Als de salarisauto wordt afgeschaft, geldt dat dan ook voor de ceo’s en directeurs?
‘De onwil van onze politici om iets te doen aan de hoge bruto- en lage nettolonen duwden de werknemers en werkgevers naar de salarisauto’, schrijft Knack-redacteur Ewald Pironet.
Iedereen is het erover eens: het systeem van de salariswagen moet stevig worden bijgestuurd. Alleen is er grote verdeeldheid over hoe dat moet gebeuren. Groen en Open VLD presenteerden de voorbije dagen hun voorstellen en die staan diametraal tegenover elkaar. Groen wil de salariswagen tegen 2022 de wereld uit. De tankkaart die daar vaak bij hoort, moet volgend jaar al verdwijnen, aldus Groen-fractieleider Kristof Calvo. De werknemers die nu een salariswagen hebben, kijken dan aan tegen een verlies van pakweg 500 euro per maand, al heeft Calvo niet de moed om dat bedrag te bevestigen.
Open VLD ziet het anders: de liberalen willen de salariswagen juist gebruiken om het wagenpark te vergroenen. Daarom zou het volledige voordeel over vier jaar alleen nog maar gelden voor CO2-neutrale auto’s en mag tegen 2028 geen enkele salariswagen nog fossiele brandstof slurpen, aldus Open VLD-Kamerlid Egbert Lachaert. Hij heeft op zijn beurt niet de moed om iets te zeggen over de werknemers die geen salariswagen hebben. Hoe ferm de standpunten van Groen en Open VLD op het eerste gezicht ook lijken, ze gaan het echte probleem uit de weg.
Er is een veel te groot verschil tussen wat de werknemer aan zijn werkgever kost en wat hij netto op zijn bankrekening krijgt.
De discussie over de salariswagen gaat te kort door de bocht door alle bedrijfswagens te bestempelen als salariswagens. Er zijn heel wat werknemers die een wagen nodig hebben om hun job uit te oefenen, zoals vertegenwoordigers, vakmannen, vrije beroepen. Moeten zij in de toekomst zelf een auto kopen? Daarnaast worden er in ons land heel wat auto’s door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld, ook al heeft hij die niet per se nodig voor het werk, maar als onderdeel van het loonpakket. Er rijden in België meer dan een half miljoen bedrijfs-/salariswagens rond en hun aantal blijft toenemen.
Ook andere Europese landen kennen het fenomeen van de salariswagen als onderdeel van de verloning, maar daar zijn ze meestal voorbehouden aan de ceo’s, directeurs en hogere kaderleden. In ons land is de salariswagen sinds de jaren tachtig niet beperkt gebleven tot die toplaag, maar ook toegekend aan (hogere) bedienden. Iedereen weet waarom: de belastingen op lonen liggen in ons land zeer hoog, veel hoger dan in de rest van Europa. De regeringen hebben nooit de moed gehad om daar veel aan te doen, maar zetten de werkgevers aan om het probleem te omzeilen: in plaats van de werknemers een zwaarbelast loon toe te kennen, konden ze een auto met tankkaart krijgen die minder werd belast.
De werknemers die zo’n salarisauto kregen, wreven zich in de handen. Alle anderen hadden pech, ze moesten hun werkgever er maar van zien te overtuigen om ook salarisauto’s toe te kennen. Als morgen de salariswagen wordt afgeschaft, zullen de loonkosten stijgen zonder dat iemand netto noemenswaardig meer zal verdienen. Daarbij rijst ook nog de vraag: als de salarisauto wordt afgeschaft, geldt dat dan ook voor de ceo’s, directeurs en hogere kaderleden? Of blijven de happy few in ons land dat voordeel genieten, zoals elders in Europa?
Het probleem van de hoge belastingdruk op de inkomens gaan de politieke partijen uit de weg.
De onwil van onze politici om iets te doen aan de hoge bruto- en lage nettolonen duwden de werknemers en werkgevers naar de salarisauto. We zagen het ook met de eco- en maaltijdcheques en zien het vandaag met de zogenaamde cafetariaplannen, de individuele loonpakketten waarbij het loon wordt ingeruild voor bijvoorbeeld extra vakantiedagen, gsm, laptop, hospitalisatieverzekering voor de familie enzovoort. Het dient allemaal om de hardwerkende werknemers extra te belonen en aan het bedrijf te binden, maar zo goed als altijd is het ook fiscaal voordeliger: zwaarbelaste eindejaarspremies worden dan ingeruild voor minder zwaarbelaste voordelen, zodat de werknemer er netto op vooruit gaat. Dat de sociale zekerheid op die manier minder bijdragen int, net op een ogenblik dat er meer geld nodig is door de vergrijzing, kan blijkbaar zo goed als niemand wat schelen.
Bij de discussie over wat er met de salariswagen moet gebeuren, heeft geen enkele partij oog voor de olifant in de kamer: er is een veel te groot verschil tussen wat de werknemer nu aan zijn werkgever kost en wat hij netto op zijn bankrekening krijgt. Het probleem van de hoge belastingdruk op de inkomens gaan de politieke partijen uit de weg, want dan moeten ze het ook hebben over hoe ze de overheid efficiënter gaan maken en waar ze minder zullen uitgeven. Dan is het makkelijker om wat slogans te roepen over afschaffen of vergroenen van de salariswagen.
Dit artikel verschijnt woensdag 20 maart in Knack.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier