Wout Saelens
‘Achter de energiecrisis schuilt een diepe sociale crisis’
Energiehistoricus Wout Saelens plaatst in deze bijdrage de energiecrisis in historisch perspectief. ‘De tijd van de goedkope energie is duidelijk voorbij. De vraag is echter niet of energie ooit goedkoop was, maar voor wie ze dat is geweest.’
De energieprijzen swingen de pan uit. Meer dan ooit proberen gezinnen te besparen op hun energiefactuur om zich door het stookseizoen te loodsen. Mensen kunnen hoe langer hoe minder de eindjes aan elkaar knopen. Maar veel protest komt er tot nog toe niet (toch veel minder dan tegen de coronamaatregelen). En ook vanuit de politiek wordt eigenlijk heel weinig gedaan. We berusten in ons lot. We zitten nu eenmaal met zijn allen in hetzelfde schuitje. En het is allemaal de schuld van Poetin. Toch?
Niet helemaal. Natuurlijk is het waar dat de oorlog in Oekraïne en de nasleep van de coronacrisis de internationale energiemarkten onder een groeiende druk hebben gezet. Maar de consumptie van energie is meer dan het prijzenmechanisme achter het spel van vraag en aanbod, net zoals de huidige crisis meer is dan een ‘externe’ verstoring van de markt. Achter de energiecrisis schuilt een diepe sociale crisis. Niet iedereen wordt even hard getroffen. Vooral die sociale groepen bij wie het water al aan de lippen stond, zullen de stijgende energieprijzen voelen. Ook de middenklasse raakt stilaan uitgedund.
De energiearmoede komt niet zomaar met de stijgende gasprijzen uit de lucht vallen. Die is in België al sinds het einde van de jaren 2000 aan het stijgen. Niet alleen neemt de eigenlijke energiearmoede – gemeten aan de hand van de relatieve kost van energie binnen het huishoudbudget – sinds dan toe; de onderconsumptie van energie beneden de grens van wat nodig is om een huis degelijk op te warmen doet dat ook. Koude huizen en onbetaalbare warmte zijn fenomenen die al enkele jaren in veel gezinnen aan het sluimeren zijn.
De tijd van de goedkope energie is duidelijk voorbij. De vraag is echter niet of energie ooit goedkoop was, maar voor wie ze dat is geweest. In de loop van de achttiende en negentiende eeuw schakelden de Zuidelijke Nederlanden en het vroege België over van brandhout naar steenkool als hun voornaamste bron van energie. Daarmee kon het tijdperk van goedkope energie definitief aanbreken, want steenkool leverde inderdaad warmte aan een historisch lage prijs.
Toch zorgde de dalende energieprijs niet voor een betere levensstandaard. Voor arbeiders in het industriële Gent bijvoorbeeld bleef energie ten opzichte van het loon duur. Goedkope steenkool leek aanvankelijk zelfs een democratisering in de energieconsumptie eerder tegen dan in de hand te werken, omdat vooral rijkere consumenten van de nieuwe brandstof (die investeringen aan het huis en in de huishoudelijke technologie vereiste) wisten te profiteren.
Bovendien ging de overheid steeds minder actief in de energiemarkt ingrijpen. Waar tot in de vroege negentiende eeuw naast voedsel- ook geregeld aan brandstoffenbedeling werd gedaan, gebeurde dat soort zaken na 1850 niet meer. Energie verloor haar ‘morele economie’ en werd volledig een marktfenomeen. Bijgevolg werden mogelijke energietekorten voortaan gezien als het gevolg van storingen in de markt.
Voor een stijgende ‘energiekoopkracht’ (de eenheden energie die men zich met een uur werken kon veroorloven) bleef het wachten tot het einde van de negentiende eeuw – na meer dan een eeuw ‘goedkope’ steenkool – wanneer de eerste stappen richting sociale strijd de lonen enorm deden toenemen. Net voor de Eerste Wereldoorlog werd België getroffen door haar eerste grote energiecrisis. Dankzij de hoge lonen bleef de schade aanvankelijk min of meer beperkt. Pas wanneer de druk op de arbeiderslonen toenam, werd energie – vanuit een sociaal-historisch perspectief bekeken – opnieuw duur.
Na de Tweede Wereldoorlog volgde een periode van voorspoed. Steenkool werd aangevuld met gas, olie en – uiteraard, in het geval van België –kernenergie, die samen de nieuwe brandstoffen van de naoorlogse sociale welvaartsstaat werden. Belangrijker dan de overvloed aan energie waaruit de sociale welvaartsstaat kon tappen, was echter het ongekend lage niveau van de ongelijkheid die de droom van goedkope energie voor iedereen voor een kortstondige en unieke periode in de geschiedenis kon waarmaken. Tot de oliecrisis van de jaren 70 aan dat tijdperk een einde maakte en het begin van een nieuwe economische politiek inluidde: dat van het neoliberalisme.
De huidige energiecrisis is in dat opzicht ‘slechts’ een nieuwe signaalcrisis van een systemische crisis die al veel langer aan de gang is. Ook de oliecrisis in het laatste kwart van de vorige eeuw werd gezien als vooral veroorzaakt door externe factoren (onrust in het Midden-Oosten). Net zoals Poetin’s oorlog in Oekraïne verbergen dat soort feitelijke waarheden echter een veel diepere realiteit van een sociaal-economisch systeem dat stilaan uitgeblust geraakt.
Het neoliberale kapitalisme slaagt er maar niet in om de kloof tussen ‘energiearm’ en ‘energierijk’ te dichten – wel integendeel. En daarmee is het zelf de belangrijkste stoorzender van de overgang naar een meer sociaal en ecologisch duurzame ontwikkeling. Meer dan ooit is het geloof – vooral vanuit (extreem)rechtse hoek – dat fossiele brandstoffen het monopolie hebben op de productie van goedkope energie terug van nooit weg geweest (als we de grote, onbetaalde milieukost die ze met zich meedragen niet in rekenschap brengen tenminste).
(Lees verder onder het artikel)
Technologieoptimisten zullen de huidige energiecrisis dan weer misschien als een kans zien: mensen worden zich bewuster van hun energieconsumptie, gaan er zuiniger meer om en investeren in besparende technologie. Met andere woorden: de markt lost het wel weer op. Met een blik op het verleden, ziet de toekomst er echter veel minder rooskleurig uit. Zonder de structurele ongelijkheid in onze maatschappij aan te pakken, zullen groene initiatieven vanuit de private markt en groene keuzes door de particuliere consument weinig zin hebben. Ook dat illustreert de huidige crisis nu al: huishoudens schakelen massaal weer over naar oudere, meer vervuilende technologie zoals de hout- en zelfs kolenkachel.
Ondertussen staat de klimaatproblematiek helemaal onderaan de politieke agenda. En ook de publieke opinie ligt niet langer wakker van groene dan wel grijze stroom. Meer dan ooit hebben we nood aan publieke investeringen in én hernieuwbare én goedkope energie voor iedereen. De groene transitie zal sociaal zijn, of ze zal helemaal niet zijn.
Wout Saelens is energiehistoricus en als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier