met de betaalbaarheid van onze pensioenen? Toch wel. Maar de oorzaak ligt niet veel meer bij de dalende inkomsten dan bij de stijgende uitgaven. Onze pensioenen worden grotendeels betaald met sociale bijdragen op onze lonen. Die bijdragen worden ook wel indirect of uitgesteld loon genoemd. Onze indirecte lonen zijn sterk gedaald doorheen de tijd. De beheerders van onze sociale zekerheid trokken aan de alarmbel. Volgens de FOD Sociale Zekerheid is de daling van de sociale bijdragen één van de belangrijkste evoluties in de financiering van de sociale zekerheid van de laatste tijd. De daling is volgens de FOD Sociale Zekerheid vooral te situeren bij de werkgeversbijdragen, minder bij de werknemersbijdragen.

Het pensioendebat eerlijk voeren

Ja, de gemiddelde levensverwachting stijgt. Ja, de sociale zekerheid komt voor groeiende kosten te staan. Neen, dat is niet onbetaalbaar. De cruciale vraag is: hoe gaan we met die extra kosten om?

Het antwoord op deze vraag kan twee kanten uitgaan. Ofwel: ieder voor zichzelf laten sparen en dat geld beleggen op de beurs, ofwel: vertrekken van het recht op een goed wettelijk pensioen voor iedereen. De pensioendiscussie maakt deel uit van een breder maatschappijdebat. Het “ieder zorgt voor zichzelf” stimuleren of de solidariteit organiseren?

De regering zegt in haar regeerakkoord dat ze de armoede onder gepensioneerden wil bestrijden. Dat zou natuurlijk een goede zaak zijn. Eén op vijf pensioenen ligt onder de armoedegrens. Een ware schande voor een rijk land als België.

Maar deze regering lijkte de wettelijke pensioenen te willen omvormen naar een minimale bescherming tegen armoede, in plaats van een volwaardige vervanging van het vroegere inkomen. Die omvorming gaat gepaard met de promotie van de private aanvullende pensioenen.

Liesbet Sommen zegt dat deze regering de pensioenbonus afschaft om meer in aanvullende pensioenen te kunnen investeren. Dat is geen sociaal beleid. De aanvullende pensioenen zijn de pensioenen van de ongelijkheid. De helft van de uitbetaalde aanvullende pensioenkapitalen gaat naar 5% van de werknemers. Kaderleden krijgen een aanvullend pensioen dat tot honderd keer hoger ligt dan dat van gewone werknemers. Aanvullende pensioenen worden nu al zwaar gesponsord door de overheid, via vrijstelling van sociale bijdragen: de sociale bijdragen op aanvullende pensioenopbouw is gelijk aan 8,8 procent. Dat is vier keer minder dan de sociale bijdragen voor gewoon loon (35 procent). De aanvullende pensioenen ondergraven daarmee de financiering van de wettelijke pensioenen.

De aanvullende pensioenen zijn bovendien niet zonder risico. Recent nog ging de groepsverzekeraar APRA Leven failliet. Vele werknemers zijn een deel van hun opgebouwde aanvullende pensioenrechten kwijt. De aanvullende pensioenen zijn tot slot zeer ontoegankelijk. Enkel specialisten die de complexe werking ervan begrijpen.

De wettelijke pensioenen beperken tot een minimale bescherming tegen armoede, zal vroeg of laat leiden tot een arm pensioensysteem. De wettelijke pensioenen zullen de steun van de middenklasse verliezen. Dat bewijzen tal van voorbeelden uit binnen- en buitenland, in het heden en verleden.

De keuze van deze regering om de pensioenbonus af te schaffen, de ambtenarenpensioen drastisch af te bouwen, de gezinspensioenen te hervormen, de gelijkgestelde periodes verder in te perken, … zijn niet noodzakelijk. Het zijn politieke keuzes van een rechts beleid. Het recht op menswaardig bestaan na een leven van intense arbeid is een grondrecht. Het is wel betaalbaar, indien we de welvaart eerlijker verdelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content