Caroline Copers (ABVV)
‘3 redenen waarom N-VA belofte van werkbaarder werk niet inwilligt’
‘N-VA levert een paar positieve aanzetten, maar willigt haar belofte op werkbaarder werk niet in’, schrijft Caroline Copers, algemeen secretaris Vlaams ABVV.
Aan de vooravond van de rondetafel over werkbaar werk poogde de N-VA de toon te zetten met een rist eigen voorstellen. Over werkbaar werk denkt het ABVV al veel langer na. In 2010 was het nog een congresthema.
De vraag is of de N-VA-voorstellen de loopbanen van werknemers echt werkbaarder maken, of juist niet? Bij nader inzien zijn die voorstellen niet op maat van de werknemers en brengen ze het perspectief van werkbaarder werk niet dichterbij.
Positief is alvast dat de problematiek van werkbaar werk terug op de politieke agenda komt. De SERV-werkbaarheidsmonitor geeft immers aan dat bijna 50 procent van de werknemers in Vlaanderen problemen met werkbaarheid heeft: ze ervaren problemen met werkdruk, autonomie op het werk, leermogelijkheden of de combinatie werk en privéleven.
3 redenen waarom N-VA belofte van werkbaarder werk niet inwilligt
De N-VA-voorstellen bevatten een paar positieve aanzetten zoals investeren in opleiding van werknemers en werk maken van werkgelegenheidsplannen voor oudere werknemers. Maar de belofte van werkbaarder werk wordt om 3 redenen niet ingewilligd.
1. Een loopbaanrekening?
De voorstellen zijn niet op maat van de werknemers, nochtans de belanghebbende partij als het op meer werkbaar werk aankomt. Ze richten zich eerder naar de werkgevers die op hun maat de jobs voor de werknemers kunnen organiseren. Op het eerste zicht lijkt de individuele aanpak aantrekkelijk, want zijn de werknemers geen vragende partij voor ‘een loopbaanrekening’, ‘meer verloning op maat’ en ‘meer vrijheid binnen de arbeidsrelaties’? En er valt iets te zeggen voor een individuele rekening waarop alle verworven verlof wordt geregistreerd.
Maar de hamvraag blijft wat er op die loopbaanrekening precies terecht komt, en wat niet. Welke rechten zal die werknemer nog hebben? Indien de collectieve tijdskredietstelsels op de schop gaan en vervangen worden door zelf opgespaarde tijd (niet opgenomen verlof, overuren…) dan is dit een verarming ten opzichte van vandaag. Je hebt dan niet langer recht op tijdskrediet of landingsbanen, maar je moet voortaan alle kredieten zelf opsparen. De recente regeringsmaatregelen zoals het beperken van het recht op landingsbanen gaan alvast die richting uit. Zou het ook niet kunnen dat opsparen van overuren en vrije tijd voor later de werkdruk op dit moment verhoogt en zeker niet bevorderlijk is voor een vlotte combinatie van werk en gezinsleven?
2. Verloning op maat?
Verloning op maat lijkt ons in het zelfde bedje ziek: oogt mooi, maar schijn bedriegt. “Werknemers moeten hun loonpakket en individueel budget voor extralegale voordelen autonoom kunnen invullen,” stelt de N-VA. Nadat deze regering het collectief loonoverleg aan banden heeft gelegd (indexsprong, laanmarge 0 in 2015 en een habbekrats in 2016) wordt de bal nu doorgespeeld naar de individuele werknemer. In het belang en op maat van de vele werknemers in dit KMO-landje die nu op eigen kracht de kastanjes uit het vuur moeten halen?
De vraag stelt zich of het voor de gemiddelde werknemer een stap in de goede richting is als hij – niet gesteund door minimumlonen, sectorale of bedrijfsafspraken – zelf in het bureau van de werkgever over zijn eigen loon moet gaan onderhandelen? Is dit het voorspel om straks het interprofessioneel minimumloon en de sectorale minima in vraag te stellen?
En het verhaal is nog niet af, want de verloning moet volgens de N-VA meer in functie van competenties en verantwoordelijkheid in plaats van anciënniteit. Men vergeet daarbij dat anciënniteitsverloning in feite neerkomt op ervaringsloon en het belonen van loyauteit aan de onderneming.
En mocht het nog gaan om een herschikking van de leeftijdsbarema’s (iets minder voor ouderen ten voordele van iets meer voor jongeren), maar diezelfde N-VA pleit elders ook voor een afschaffing van een minimumloon voor jongeren. Ook hier is het de vraag wat dat bijbrengt aan werkbaar werk. Competentieverloning laat alvast meer interpretatie toe dan leeftijd. De HR-diensten zullen aan invloed winnen, maar of dat de psychosociale belasting zal verminderen?
3. Arbeidsorganisatie?
Derde in het rijtje: arbeidsorganisatie meer op maat van de werknemer. Werknemers zijn zeker vragende partij, bijvoorbeeld naar het recht op glijdende werkuren of het recht op een aantal dagen thuiswerk.
Maar de N-VA-voorstellen hebben het niet daarover, maar over het algemeen invoeren van jaarflexibiliteit, het berekenen van de gemiddelde arbeidstijd op jaarbasis in plaats van op weekbasis. En laat dat nu precies de natte droom zijn van vele werkgevers die zo hun werknemers flexibel kunnen inzetten tijdens pieken en dalen, waardoor ze overloon en recuperatierust kunnen beperken. Weerslag op werkbaar werk: groot vraagteken.
De voorstellen maken ook gewag van een shift van de notie ‘zware beroepen’ naar ‘zware taken’. Het klopt dat de invulling van een beroep in de praktijk heel verschillend kan zijn en dat er een verschil is tussen het werk van een politieman op straat en zijn collega achter een bureau. Het is daarom belangrijk dat er voor alle jobs wordt nagegaan in hoever die werkbaar zijn en waar eventuele werkbaarheidsproblemen gesitueerd zijn. Maar dit mag geen afbreuk doen aan het recht op een loopbaankrediet voor werknemers die zware beroepen uitoefenden, of het nu om dakleggers, stellingbouwers, personeel van callcentra, kleuterleidsters of andere zorgwerkers gaat. Niemand stelde zich toch vragen bij het recht op vervroegd pensioen van mijnwerkers?
Conclusie: positieve impact?
De werkgevers hebben hun ‘langer werken’-buit al binnen. We verwachten nu dat ze iets terugdoen en over de brug komen met engagementen om het werk werkbaarder te maken
Slotsom: we hebben grote vragen bij de positieve impact van de N-VA-voorstellen op de werkbaarheid van werk. De Vlaamse en federale regeringen hebben die al een flinke knauw gegeven (afbouw vervroegde uitstapmogelijkheden, afbouw landingsbanen, inperken inkomenstoeslag voor onvrijwillig deeltijdsen…). De echte werkbaarheidsproblemen – zoals werkdruk, psychosociale belasting, combinatie van werk en privéleven en te weinig autonomie op het werk – vergen sociaal overleg.
De werkgevers hebben hun ‘langer werken’-buit al binnen. We verwachten nu dat ze iets terugdoen en over de brug komen met engagementen om het werk werkbaarder te maken. Waarom bijvoorbeeld de riante RSZ-kortingen niet afhankelijk maken van werkbaarheidsplannen? Dit vinden we alvast niet terug in deze voostellen. Ze versterken zeker de onderhandelingspositie van de werknemers en hun vertegenwoordigers niet.
Caroline Copers, algemeen secretaris Vlaams ABVV
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier