Vrije Tribune
AfricaMuseum: ‘Naast een renovatie van het gebouw, is er ook een renovatie van de geest nodig is’
Bruno Verbergt van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika reageert op de kritiek bij de opening van het vernieuwd museum in Tervuren. ‘Blijvende discussie en dialoog is nodig.’
Op Knack.be verscheen op 6 oktober het artikel ‘Ontevredenheid bij Afro-Belgen rond nieuw Afrikamuseum: “De renovatie vergeet de essentie”‘. Kunstenares Laura Nsengiyumva en curator Toma Luntumbue laten zich erg kritisch uit over (de renovatie van) het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Er wordt het museum van alles verweten dat manifest onwaar is. Dat vraagt om een rechtzetting. Om nuancering vooral.
AfricaMuseum: ‘Naast een renovatie van het gebouw, is er ook een renovatie van de geest nodig is’
Zo stelt Toma Luntumbue dat de renovatie van het museum ‘de essentie vergeet, namelijk het consulteren van de Afrikaanse gemeenschappen’. Wel: al in 2003 was het thema van het AfricaMuseum ‘La parole aux Africains‘ met een tentoonstelling van Cheri Samba. Hij maakte over de reorganisatie een schilderij dat in de nieuwe opstelling zal te zien zijn. In 2003 ook heeft het museum het consultatieorgaan ‘COMRAF’ opgericht, waarin vertegenwoordigers van Afrikaanse organisaties zetelen. Dat orgaan heeft in 2014 aan het KMMA voorgesteld om zich bij de scenografie van het vernieuwde museum te laten begeleiden door een groep van zes door Comraf aangeduide experten. Toma Luntumbue was er één van.
Onze overheid vond dat het AfricaMuseum moest gerenoveerd worden als AfricaMuseum, niet als Museum van de Belgische geschiedenis.
De gesprekken met deze zes waren niet altijd makkelijk – met een man als Toma Luntumbue die ‘in essentie’ vond dat het museum beter zou afgebroken worden, is dat niet verwonderlijk. Nochtans heeft het museum erg veel moeite gedaan om goed te luisteren naar de mening van deze experten en het heeft er veel uit geleerd. Persoonlijk heb ik zelfs veel respect voor Toma Luntumbue gekregen: hij is een scherp, consequent en radicaal denker. Maar na het radicale denken dat vindt dat het museum beter zou verdwijnen of een museum zou moeten worden van de Belgische geschiedenis, kan je moeilijk praktisch verder.
Onze overheid vond dat het AfricaMuseum moest gerenoveerd worden als AfricaMuseum, niet als Museum van de Belgische geschiedenis. Toma Luntumbue hebben we als lid van deze ‘Groupe de six‘ dan ook niet erg veel gezien en dat is omwille van zijn overtuiging begrijpelijk.
Zelfs al was de opzet om over de scenografie te spreken, sprak de groep van zes zich ook uit over de inhoud van de zalen en werden de zaalteksten nagelezen en becommentarieerd door twee wisselende leden van deze groep, die overigens steeds correct vergoed werd voor het geleverde advies. Hun invloed was niet gering: één zaal werd zelfs terug van nul opgebouwd; teksten werden aangepast en Afrikaanse perspectieven werden nog meer in de verf gezet. Dat is niet alles.
Je kan inderdaad geen ernstig AfricaMuseum zijn zonder te proberen zoveel mogelijk mensen van Afrikaanse origine te betrekken.
Je kan inderdaad geen ernstig AfricaMuseum zijn zonder te proberen zoveel mogelijk mensen van Afrikaanse origine te betrekken. De collectie en het erfgoed dat deze federale wetenschappelijke instelling beheert, bestudeert en met het publiek deelt, draagt bij tot de identiteitsvorming van veel Afrikanen. Het is ook hun verhaal, hun verleden, en hun identiteit die er vormgegeven wordt. Het is niet eenvoudig om die ‘hun’ te bepalen, ook al omdat er in onze mondiale en toekomstige samenleving meer nood is aan een wij-samen dan een wij en zij- perspectief.
Net zoals ontwikkelingssamenwerking een werking is die opgezet wordt om samen te ontwikkelen tot een betere en meer leefbare wereld. Maar onder het mom van wereldburgerschap en toekomstgerichtheid mogen we niemand het recht ontnemen om een eigen identiteit te ontwikkelen. In dat perspectief heeft het AfricaMuseum tijdens de sluiting heel wat pop-up activiteiten in Bozar opgezet, steeds in co-organisatie met Afrikaanse diaspora verenigingen. Een nieuwe gidsenpool werd samengesteld, met aandacht voor een diverse samenstelling.
De zeldzame keren dat het museum in staat was nieuw personeel aan te werven, werd er extra inspanning gedaan om de vacature bekend te maken binnen de Afrikaanse gemeenschappen. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika vindt het dus echt wel belangrijk dat Afrikanen, waaronder ook Afropeërs en Afro-Belgen, het woord kunnen nemen over het museum, zijn werking en activiteiten.
Uniek overlegmodel
We weten dat de ‘groep van zes’ zelf een veeleer negatieve evaluatie heeft over de samenwerking met het museum, en dat betreuren we. De zes hadden graag meer beslissingsmacht, soms eigenlijk hadden ze liever volledig zelf aan het roer gestaan, leek het. Het KMMA begrijpt die teleurstelling, maar het begrijpt niet dat de inspanning in zijn geheel ontkend wordt. Meer nog, door te praten met andere etnografische musea in het buitenland weten we dat het overlegmodel dat het KMMA heeft opgezet met de Afrikaanse gemeenschappen uniek is in Europa.
Laura Nsengiyumva klaagt in hetzelfde artikel aan dat de zaal die in het museum over de Afrikaanse diaspora zal gaan, pas later in het proces aan bod kwam en het dan ook moest stellen met een heel beperkt budget. De architecte-kunstenares werd door het museum aangesteld om een scenografische verfijning van die zaal uit te werken. Deze zaal was van in het begin een onderdeel van het gehele concept en de middelen waren voor deze zaal even beperkt als voor de andere zalen.
Dat het museum niet meer zoals tot het einde van de twintigste eeuw de loftrompet over Leopold II zal luiden en tegelijk zal zwijgen over de wandaden die er in Congo Vrijstaat gepleegd zijn, is evident.
Ook daar is het KMMA uniek in vergelijking met zijn Europese zustermusea: de budgetten zijn lang niet royaal. Laura Nsengiyumva zegt verder dat ze met een artistiek voorstel gekomen is en het museum niet klaar was naar haar te luisteren. Ook zouden de mensen die werken bij het museum zeer weinig ervaring in de culturele sector hebben.
Nu klopt het dat de vergadering die ik persoonlijk met haar hierover in mei van dit jaar had, verre van een geslaagd overleg was. Er was te weinig tijd uitgetrokken om met elkaar hierover goed van gedachten te wisselen door een misverstand over tijd en onderwerp. Ik heb me daar toen ter plekke voor verontschuldigd. Er werd niet met deuren geslagen of geroepen, maar er vielen wel harde woorden omdat er, ondanks enkele goede punten, ook ernstige tekortkomingen waren aan haar scenografisch voorstel. Dat onze commentaar is overgekomen als een uiting van suprematie, onkunde of onwil is jammer en had door ons moeten worden vermeden.
Het denken rond koning Leopold II is de afgelopen twee decennia in grote verandering. Ook het museum zal bij de opening blijk geven van die verandering. Dat het museum niet meer zoals tot het einde van de twintigste eeuw de loftrompet over Leopold II zal luiden en tegelijk zal zwijgen over de wandaden die er in Congo Vrijstaat gepleegd zijn, is evident. Dat het museum duidelijk zal maken dat het als wetenschappelijke instelling veel te lang heeft gezwegen om het koloniale systeem en alle wandaden die ermee verbonden zijn te veroordelen eveneens.
We beseffen dat we renoveren in een periode van snel veranderend denken.
Ik was het kunstproject PeoPL van Laura Nsengiyumva wel genegen, waarbij er van Leopold II een ijssculptuur zou gemaakt worden die tot een grote plas water zou smelten, maar we hebben uiteindelijk als directie geoordeeld dat we het werk minder gepast vonden voor de opening van het museum. Dat was namelijk het oorspronkelijke plan. Het voorstel PeoPL leek ons genuanceerd, poëtisch zelfs, en dus twijfelden we.
We hebben nog voorgesteld om het te integreren in een performancefestival van een Brussels kunstencentrum en dat het dan, los van de opening, in Tervuren zou plaatsvinden. We kregen geen antwoord meer, maar lazen erna in de pers dat de kunstenaar het museum met haar voorstel wou testen. Dat we het effectief zouden laten doorgaan in Tervuren was dus blijkbaar minder belangrijk dan onze afwijzing te gebruiken om zich te distantiëren van een museum dat probeert te verbinden.
Misschien hebben we verkeerd geoordeeld. Misschien is de kritiek op het KMMA, dat het nog steeds te weinig oog heeft voor de maatschappelijke verandering die zich aan het voltrekken is, terecht. We staan open voor kritiek en commentaar. Dat onze twijfel die we open met de kunstenares gedeeld hebben, ongenuanceerd tegen ons gebruikt wordt, ervaren we als onrechtvaardig.
We beseffen dat de veranderingen die we doorvoeren geen eindpunt kunnen zijn en dat een blijvende discussie en dialoog nodig is. We beseffen dat we renoveren in een periode van snel veranderend denken. En dat er naast een renovatie van het gebouw, ook een renovatie van de geest nodig is. Daar werken we hard aan. Met vallen en opstaan. Maar steeds met uitgestoken hand naar de diaspora.
Bruno Verbergt is operationeel directeur publieksgerichte diensten van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, dat op 9 december, na vijf jaar sluiting, terug opengaat.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier