Ignace Demaerel
7 paradoxen rond euthanasie
We beschermen onze kinderen tegen zichzelf als het gaat om het kopen van drank, maar niet als het gaat om leven of dood.
Het euthanasiedebat woedt weer sinds enkele weken volop in de kamers en gangen van ons parlement, en het voorstel tot uitbreiding is net in de Senaatscommissie gepasseerd met een wisselmeerderheid. Zoals meestal is er onder de bevolking een kleine groep felle voorstanders die luid roept, een kleine groep tegenstanders die even luid tégen roept, en de grote massa die eigenlijk nauwelijks een mening heeft. Zoals meestal krijgen de voorstanders véél aandacht en ruimte in de media, de tegenstanders nauwelijks. En de beeldvormingsmachine draait ook perfect geolied: de voorstanders van de (uitbreiding van) euthanasie worden voorgesteld als degenen die medelijden hebben met de lijdenden, de tegenstanders als de meedogenlozen die hen onnodig willen laten afzien: voornamelijk karikaturen en ‘emo-argumenten’ dus.
Als de emoties hevig worden, worden de hoofden heet en is nuancering ver te zoeken: want progressief is per definitie ‘goed’, en conservatief is een synoniem geworden voor ‘slecht’. Waarom worden de diepere vragen hierachter bijna nooit gesteld? Of: welk mensbeeld zit hierachter? En: naar welke maatschappij zijn we aan het evolueren?
Even ruimer kaderen: euthanasie is in België sinds 2002 toegestaan, en we waren hierin toen het tweede land ter wereld (na Nederland): volgens sommigen een teken dat België ‘modern, progressief en tolerant’ is, volgens anderen een vlucht vooruit naar de ‘cultuur van de dood’. De huidige discussie gaat erover of men euthanasie wil uitbreiden naar minderjarigen (en dementerenden). De vrees van de tegenstanders in 2002 wordt dus inderdaad bewaarheid: als men de deur op een kier openzet voor de ene groep, zal het niet lang duren voor men de deur verder wil openduwen voor de volgende. M.a.w. als deze uitbreidingswet passeert, wat zal binnen enkele jaren de volgende stap worden?
Er zitten meerdere absurde paradoxen achter dit wetsvoorstel: -18 jarigen kunnen niet eens zelf sterke drank gaan kopen in de supermarkt, en onder 16 jaar kan men geen tabak of alcohol kopen. Volgens de wetgever – jaja, onze geachte parlementairen – zijn ze onbekwaam om te beoordelen of ze sterke drank of tabak aankunnen, maar ze zijn nu dus (bijna) wel bekwaam om te beslissen over hun eigen levenseinde. We beschermen hen tegen zichzelf als het gaat om drank, maar niet als het gaat om leven of dood. Wat een selectieve bezorgdheid! De overheid investeert miljoenen in verkeersveiligheid, speciaal rond scholen, om per jaar enkele tientallen jongerenlevens te redden, en nu wordt de deur opengezet voor de keuze om er zélf uit te stappen.
Het feit dat dit debat zo weinig in de openbaarheid gevoerd wordt, is ook al paradoxaal. Het nieuws wordt tegenwoordig steeds meer gevuld met ‘fait divers’, de waan van de dag, maar als het gaat om leven en dood, debatteert men binnenskamers, ver van de camera’s. Is het omdat onze politici bang zijn dit openlijk te bespreken? Of omdat de meerderheid van de bevolking zo onverschillig wordt? Zelfs al zou het tweede waar zijn, het blijft de verantwoordelijkheid van politici om haar bevolking te informeren, te betrekken en naar haar te luisteren.
Een derde paradox is dat opzettelijk levensbeëindigend handelen bij geborenen in alle Europese landen bij wet verboden is (met uitzondering van Nederland, Zwitserland, Luxemburg en België) en wordt vervolgd als een misdrijf. Waarom wordt iets wat eeuwenlang ondenkbaar was, iets wat nu nog steeds in 98% van de landen van de wereld als een misdrijf wordt beschouwd, bij ons gepresenteerd als een ‘weldaad’?
We kunnen over euthanasie urenlang discussiëren op technisch niveau, op medisch niveau, op juridisch niveau, of op politiek vlak, maar de diepere, fundamentelere vragen komen nooit aan bod: welk mensbeeld schuilt hierachter, en naar welk soort maatschappij willen we evolueren?
Om dit even te illustreren: in juni 2008 was ik toevallig in Congo toen er een eerdere opflakkering van ditzelfde debat in België was. Blijkbaar was dit ook in de Congolese media vermeld en één Congolese man kwam naar mij toe en vroeg me op de man af: ‘Ik begrijp dit echt niet. Leg me eens uit waarom men in België zo graag euthanasie wil. Hier bij ons in Afrika zijn zoveel méér zieken en zoveel minder medicamenten en pijnstillers en hier is niemand die om euthanasie vraagt. Waarom bij jullie dan wel?’ Ik stond met mijn mond vol tanden: tegenover zulke overdosis gezond verstand had ik geen enkel antwoord. Tja, wat scheelt er eigenlijk op dieper niveau met onze ‘moderne maatschappij’? Paradox vier: ginds vecht men om te kunnen léven, hier vecht men om te mogen sterven! De Verklaring van de Rechten van de Mens spreekt toch over het ‘recht op leven’, waarom pleiten sommigen zo enthousiast voor een ‘recht op sterven’?
Het is duidelijk dat de grote religies in ons land unaniem tégen zijn. Op 6 november werd een gezamenlijke verklaring ondertekend door alle christelijke kerken samen (katholiek, protestants, evangelisch, anglicaans en orthodox) én joden én moslims. Op zich is het al uniek dat al deze kerken en religieuze leiders een gezamenlijke tekst hebben opgesteld – een staaltje van eenheid, waar iedereen roept dat godsdiensten alleen maar verdeeldheid brengen. Ook daarom is het weeral merkwaardig – of zijn we dat intussen al gewoon? – dat deze verklaring zo goed als géén aandacht kreeg in de pers. Ze wordt gewoon genegeerd, doodgezwegen. De verklaring spreekt over ‘de banalisering van een zo zwaarwichtige aangelegenheid’ en ‘het ondergraven van de fundamenten van de samenleving’, en stelt dat ‘euthanasie van kwetsbare mensen, kinderen of mensen met dementie, radicaal in strijd is met hun menselijke waardigheid’. Dit laatste woord is natuurlijk diametraal gericht tegen de slogan van de voorstanders van euthanasie: ‘recht op waardig sterven’. Paradox vijf: is het tragisch of grappig dat beide kampen claimen de menselijke waardigheid te verdedigen?
Een voorbeeld uit de praktijk: een goede vriend van mij kreeg in 2009 te horen dat zijn vrouw kanker had. Acht maanden heeft ze er uit alle macht tegen gestreden, maar helaas de strijd verloren. Ik heb het van dichtbij meegemaakt. Aan het einde was ze inderdaad vermagerd, verzwakt en kortademig, maar op haar laatste levensavond heeft ze al haar vijf kinderen en acht kleinkinderen rond zich gehad, en heeft elk van hen apart en persoonlijk ‘op grootmoederlijke wijze’ toegesproken: voor hen onvergetelijke woorden. Enkele uren later is ze in coma gegaan, en de volgende morgen – exact op kerstdag! – overleden. Bij de begrafenis ging mijn vriend vooraan in de bomvolle kerk staan en zei rustig: ‘Mijn vrouw is waardig gestorven!’ Het sloeg in als een bom. Hij had het niet beter kunnen verwoorden.
Waarom worden in de media zij die voor euthanasie kiezen afgeschilderd als de dapperen, en zij die tot het einde doorvechten als de… (vul zelf maar in). Waarom werd Hugo Claus die in 2008 voor euthanasie koos, bijna vereerd als een held? Betekent dat dan dat zij die vechten tot het einde lafaards zijn, bang van de dood? Zijn we hier de zaken niet aan het omkeren? Er zijn toch zoveel aangrijpende en ontroerende verhalen bekend van mannen en vrouwen die bovenmenselijke dingen gedaan hebben om te kunnen (over)léven? En er zijn zonder twijfel duizenden mensen in deze wereld die waarschijnlijk in veel moeilijker omstandigheden lijden en toch tot het uiterste knokken voor het leven. Wie geeft hier de moed op?
Maar als alle grote religies tégen zijn, wie zijn dan de voorstanders? Ben ik te veralgemenend als ik zeg ‘de humanisten’? Hier stuiten we weer op een nieuwe (zesde) vreemde paradox. ‘Humanisme’ betekent dat de mens (en niet God) in het centrum geplaatst wordt. Het is ontstaan in de 16° eeuw (o.a. Erasmus) als reactie tegen de onmenselijkheden die in die tijd door de Kerk werden bedreven in naam van God (godsdienstoorlogen, inquisitie, ketterverbrandingen…). Nu zou je toch verwachten dat humanisten bij uitstek vóór de mens kiezen, voor het léven. Maar je ziet in onze maatschappij precies het omgekeerde gebeuren: sinds we in de ‘postchristelijke tijd’ leven en de waarden de facto door de méns bepaald worden, wordt het menselijk leven gedevalueerd: aan het begin en aan het einde van het leven wordt er ‘afgepitst’ en beknibbeld (abortus, euthanasie…), en dit gaat voortdurend verder ‘in naam van de menselijke waardigheid’? Het humanistisch mensbeeld degradeert de waarde van het leven. Oude mensen en mindervaliden moeten zich bijna verontschuldigen dat ze nog blijven leven en tot ‘last’ zijn voor hun familie en de maatschappij. Maar hierachter zit een verschillende visie op wat ‘kwaliteit van leven’ is: het wordt alleen een beetje eng als men dit oordeel in de handen van ménsen gaat leggen.
De zevende paradox vinden we op medisch gebied: wanneer de wetenschap erin slaagt een bepaalde ziekte te genezen, wordt dit als een ‘overwinning voor de geneeskunde’ gezien, een overwinning voor het leven. Hoe kan dan euthanasie als een ‘vooruitgang’ worden bestempeld? Alle artsen moeten normaal, volgens hun eed van Hippocrates, vechten voor het léven! Ze worstelen urenlang in de ene operatiekamer om iemands leven te redden bijv. na een zwaar ongeval, en maken een vreugdedansje als het gelukt is, terwijl in de andere kamer met een spuitje iemands leven abrupt wordt beëindigd? Of: de ontdekking van een nieuw medicijn kan een weldaad zijn voor vele zieken, maar hoe kan men in ’s hemelsnaam euthanasie als een ‘weldaad’ bestempelen?
Dat waarden en normen verschuiven in onze maatschappij is voor iedereen overduidelijk. Ik wil dit even vergelijken met het debat rond genetische manipulatie van gewassen: dé grote vraag bij de nieuwe technieken is: welke effecten heeft dit op lange termijn, zelfs bij een volgende generatie? Ik vraag me ernstig af wat voor een nieuwe generatie en nieuwe wereld we kweken als we de poten onder het leven uitzagen. En dat terwijl ‘duurzaamheid’ vandaag hét modewoord is!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier