5 lessen van Rik Torfs voor scholieren en studenten: ‘Beoefen de kunst van het alleen zijn’
Het nieuwe schooljaar nadert, met in zijn zog het nieuwe academiejaar. Welke lessen moet je leren nog alvorens klaslokalen of aula’s te betreden? Over die vraag boog voormalig rector Rik Torfs zich.
Levenslang leren’ is een veelgehoorde mantra. ‘Levenslang’ biedt, anders dan in de gevangeniswereld, perspectief, klinkt geruststellend: we blijven erop vooruitgaan. Toch raakt wat we in onze jonge jaren studeren, tot we pakweg 25 zijn, ons het diepst. Het vormt de basis van wat later komt. Het blijft hangen. Zoals de muziek uit onze jeugd ons sterker prikkelt, de wielrenners en voetballers uit die periode een aparte plaats in ons hart behouden. Daarom vind ik Pelé nog altijd de allerbeste voetballer ooit, ten onrechte wellicht.
Vijf lessen voor leerlingen of studenten kun je van twee kanten bekijken. De eerste is die van de sluwe plantrekker: hoe haal ik het meeste uit mijn studententijd, met de minste inspanningen? Dat klinkt als roofbouw, doet denken aan olievelden die worden leeggezogen tot ze droog staan. Niet duurzaam. Heel utilitair ook. Gelukkig is er ook de omgekeerde weg: hoe stop ik er het meeste in? Met welke bagage, soms clandestien weggemoffeld in de dubbele voering van een reiskoffer, rust ik mij uit voor het verdere leven? Wetend dat levenslang leren bestaat, maar volgt op wat er is of had moeten zijn. Vijf lessen die duurzaamheid beogen, wat voor één keer niet betekent de auto laten staan en op rolschaatsen door stadslanen hossen.
5. Hoed je voor zelfverzekerde meesters h2>
De laatste les: wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden. De eeuwige neiging vanaf nul te starten. Reset. Zoals in een ongelukkig huwelijk, we vergeten alles en beginnen opnieuw.
Wondermiddelen helpen zelden. Niet om haargroei te stimuleren. Niet om gewicht te verliezen. Niet om de samenleving rechtvaardiger te maken. Het marxisme-leninisme was een systeem dat puik in elkaar zat, in theorie kon niemand er een speld tussen krijgen. Met proletariërs altijd als slachtoffers, ook als ze daders waren. Alles klopte. Alleen de werkelijkheid wilde niet mee. Het antikolonialisme als ideologie is er een kopie van, deelt dezelfde wetmatigheden, dit keer met niet-blanken als slachtoffers, altijd, de structuren deugen niet, de mensen die er het slachtoffer van zijn dus per definitie wel.
Wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden
Tussen die twee sterk verwante ideologieën in, verkondigde Friedrich von Hayek de kracht van de vrije markt, Guy Verhofstadt volgde hem een kwarteeuw geleden kortstondig. En Francis Fukuyama verwarde het einde van het Sovjetimperium met het einde van de geschiedenis.
Dat mensen telkens weer met die theorieën meegaan, heeft minder met de interne logica ervan te maken dan met de romantische gevoelens van wie erin vlucht. Vooral voor jongeren is het vinden van de ene ware weg verleidelijk. Extreme logica helpt daarbij. Hij is een vorm van romantiek, omdat hij uitgaat van hoe de mens zou kunnen zijn, niet van wie hij is. Met marxistische leraren en professoren had ik altijd een goed contact. Ze zochten in hun theorieën geborgenheid, die zouden ze verliezen mochten ze terugdeinzen voor een goed gesprek. Eigenlijk beseften ze ook wel dat wanneer je ‘foute’ mensen moet opofferen voor ‘goede’ structuren, het de structuren zijn die niet deugen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn. Dan bestaat de mogelijkheid dat ze een plaats inruimen voor de mens, die in geen enkel systeem naadloos past. Wat een mens wil, klopt nooit als een bus. Hij wil trouwen en daarna weer scheiden, de eeuwige waarheid verkondigen en ze later vervangen door een andere, nieuwe liefde.
Wie de geschiedenis perfect kan uitleggen, vergist zich. Wie verkondigt dat de toekomst prachtig zal zijn, stelt er zich onbewust een zonder mensen voor. Hoed je dus voor zelfverzekerde meesters. Vraag desnoods op een receptie zeer terloops aan hun partner hoe ze thuis zijn, leuk, drammerig of een beetje afwezig. Het antwoord leert meer over de mens dan een theorie die de wereld verklaart.
4. Beoefen de kunst van het alleen zijn h2>
De vierde les: leer alleen te zijn. Misschien is dat wel de kern van alles. Wie voortdurend mensen om zich heen nodig heeft, reëel of virtueel, wacht een versnipperd leven zonder mogelijkheden om diep na te denken of zich te concentreren op wat hem of haar wezenlijk boeit. Dat kan zowel filosofie als elektriciteit zijn.
Alleen zijn vond ik destijds aangenaam om de verkeerde redenen. Als scholier en student kon ik eindeloos dagdromen, daar uren, dagen mee verliezen. In plaats van Griekse stamtijden uit het hoofd te leren, keek ik in mijn atlas naar de schoonheid van het reliëf. Naar eilanden, rivieren en bergketens. Ze bestonden echt. Ik wilde ze zien. En in het handboek Nederlands las ik andere, betere gedichten dan in de klas, alsof na Guido Gezelle en Karel van de Woestijne niemand wat geschreven had. Alleen zijn betekent ook, onvermijdelijk voor wie jong is: dagdromen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn.
Met de huidige technologie kun je, terwijl je alleen lijkt te zijn, met vele anderen in gesprek treden. Jongeren zijn vaak samen wanneer ze alleen zijn en paradoxaal genoeg, alleen als ze samen zijn. Studenten die een strak ritme volgend collectief in bibliotheken studeren, doen dat omdat ze uitsluitend alleen kunnen zijn te midden van een groep die hen controleert. Het lijkt op het eerste gezicht allemaal erg anders dan vroeger, maar het beginsel blijft: de kunst van het alleen zijn is voor een scholier of student een sleutel tot succes.
Ooit had ik daarover, tijdens een huwelijksfeest, een mooi gesprek met beeldend kunstenaar Bernd Lohaus (1940-2010). Als leerling van Joseph Beuys verzeilde hij door zijn huwelijk in Antwerpen. In een ontroerende mengeling van Duits en Nederlands sprak hij over eenzame voormiddagen, helemaal alleen in zijn atelier. Over de momenten waarop er niets kwam, geen inspiratie, er was enkel het vergeefse denken en het wachten op ideeën die wegbleven. De verleiding om ontmoedigd te raken of troost te zoeken in de drank is groot, ook dat was een voortdurend gevecht. Alleen zijn heeft als voordeel dat de gedachten welkom zijn, als nadeel dat, wanneer ze niet komen, je alleen achterblijft, zonder. Succes is niet verzekerd. Dan dreigt eenzaamheid. En toch moet je alleen kunnen zijn om als student iets te leren, om verder te gaan dan de bevestiging van het vanzelfsprekende, van wat je altijd al dacht.
Alleen zijn vraagt een inspanning die niet altijd wordt beloond. Daar hebben we moeite mee in onze samenleving, die erg contractueel denkt. Wie zich inspant, wordt daarvoor beloond. Wie zijn best doet, verdient succes. Met alleen zijn is het anders. Niet altijd levert het iets op. En toch is het noodzakelijk om vroeg of laat resultaat te boeken.
5. Hoed je voor zelfverzekerde meesters h2>
De laatste les: wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden. De eeuwige neiging vanaf nul te starten. Reset. Zoals in een ongelukkig huwelijk, we vergeten alles en beginnen opnieuw.
Wondermiddelen helpen zelden. Niet om haargroei te stimuleren. Niet om gewicht te verliezen. Niet om de samenleving rechtvaardiger te maken. Het marxisme-leninisme was een systeem dat puik in elkaar zat, in theorie kon niemand er een speld tussen krijgen. Met proletariërs altijd als slachtoffers, ook als ze daders waren. Alles klopte. Alleen de werkelijkheid wilde niet mee. Het antikolonialisme als ideologie is er een kopie van, deelt dezelfde wetmatigheden, dit keer met niet-blanken als slachtoffers, altijd, de structuren deugen niet, de mensen die er het slachtoffer van zijn dus per definitie wel.
Wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden
Tussen die twee sterk verwante ideologieën in, verkondigde Friedrich von Hayek de kracht van de vrije markt, Guy Verhofstadt volgde hem een kwarteeuw geleden kortstondig. En Francis Fukuyama verwarde het einde van het Sovjetimperium met het einde van de geschiedenis.
Dat mensen telkens weer met die theorieën meegaan, heeft minder met de interne logica ervan te maken dan met de romantische gevoelens van wie erin vlucht. Vooral voor jongeren is het vinden van de ene ware weg verleidelijk. Extreme logica helpt daarbij. Hij is een vorm van romantiek, omdat hij uitgaat van hoe de mens zou kunnen zijn, niet van wie hij is. Met marxistische leraren en professoren had ik altijd een goed contact. Ze zochten in hun theorieën geborgenheid, die zouden ze verliezen mochten ze terugdeinzen voor een goed gesprek. Eigenlijk beseften ze ook wel dat wanneer je ‘foute’ mensen moet opofferen voor ‘goede’ structuren, het de structuren zijn die niet deugen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn. Dan bestaat de mogelijkheid dat ze een plaats inruimen voor de mens, die in geen enkel systeem naadloos past. Wat een mens wil, klopt nooit als een bus. Hij wil trouwen en daarna weer scheiden, de eeuwige waarheid verkondigen en ze later vervangen door een andere, nieuwe liefde.
Wie de geschiedenis perfect kan uitleggen, vergist zich. Wie verkondigt dat de toekomst prachtig zal zijn, stelt er zich onbewust een zonder mensen voor. Hoed je dus voor zelfverzekerde meesters. Vraag desnoods op een receptie zeer terloops aan hun partner hoe ze thuis zijn, leuk, drammerig of een beetje afwezig. Het antwoord leert meer over de mens dan een theorie die de wereld verklaart.
3. Lees alles. Ook reclamefolders h2>
De derde les is: lees. Lees je niet te pletter, dat hoeft nu ook weer niet, want in dat geval blijf je een theoreticus. Men zal je verwijten dat je het leven niet kent, een flauw argument, want wie kent het wel? En toch, bezoek af en toe een café en laaf je aan toogpraat. Die is niet onwaar, zoals intellectuelen weleens beweren, maar eenzijdig. Hij belicht de kant van het gelijk die in boekenwijsheid verborgen blijft. Aan de toog hoor je de waarheid niet, maar door goed te luisteren, kun je haar wel verfijnen.
Lezen zelf is heel breed. Lees alles. Ook reclamefolders en bijsluiters van medicamenten. Zeker niet alleen vakliteratuur. Die is uiteraard nuttig, maar ze mag niet ten koste gaan van een bredere interesse. Niet lang geleden ontmoette ik een ingenieur die nog nooit van Kristien Hemmerechts had gehoord. Hij zag er niet ongelukkig uit, toch voelde het aan als een gemis.
Welke algemene kennis is belangrijk? Twee zeer verschillende opvattingen staan tegenover elkaar. De eerste ziet algemene ontwikkeling als een optelsom van basiskennis op alle gebieden: een beetje scheikunde, een vleugje literatuur, aandacht voor computerwetenschappen, wat economie, een pakketje Einstein. Op elke receptie heb je dan wel iets te vertellen. Zwak punt van deze aanpak is de afwezigheid van samenhang. Kennis blijft versnipperd, er bestaat geen bezield verband tussen de verschillende elementen ervan. Met wat je op die manier weet, kun je misschien wel quizzen winnen, maar ze helpt je nauwelijks om te leven.
Daarom geloof ik meer in de tweede benadering, die de brede kennis van de omnivoor overigens niet uitsluit. Ze mikt op een verbreding en verdieping van het denken. Literatuur kan daarbij helpen. Fictie hoeft de voorzichtigheid niet aan de dag te leggen die goede wetenschap wel kenmerkt. Wat iemand in een essay niet hard kan maken of durft te suggereren, kan een romancier in de mond van zijn personages leggen. Literatuur toont aspecten van het leven die zich op de rand van het denken en het voelen bevinden. Grotere psychologen dan Henrik Ibsen en Guy de Maupassant zijn nauwelijks te vinden. Niet elke vorm van literatuur is daartoe in staat. Het is belangrijk goed te kiezen.
Toen ik student was in het tweede jaar rechten, volgde ik enkele colleges aan de faculteit Letteren. Ik legde examen af bij professor José Aerts, de echte naam van de in die tijd vermaarde letterkundige Albert Westerlinck (1914-1984). Na afloop, terwijl hij de muren van zijn bureau monsterde alsof hij op zoek was naar meer ruimte, zei hij: ‘Als ik u één raad mag geven: beperk u niet tot Nederlandstalige literatuur. Lees er vooral andere, vertaald of niet, maakt weinig uit. Ze is gewoon beter.’ Dat had hij tijdens zijn seminaries nooit verteld. Meestal volg ik goede raad niet op, toen wel. Hij klonk alsof hij gelijk had.
4. Beoefen de kunst van het alleen zijn h2>
De vierde les: leer alleen te zijn. Misschien is dat wel de kern van alles. Wie voortdurend mensen om zich heen nodig heeft, reëel of virtueel, wacht een versnipperd leven zonder mogelijkheden om diep na te denken of zich te concentreren op wat hem of haar wezenlijk boeit. Dat kan zowel filosofie als elektriciteit zijn.
Alleen zijn vond ik destijds aangenaam om de verkeerde redenen. Als scholier en student kon ik eindeloos dagdromen, daar uren, dagen mee verliezen. In plaats van Griekse stamtijden uit het hoofd te leren, keek ik in mijn atlas naar de schoonheid van het reliëf. Naar eilanden, rivieren en bergketens. Ze bestonden echt. Ik wilde ze zien. En in het handboek Nederlands las ik andere, betere gedichten dan in de klas, alsof na Guido Gezelle en Karel van de Woestijne niemand wat geschreven had. Alleen zijn betekent ook, onvermijdelijk voor wie jong is: dagdromen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn.
Met de huidige technologie kun je, terwijl je alleen lijkt te zijn, met vele anderen in gesprek treden. Jongeren zijn vaak samen wanneer ze alleen zijn en paradoxaal genoeg, alleen als ze samen zijn. Studenten die een strak ritme volgend collectief in bibliotheken studeren, doen dat omdat ze uitsluitend alleen kunnen zijn te midden van een groep die hen controleert. Het lijkt op het eerste gezicht allemaal erg anders dan vroeger, maar het beginsel blijft: de kunst van het alleen zijn is voor een scholier of student een sleutel tot succes.
Ooit had ik daarover, tijdens een huwelijksfeest, een mooi gesprek met beeldend kunstenaar Bernd Lohaus (1940-2010). Als leerling van Joseph Beuys verzeilde hij door zijn huwelijk in Antwerpen. In een ontroerende mengeling van Duits en Nederlands sprak hij over eenzame voormiddagen, helemaal alleen in zijn atelier. Over de momenten waarop er niets kwam, geen inspiratie, er was enkel het vergeefse denken en het wachten op ideeën die wegbleven. De verleiding om ontmoedigd te raken of troost te zoeken in de drank is groot, ook dat was een voortdurend gevecht. Alleen zijn heeft als voordeel dat de gedachten welkom zijn, als nadeel dat, wanneer ze niet komen, je alleen achterblijft, zonder. Succes is niet verzekerd. Dan dreigt eenzaamheid. En toch moet je alleen kunnen zijn om als student iets te leren, om verder te gaan dan de bevestiging van het vanzelfsprekende, van wat je altijd al dacht.
Alleen zijn vraagt een inspanning die niet altijd wordt beloond. Daar hebben we moeite mee in onze samenleving, die erg contractueel denkt. Wie zich inspant, wordt daarvoor beloond. Wie zijn best doet, verdient succes. Met alleen zijn is het anders. Niet altijd levert het iets op. En toch is het noodzakelijk om vroeg of laat resultaat te boeken.
5. Hoed je voor zelfverzekerde meesters h2>
De laatste les: wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden. De eeuwige neiging vanaf nul te starten. Reset. Zoals in een ongelukkig huwelijk, we vergeten alles en beginnen opnieuw.
Wondermiddelen helpen zelden. Niet om haargroei te stimuleren. Niet om gewicht te verliezen. Niet om de samenleving rechtvaardiger te maken. Het marxisme-leninisme was een systeem dat puik in elkaar zat, in theorie kon niemand er een speld tussen krijgen. Met proletariërs altijd als slachtoffers, ook als ze daders waren. Alles klopte. Alleen de werkelijkheid wilde niet mee. Het antikolonialisme als ideologie is er een kopie van, deelt dezelfde wetmatigheden, dit keer met niet-blanken als slachtoffers, altijd, de structuren deugen niet, de mensen die er het slachtoffer van zijn dus per definitie wel.
Wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden
Tussen die twee sterk verwante ideologieën in, verkondigde Friedrich von Hayek de kracht van de vrije markt, Guy Verhofstadt volgde hem een kwarteeuw geleden kortstondig. En Francis Fukuyama verwarde het einde van het Sovjetimperium met het einde van de geschiedenis.
Dat mensen telkens weer met die theorieën meegaan, heeft minder met de interne logica ervan te maken dan met de romantische gevoelens van wie erin vlucht. Vooral voor jongeren is het vinden van de ene ware weg verleidelijk. Extreme logica helpt daarbij. Hij is een vorm van romantiek, omdat hij uitgaat van hoe de mens zou kunnen zijn, niet van wie hij is. Met marxistische leraren en professoren had ik altijd een goed contact. Ze zochten in hun theorieën geborgenheid, die zouden ze verliezen mochten ze terugdeinzen voor een goed gesprek. Eigenlijk beseften ze ook wel dat wanneer je ‘foute’ mensen moet opofferen voor ‘goede’ structuren, het de structuren zijn die niet deugen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn. Dan bestaat de mogelijkheid dat ze een plaats inruimen voor de mens, die in geen enkel systeem naadloos past. Wat een mens wil, klopt nooit als een bus. Hij wil trouwen en daarna weer scheiden, de eeuwige waarheid verkondigen en ze later vervangen door een andere, nieuwe liefde.
Wie de geschiedenis perfect kan uitleggen, vergist zich. Wie verkondigt dat de toekomst prachtig zal zijn, stelt er zich onbewust een zonder mensen voor. Hoed je dus voor zelfverzekerde meesters. Vraag desnoods op een receptie zeer terloops aan hun partner hoe ze thuis zijn, leuk, drammerig of een beetje afwezig. Het antwoord leert meer over de mens dan een theorie die de wereld verklaart.
2. Vraag je af: hoe wil ik leven? h2>
Een tweede les heeft met komende maatschappelijke ontwikkelingen te maken. De wereld zal er morgen anders uitzien dan vandaag. En niet altijd op de manier die we verwachten, het zal niet uitsluitend over klimaat en racisme gaan.
Nu laten vele jongeren zich leiden door de vraag: ‘Hoe vind ik een baan?’ De baan is er eerst, overheden of ondernemers scheppen ze, jongeren stappen erin. Slogans zoals ‘Jobs, jobs, jobs’ vertrekken van dat oude model. Is die benadering wel duurzaam? Door de globalisering zal ons mooie systeem van sociale zekerheid hopelijk niet helemaal verdwijnen, maar verzwakken doet het in ieder geval. Zeker wanneer de economische groei in Europa blijft stagneren in vergelijking met andere continenten. Solide, een volledige beroepsloopbaan omvattende banen bij de overheid of in de private sector zullen minder talrijk worden. ‘Hoe vind ik een job?’ wordt steeds vaker ‘Hoe wil ik leven?’. De baan staat niet langer los van wie ze uitoefent. Je zoekt ze niet, je maakt ze zelf. Niet iedereen wordt zelfstandige, dat verwachten zou niet fair zijn en houdt geen rekening met zwakkeren in de samenleving. Toch moeten leerlingen en studenten meer dan vroeger leren de regie van hun eigen leven in handen te nemen.
Niet lang geleden ontmoette ik een ingenieur die nog nooit van Kristien Hemmerechts had gehoord. Hij zag er niet ongelukkig uit, toch voelde het aan als een gemis.
Meteen verdwijnt de vaak gehoorde weeklacht dat jongeren ‘nutteloze’ studierichtingen volgen of, zoals de jonge Nederlandse auteur Maarten van der Graaff schrijft in zijn roman Wormen en engelen, steeds hoger opgeleid worden voor banen die er niet zijn. Of een studierichting nut heeft of niet, hangt niet langer samen met directe toegang tot de arbeidsmarkt maar met wat je er zelf mee doet. Iemand kan perfect een proefschrift over Jean Baudrillard schrijven, daardoor scherper leren denken en vervolgens een frietkraam openen op voorwaarde dat de frieten smaken. Een onderwijsinstelling vervelt van een diplomafabriek tot een bron van wijsheid, wat haar tegelijk hogere eisen oplegt.
Banen die om invulling vragen, bieden op het eerste gezicht meer garanties dan banen die iemand zelf schept. Ze zorgen voor een beter vangnet, lijkt het. Maar tegelijk zijn ze vaak mooi verpakte moderne slavernij. Vijftigplussers met een belangrijke functie bij een multinational die plotseling volkomen overbodig blijken te zijn en met een fraaie packagedeal naar eeuwige rust op zeilboten in godvergeten jachthavens worden verwezen: het is schering en inslag. Honger en armoede zijn erger, maar ook vernedering doet pijn. Studeer dus niet om voor altijd bij een multinational te gaan werken. Denk erover na hoe je hem kunt verlaten na de kneepjes van het vak te hebben geleerd, eerder dan er te blijven, eerst te groeien en vervolgens overbodig te worden bij de eerste tekenen van verzwakking. Identificeer je nooit met je multinational. Hij doet het evenmin met jou.
Kortom, het leven is harder dan beminnelijke studiebegeleiders je vertellen. Laat je niet in slaap wiegen. En kies voor het onverwachte, dan blijf je vrij.
3. Lees alles. Ook reclamefolders h2>
De derde les is: lees. Lees je niet te pletter, dat hoeft nu ook weer niet, want in dat geval blijf je een theoreticus. Men zal je verwijten dat je het leven niet kent, een flauw argument, want wie kent het wel? En toch, bezoek af en toe een café en laaf je aan toogpraat. Die is niet onwaar, zoals intellectuelen weleens beweren, maar eenzijdig. Hij belicht de kant van het gelijk die in boekenwijsheid verborgen blijft. Aan de toog hoor je de waarheid niet, maar door goed te luisteren, kun je haar wel verfijnen.
Lezen zelf is heel breed. Lees alles. Ook reclamefolders en bijsluiters van medicamenten. Zeker niet alleen vakliteratuur. Die is uiteraard nuttig, maar ze mag niet ten koste gaan van een bredere interesse. Niet lang geleden ontmoette ik een ingenieur die nog nooit van Kristien Hemmerechts had gehoord. Hij zag er niet ongelukkig uit, toch voelde het aan als een gemis.
Welke algemene kennis is belangrijk? Twee zeer verschillende opvattingen staan tegenover elkaar. De eerste ziet algemene ontwikkeling als een optelsom van basiskennis op alle gebieden: een beetje scheikunde, een vleugje literatuur, aandacht voor computerwetenschappen, wat economie, een pakketje Einstein. Op elke receptie heb je dan wel iets te vertellen. Zwak punt van deze aanpak is de afwezigheid van samenhang. Kennis blijft versnipperd, er bestaat geen bezield verband tussen de verschillende elementen ervan. Met wat je op die manier weet, kun je misschien wel quizzen winnen, maar ze helpt je nauwelijks om te leven.
Daarom geloof ik meer in de tweede benadering, die de brede kennis van de omnivoor overigens niet uitsluit. Ze mikt op een verbreding en verdieping van het denken. Literatuur kan daarbij helpen. Fictie hoeft de voorzichtigheid niet aan de dag te leggen die goede wetenschap wel kenmerkt. Wat iemand in een essay niet hard kan maken of durft te suggereren, kan een romancier in de mond van zijn personages leggen. Literatuur toont aspecten van het leven die zich op de rand van het denken en het voelen bevinden. Grotere psychologen dan Henrik Ibsen en Guy de Maupassant zijn nauwelijks te vinden. Niet elke vorm van literatuur is daartoe in staat. Het is belangrijk goed te kiezen.
Toen ik student was in het tweede jaar rechten, volgde ik enkele colleges aan de faculteit Letteren. Ik legde examen af bij professor José Aerts, de echte naam van de in die tijd vermaarde letterkundige Albert Westerlinck (1914-1984). Na afloop, terwijl hij de muren van zijn bureau monsterde alsof hij op zoek was naar meer ruimte, zei hij: ‘Als ik u één raad mag geven: beperk u niet tot Nederlandstalige literatuur. Lees er vooral andere, vertaald of niet, maakt weinig uit. Ze is gewoon beter.’ Dat had hij tijdens zijn seminaries nooit verteld. Meestal volg ik goede raad niet op, toen wel. Hij klonk alsof hij gelijk had.
4. Beoefen de kunst van het alleen zijn h2>
De vierde les: leer alleen te zijn. Misschien is dat wel de kern van alles. Wie voortdurend mensen om zich heen nodig heeft, reëel of virtueel, wacht een versnipperd leven zonder mogelijkheden om diep na te denken of zich te concentreren op wat hem of haar wezenlijk boeit. Dat kan zowel filosofie als elektriciteit zijn.
Alleen zijn vond ik destijds aangenaam om de verkeerde redenen. Als scholier en student kon ik eindeloos dagdromen, daar uren, dagen mee verliezen. In plaats van Griekse stamtijden uit het hoofd te leren, keek ik in mijn atlas naar de schoonheid van het reliëf. Naar eilanden, rivieren en bergketens. Ze bestonden echt. Ik wilde ze zien. En in het handboek Nederlands las ik andere, betere gedichten dan in de klas, alsof na Guido Gezelle en Karel van de Woestijne niemand wat geschreven had. Alleen zijn betekent ook, onvermijdelijk voor wie jong is: dagdromen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn.
Met de huidige technologie kun je, terwijl je alleen lijkt te zijn, met vele anderen in gesprek treden. Jongeren zijn vaak samen wanneer ze alleen zijn en paradoxaal genoeg, alleen als ze samen zijn. Studenten die een strak ritme volgend collectief in bibliotheken studeren, doen dat omdat ze uitsluitend alleen kunnen zijn te midden van een groep die hen controleert. Het lijkt op het eerste gezicht allemaal erg anders dan vroeger, maar het beginsel blijft: de kunst van het alleen zijn is voor een scholier of student een sleutel tot succes.
Ooit had ik daarover, tijdens een huwelijksfeest, een mooi gesprek met beeldend kunstenaar Bernd Lohaus (1940-2010). Als leerling van Joseph Beuys verzeilde hij door zijn huwelijk in Antwerpen. In een ontroerende mengeling van Duits en Nederlands sprak hij over eenzame voormiddagen, helemaal alleen in zijn atelier. Over de momenten waarop er niets kwam, geen inspiratie, er was enkel het vergeefse denken en het wachten op ideeën die wegbleven. De verleiding om ontmoedigd te raken of troost te zoeken in de drank is groot, ook dat was een voortdurend gevecht. Alleen zijn heeft als voordeel dat de gedachten welkom zijn, als nadeel dat, wanneer ze niet komen, je alleen achterblijft, zonder. Succes is niet verzekerd. Dan dreigt eenzaamheid. En toch moet je alleen kunnen zijn om als student iets te leren, om verder te gaan dan de bevestiging van het vanzelfsprekende, van wat je altijd al dacht.
Alleen zijn vraagt een inspanning die niet altijd wordt beloond. Daar hebben we moeite mee in onze samenleving, die erg contractueel denkt. Wie zich inspant, wordt daarvoor beloond. Wie zijn best doet, verdient succes. Met alleen zijn is het anders. Niet altijd levert het iets op. En toch is het noodzakelijk om vroeg of laat resultaat te boeken.
5. Hoed je voor zelfverzekerde meesters h2>
De laatste les: wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden. De eeuwige neiging vanaf nul te starten. Reset. Zoals in een ongelukkig huwelijk, we vergeten alles en beginnen opnieuw.
Wondermiddelen helpen zelden. Niet om haargroei te stimuleren. Niet om gewicht te verliezen. Niet om de samenleving rechtvaardiger te maken. Het marxisme-leninisme was een systeem dat puik in elkaar zat, in theorie kon niemand er een speld tussen krijgen. Met proletariërs altijd als slachtoffers, ook als ze daders waren. Alles klopte. Alleen de werkelijkheid wilde niet mee. Het antikolonialisme als ideologie is er een kopie van, deelt dezelfde wetmatigheden, dit keer met niet-blanken als slachtoffers, altijd, de structuren deugen niet, de mensen die er het slachtoffer van zijn dus per definitie wel.
Wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden
Tussen die twee sterk verwante ideologieën in, verkondigde Friedrich von Hayek de kracht van de vrije markt, Guy Verhofstadt volgde hem een kwarteeuw geleden kortstondig. En Francis Fukuyama verwarde het einde van het Sovjetimperium met het einde van de geschiedenis.
Dat mensen telkens weer met die theorieën meegaan, heeft minder met de interne logica ervan te maken dan met de romantische gevoelens van wie erin vlucht. Vooral voor jongeren is het vinden van de ene ware weg verleidelijk. Extreme logica helpt daarbij. Hij is een vorm van romantiek, omdat hij uitgaat van hoe de mens zou kunnen zijn, niet van wie hij is. Met marxistische leraren en professoren had ik altijd een goed contact. Ze zochten in hun theorieën geborgenheid, die zouden ze verliezen mochten ze terugdeinzen voor een goed gesprek. Eigenlijk beseften ze ook wel dat wanneer je ‘foute’ mensen moet opofferen voor ‘goede’ structuren, het de structuren zijn die niet deugen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn. Dan bestaat de mogelijkheid dat ze een plaats inruimen voor de mens, die in geen enkel systeem naadloos past. Wat een mens wil, klopt nooit als een bus. Hij wil trouwen en daarna weer scheiden, de eeuwige waarheid verkondigen en ze later vervangen door een andere, nieuwe liefde.
Wie de geschiedenis perfect kan uitleggen, vergist zich. Wie verkondigt dat de toekomst prachtig zal zijn, stelt er zich onbewust een zonder mensen voor. Hoed je dus voor zelfverzekerde meesters. Vraag desnoods op een receptie zeer terloops aan hun partner hoe ze thuis zijn, leuk, drammerig of een beetje afwezig. Het antwoord leert meer over de mens dan een theorie die de wereld verklaart.
1. Laat je niet leiden door vrienden h2>
De eerste les is simpel: kies je studierichting of vak goed uit. Kijk niet enkel naar wat je vandaag fijne schoolvakken vindt. Bijt door de zure appel heen met een doel of een droom voor ogen. Studeer geen theologie wanneer je een hekel hebt aan God maar tijdens je opleiding het vak statistiek wilt ontlopen. Belangrijker nog, laat je niet leiden door wat je vrienden of vriendinnen gaan studeren. Het kan best dat je je veertig jaar lang met tegenzin naar een bloedeloos kantoor sleept door de keuze van een vriend die zelf zijn studie niet afmaakte en een bed and breakfast in de Provence opende. Denk dus niet enkel aan het plezier van het moment, maar ook aan de toekomst. Ik weet het, dat gaat tegen de trend van vandaag in: in het moment leven. Maar ook verlangen maakt deel uit van het moment.
Iemand kan perfect een proefschrift over Jean Baudrillard schrijven, daardoor scherper leren denken en vervolgens een frietkraam openen op voorwaarde dat de frieten smaken.
Twee jaar geleden hield ik een lezing aan de universiteit van Turku. Er zaten vooral vrouwen in de zaal. Dat kon niet aan mij liggen. En inderdaad: in Finland studeren meer meisjes dan jongens aan de universiteit. Waarom? ‘Jongens kiezen voor het geld’, meesmuilde mijn Finse collega. ‘En dus voor een technische opleiding. Daarna beginnen ze als loodgieter of elektricien een eigen bedrijfje. Vier, vijf werknemers, dat loopt uitstekend. Studeren aan de universiteit betekent: minder verdienen. De kennis tegenover het geld.’ Dat klopt dikwijls niet. Er zat naast een beetje waarheid ook lichte provocatie in haar woorden. ‘Hoe langer en ingewikkelder een opleiding, hoe beter’, luidt de algemeen verspreide gedachte.
Toch is wat mijn collega zei niet onzinnig: niet alle universitaire opleidingen voeren naar een leven in weelde. Niet dat zoiets hoeft, een keuze voor een materieel onthecht bestaan is lovenswaardig, past in een moniale traditie. Maar je kunt het statuut van ‘hoogopgeleide’ niet langer inroepen om aanspraak te maken op een loon dat hoger is dan het gemiddelde. Wie jong is, maalt daar minder om. Op latere leeftijd leidt die constatatie weleens tot bitterheid: al die kennis en eruditie, en toch wonen in een gerenoveerd rijhuis dat een architect door vernuftig aangebrachte lichtinvallen leefbaar maakte.
Kortom, denk na over wat je van het leven verwacht. Durf te kijken naar wat je diep in je hart belangrijk vindt en wat niet. Laat je daarbij niet leiden door wat mensen mooi of keurig vinden, maar door wat je zelf verlangt. Is dat materieel bezit, dan verschil je misschien minder dan je denkt van andere idealisten.
2. Vraag je af: hoe wil ik leven? h2>
Een tweede les heeft met komende maatschappelijke ontwikkelingen te maken. De wereld zal er morgen anders uitzien dan vandaag. En niet altijd op de manier die we verwachten, het zal niet uitsluitend over klimaat en racisme gaan.
Nu laten vele jongeren zich leiden door de vraag: ‘Hoe vind ik een baan?’ De baan is er eerst, overheden of ondernemers scheppen ze, jongeren stappen erin. Slogans zoals ‘Jobs, jobs, jobs’ vertrekken van dat oude model. Is die benadering wel duurzaam? Door de globalisering zal ons mooie systeem van sociale zekerheid hopelijk niet helemaal verdwijnen, maar verzwakken doet het in ieder geval. Zeker wanneer de economische groei in Europa blijft stagneren in vergelijking met andere continenten. Solide, een volledige beroepsloopbaan omvattende banen bij de overheid of in de private sector zullen minder talrijk worden. ‘Hoe vind ik een job?’ wordt steeds vaker ‘Hoe wil ik leven?’. De baan staat niet langer los van wie ze uitoefent. Je zoekt ze niet, je maakt ze zelf. Niet iedereen wordt zelfstandige, dat verwachten zou niet fair zijn en houdt geen rekening met zwakkeren in de samenleving. Toch moeten leerlingen en studenten meer dan vroeger leren de regie van hun eigen leven in handen te nemen.
Niet lang geleden ontmoette ik een ingenieur die nog nooit van Kristien Hemmerechts had gehoord. Hij zag er niet ongelukkig uit, toch voelde het aan als een gemis.
Meteen verdwijnt de vaak gehoorde weeklacht dat jongeren ‘nutteloze’ studierichtingen volgen of, zoals de jonge Nederlandse auteur Maarten van der Graaff schrijft in zijn roman Wormen en engelen, steeds hoger opgeleid worden voor banen die er niet zijn. Of een studierichting nut heeft of niet, hangt niet langer samen met directe toegang tot de arbeidsmarkt maar met wat je er zelf mee doet. Iemand kan perfect een proefschrift over Jean Baudrillard schrijven, daardoor scherper leren denken en vervolgens een frietkraam openen op voorwaarde dat de frieten smaken. Een onderwijsinstelling vervelt van een diplomafabriek tot een bron van wijsheid, wat haar tegelijk hogere eisen oplegt.
Banen die om invulling vragen, bieden op het eerste gezicht meer garanties dan banen die iemand zelf schept. Ze zorgen voor een beter vangnet, lijkt het. Maar tegelijk zijn ze vaak mooi verpakte moderne slavernij. Vijftigplussers met een belangrijke functie bij een multinational die plotseling volkomen overbodig blijken te zijn en met een fraaie packagedeal naar eeuwige rust op zeilboten in godvergeten jachthavens worden verwezen: het is schering en inslag. Honger en armoede zijn erger, maar ook vernedering doet pijn. Studeer dus niet om voor altijd bij een multinational te gaan werken. Denk erover na hoe je hem kunt verlaten na de kneepjes van het vak te hebben geleerd, eerder dan er te blijven, eerst te groeien en vervolgens overbodig te worden bij de eerste tekenen van verzwakking. Identificeer je nooit met je multinational. Hij doet het evenmin met jou.
Kortom, het leven is harder dan beminnelijke studiebegeleiders je vertellen. Laat je niet in slaap wiegen. En kies voor het onverwachte, dan blijf je vrij.
3. Lees alles. Ook reclamefolders h2>
De derde les is: lees. Lees je niet te pletter, dat hoeft nu ook weer niet, want in dat geval blijf je een theoreticus. Men zal je verwijten dat je het leven niet kent, een flauw argument, want wie kent het wel? En toch, bezoek af en toe een café en laaf je aan toogpraat. Die is niet onwaar, zoals intellectuelen weleens beweren, maar eenzijdig. Hij belicht de kant van het gelijk die in boekenwijsheid verborgen blijft. Aan de toog hoor je de waarheid niet, maar door goed te luisteren, kun je haar wel verfijnen.
Lezen zelf is heel breed. Lees alles. Ook reclamefolders en bijsluiters van medicamenten. Zeker niet alleen vakliteratuur. Die is uiteraard nuttig, maar ze mag niet ten koste gaan van een bredere interesse. Niet lang geleden ontmoette ik een ingenieur die nog nooit van Kristien Hemmerechts had gehoord. Hij zag er niet ongelukkig uit, toch voelde het aan als een gemis.
Welke algemene kennis is belangrijk? Twee zeer verschillende opvattingen staan tegenover elkaar. De eerste ziet algemene ontwikkeling als een optelsom van basiskennis op alle gebieden: een beetje scheikunde, een vleugje literatuur, aandacht voor computerwetenschappen, wat economie, een pakketje Einstein. Op elke receptie heb je dan wel iets te vertellen. Zwak punt van deze aanpak is de afwezigheid van samenhang. Kennis blijft versnipperd, er bestaat geen bezield verband tussen de verschillende elementen ervan. Met wat je op die manier weet, kun je misschien wel quizzen winnen, maar ze helpt je nauwelijks om te leven.
Daarom geloof ik meer in de tweede benadering, die de brede kennis van de omnivoor overigens niet uitsluit. Ze mikt op een verbreding en verdieping van het denken. Literatuur kan daarbij helpen. Fictie hoeft de voorzichtigheid niet aan de dag te leggen die goede wetenschap wel kenmerkt. Wat iemand in een essay niet hard kan maken of durft te suggereren, kan een romancier in de mond van zijn personages leggen. Literatuur toont aspecten van het leven die zich op de rand van het denken en het voelen bevinden. Grotere psychologen dan Henrik Ibsen en Guy de Maupassant zijn nauwelijks te vinden. Niet elke vorm van literatuur is daartoe in staat. Het is belangrijk goed te kiezen.
Toen ik student was in het tweede jaar rechten, volgde ik enkele colleges aan de faculteit Letteren. Ik legde examen af bij professor José Aerts, de echte naam van de in die tijd vermaarde letterkundige Albert Westerlinck (1914-1984). Na afloop, terwijl hij de muren van zijn bureau monsterde alsof hij op zoek was naar meer ruimte, zei hij: ‘Als ik u één raad mag geven: beperk u niet tot Nederlandstalige literatuur. Lees er vooral andere, vertaald of niet, maakt weinig uit. Ze is gewoon beter.’ Dat had hij tijdens zijn seminaries nooit verteld. Meestal volg ik goede raad niet op, toen wel. Hij klonk alsof hij gelijk had.
4. Beoefen de kunst van het alleen zijn h2>
De vierde les: leer alleen te zijn. Misschien is dat wel de kern van alles. Wie voortdurend mensen om zich heen nodig heeft, reëel of virtueel, wacht een versnipperd leven zonder mogelijkheden om diep na te denken of zich te concentreren op wat hem of haar wezenlijk boeit. Dat kan zowel filosofie als elektriciteit zijn.
Alleen zijn vond ik destijds aangenaam om de verkeerde redenen. Als scholier en student kon ik eindeloos dagdromen, daar uren, dagen mee verliezen. In plaats van Griekse stamtijden uit het hoofd te leren, keek ik in mijn atlas naar de schoonheid van het reliëf. Naar eilanden, rivieren en bergketens. Ze bestonden echt. Ik wilde ze zien. En in het handboek Nederlands las ik andere, betere gedichten dan in de klas, alsof na Guido Gezelle en Karel van de Woestijne niemand wat geschreven had. Alleen zijn betekent ook, onvermijdelijk voor wie jong is: dagdromen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn.
Met de huidige technologie kun je, terwijl je alleen lijkt te zijn, met vele anderen in gesprek treden. Jongeren zijn vaak samen wanneer ze alleen zijn en paradoxaal genoeg, alleen als ze samen zijn. Studenten die een strak ritme volgend collectief in bibliotheken studeren, doen dat omdat ze uitsluitend alleen kunnen zijn te midden van een groep die hen controleert. Het lijkt op het eerste gezicht allemaal erg anders dan vroeger, maar het beginsel blijft: de kunst van het alleen zijn is voor een scholier of student een sleutel tot succes.
Ooit had ik daarover, tijdens een huwelijksfeest, een mooi gesprek met beeldend kunstenaar Bernd Lohaus (1940-2010). Als leerling van Joseph Beuys verzeilde hij door zijn huwelijk in Antwerpen. In een ontroerende mengeling van Duits en Nederlands sprak hij over eenzame voormiddagen, helemaal alleen in zijn atelier. Over de momenten waarop er niets kwam, geen inspiratie, er was enkel het vergeefse denken en het wachten op ideeën die wegbleven. De verleiding om ontmoedigd te raken of troost te zoeken in de drank is groot, ook dat was een voortdurend gevecht. Alleen zijn heeft als voordeel dat de gedachten welkom zijn, als nadeel dat, wanneer ze niet komen, je alleen achterblijft, zonder. Succes is niet verzekerd. Dan dreigt eenzaamheid. En toch moet je alleen kunnen zijn om als student iets te leren, om verder te gaan dan de bevestiging van het vanzelfsprekende, van wat je altijd al dacht.
Alleen zijn vraagt een inspanning die niet altijd wordt beloond. Daar hebben we moeite mee in onze samenleving, die erg contractueel denkt. Wie zich inspant, wordt daarvoor beloond. Wie zijn best doet, verdient succes. Met alleen zijn is het anders. Niet altijd levert het iets op. En toch is het noodzakelijk om vroeg of laat resultaat te boeken.
5. Hoed je voor zelfverzekerde meesters h2>
De laatste les: wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden. De eeuwige neiging vanaf nul te starten. Reset. Zoals in een ongelukkig huwelijk, we vergeten alles en beginnen opnieuw.
Wondermiddelen helpen zelden. Niet om haargroei te stimuleren. Niet om gewicht te verliezen. Niet om de samenleving rechtvaardiger te maken. Het marxisme-leninisme was een systeem dat puik in elkaar zat, in theorie kon niemand er een speld tussen krijgen. Met proletariërs altijd als slachtoffers, ook als ze daders waren. Alles klopte. Alleen de werkelijkheid wilde niet mee. Het antikolonialisme als ideologie is er een kopie van, deelt dezelfde wetmatigheden, dit keer met niet-blanken als slachtoffers, altijd, de structuren deugen niet, de mensen die er het slachtoffer van zijn dus per definitie wel.
Wantrouw wonderformules om de wereld te begrijpen en te verbeteren, kijk met enige achterdocht naar ‘andere’, nieuwe, waarlijk democratische kennis die tegelijk de banden met de eigen cultuur en geschiedenis wil doorsnijden
Tussen die twee sterk verwante ideologieën in, verkondigde Friedrich von Hayek de kracht van de vrije markt, Guy Verhofstadt volgde hem een kwarteeuw geleden kortstondig. En Francis Fukuyama verwarde het einde van het Sovjetimperium met het einde van de geschiedenis.
Dat mensen telkens weer met die theorieën meegaan, heeft minder met de interne logica ervan te maken dan met de romantische gevoelens van wie erin vlucht. Vooral voor jongeren is het vinden van de ene ware weg verleidelijk. Extreme logica helpt daarbij. Hij is een vorm van romantiek, omdat hij uitgaat van hoe de mens zou kunnen zijn, niet van wie hij is. Met marxistische leraren en professoren had ik altijd een goed contact. Ze zochten in hun theorieën geborgenheid, die zouden ze verliezen mochten ze terugdeinzen voor een goed gesprek. Eigenlijk beseften ze ook wel dat wanneer je ‘foute’ mensen moet opofferen voor ‘goede’ structuren, het de structuren zijn die niet deugen.
Verlies je niet in politieke of maatschappelijke theorieën die helemaal kloppen. Wanneer ze dat minder doen, maken ze meer kans om waardevol te zijn. Dan bestaat de mogelijkheid dat ze een plaats inruimen voor de mens, die in geen enkel systeem naadloos past. Wat een mens wil, klopt nooit als een bus. Hij wil trouwen en daarna weer scheiden, de eeuwige waarheid verkondigen en ze later vervangen door een andere, nieuwe liefde.
Wie de geschiedenis perfect kan uitleggen, vergist zich. Wie verkondigt dat de toekomst prachtig zal zijn, stelt er zich onbewust een zonder mensen voor. Hoed je dus voor zelfverzekerde meesters. Vraag desnoods op een receptie zeer terloops aan hun partner hoe ze thuis zijn, leuk, drammerig of een beetje afwezig. Het antwoord leert meer over de mens dan een theorie die de wereld verklaart.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier