25 jaar na Boudewijn: hoe koning Filip de monarchie deed opveren
Vijfentwintig jaar geleden stierf koning Boudewijn. Bij zijn dood stond de monarchie op haar hoogtepunt, maar na enige tijd verspeelde ze haar gezag en populariteit, en verloren de prinsen hun goede naam – tot Filip en Mathilde het verval wisten te stoppen. Knack reconstrueert.
In de zwoele zomernacht van zaterdag 31 juli op zondag 1 augustus 1993 zaten premier Jean-Luc Dehaene (CVP) en zijn belangrijkste ministers vertwijfeld aan tafel. Vanuit Motril in Spanje was hun bericht dat koning Boudewijn was overleden. Het hele gezelschap, zonder uitzondering, besefte dat ze getuige waren van het einde van een tijdperk.
Door zijn meer dan veertigjarige staat van dienst domineerde de vorst de politieke klasse. Het verschil in ervaring was onoverbrugbaar. Bij de eedaflegging van de twintigjarige Boudewijn, op 17 juli 1951, genoot de tienjarige Jean-Luc Dehaene nog van een onbekommerde zomervakantie. Toen Wilfried Martens in 1988 twijfelde of hij nog eerste minister zou worden, werd hij tijdens een vakantie aan zee opgebeld in zijn appartement in Oostduinkerke. Mevrouw Martens neemt op. Volgens journalist Hugo De Ridder ‘hoort ze wie aan de lijn is en draagt het toestel eerbiedig naar de badkamer: “Wilfried, de koning.”‘ Zo waren de relaties tussen Boudewijn en zijn ministers. Zelfs toen hij in 1990 de abortuswet weigerde te ondertekenen, kwam hij daar relatief gemakkelijk mee weg. De wenkende regimecrisis werd vermeden doordat meerderheid en oppositie samen hun best deden om de koning al na één dag opnieuw te laten regeren.
Van het het imago van Albert en Paola als een joviaal koppel blijft niets meer over. Voorbij is la dolce vita.
Zijn plotse dood leidde tot een al even onverwachte nationale rouw die sporen vertoonde van volksdevotie – ettelijke tienduizenden Belgen schoven aan voor het paleis in Brussel om Boudewijn de laatste eer te bewijzen. BRTN-journalist Siegfried Bracke gewaagde van ‘een nieuw politiek feit’: nadat de politiek dertig jaar lang met de splitsing van België bezig was geweest, betuigde het volk zijn grootste respect voor de man die de eenheid van het land symboliseerde.
Toch stond de koninklijke familie zwakker dan de buitenwereld kon bevroeden.
Omdat Boudewijn en Fabiola kinderloos waren en vrouwen uitgesloten waren van troonopvolging – een restant in onze Grondwet van de zogenoemde Salische wet – waren er lange tijd maar drie potentiële opvolgers: Boudewijns jongere broer Albert (°1934) stond als eerste in de rij, voor zijn zonen Filip (°1960) en Laurent (°1963). Op vraag van Boudewijn konden, door een grondwetswijziging in 1991, in de toekomst ook vrouwen en hun nageslacht de troon bestijgen. Concreet ging het om prinses Astrid (°1961) en haar kinderen. Numeriek kwam de monarchie zo al een stuk beter voor de dag. De dupe van de operatie was Laurent, die ineens de laatste in een almaar langere rij was. Hij gaf ‘ la sorcière espagnole‘ (‘de Spaanse heks’) de schuld van zijn degradatie: koningin Fabiola.
Ook Filip deelde in de klappen, in Boudewijns nadagen. In een spraakmakend interview met De Morgen zei voormalig hofmaarschalk Herman Liebaers in 1991 voor het eerst wat later wel duizendmaal zou worden herhaald: ‘Hij kan het niet, hè.’ ‘Hij’, dat was prins Filip.
Al die elementen speelden mee tijdens de historische vergadering waarop de regering-Dehaene min of meer moest ‘beslissen’ wie koning zou worden: Albert of Filip. In de publieke opinie, en door veel ministers, werd automatisch aan Filip gedacht. De slimmeren aan tafel – de premier zelf, maar ook Jacques van Ypersele, kabinetschef van Boudewijn, en minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback (SP) – wisten beter: Albert was nog altijd officieel de troonopvolger. En hij werd de nieuwe koning.
Dat was een tweede ‘verzwakking’ van de monarchie: Albert had vanzelfsprekend niet meer de allesoverheersende positie van Boudewijn.
‘Zij zullen hem niet temmen’
Niet dat Jean-Luc Dehaene zijn best niet deed om Albert onder een goed gesternte te laten starten. In zijn Memoires legt hij uit hoe hij het hele parlement in snelheid nam om Albert ter wille te zijn: ‘Bij de start van een nieuw koningschap moet ook de dotatie worden vastgelegd die aan de koning zal worden toegewezen. Ik drong erop aan dat dit snel zou gebeuren. Ik ging ervan uit dat het parlement daar door de emoties van het moment niet al te veel over zou discussiëren, iets wat enkele weken later wellicht niet langer het geval zou zijn.’ Er zat anders wel een angel onder het gras: ‘De koning wenste nadrukkelijk dat ook aan prinses Astrid en prins Laurent een dotatie zou worden toegekend aangezien hij zinnens was hun bepaalde opdrachten toe te vertrouwen. De regering ging hier in 1993 zonder al te veel discussie op in.’
Een kleine twintig jaar later keek diezelfde Dehaene in zijn Memoires met spijt terug op die beslissing: ‘Achteraf gezien was het wellicht een fout van mij om zo snel en zonder veel nadenken op deze wens in te gaan. Ook in andere koninklijke huizen moeten de prinsen en de prinsessen zelf hun weg zoeken in de maatschappij en worden zij niet met overheidsgeld onderhouden. Dat is eigenlijk de normale gang van zaken. Men zou het koninklijk huis een dienst bewijzen door deze dotaties te herzien.’
Bovendien volstond het extra geld niet om de immer exuberante Laurent in het gareel te houden. Met zijn foliekes werd aanvankelijk nog gelachen: Laurent als kerstman verkleed in Brussel, Laurent als gast op de set van de VRT-serie Flikken, Laurent als mogelijke vader van Wendy Van Wantens zoon Clément (Laurent ontving zijn bekende vriendin in Villa Clémentine, in Tervuren) en vooral als onvermoeibare womanizer, Laurent ook als verzamelaar van verkeersboetes – in die tijd kwam een beetje prins met die laatste dingen nog weg.
In werkelijkheid was Laurents gedrag van in den beginne gevaarlijk voor de koninklijke familie. Albert had al de hulp van Dehaene ingeroepen: ‘Laurent had de neiging om zich in commerciële activiteiten te mengen en de koning vroeg mij om hem te ontvangen en hem erop te wijzen dat dit niet kon. Dat deed ik ook’, lezen we in de Memoires. De premier schakelde Fons Verplaetse in, gouverneur van de Nationale Bank en zijn persoonlijke troubleshooter. Verplaetse hielp Laurent in 1994 met de oprichting van het Koninklijk Instituut voor het Duurzame Beheer van de Natuurlijke Rijkdommen en de Bevordering van Schone Technologie (KINT). Dehaene, cynisch: ‘Het was duidelijk dat het instituut evenzeer tot doel had de prins een bijkomend inkomen te bezorgen als bij te dragen tot een duurzame samenleving.’ In 1996 kwam daar de Stichting Prins Laurent bij, die het welzijn van huisdieren en wilde dieren zou behartigen.
Filip bleef intussen de braafste van de familie, zonder daarom de slimste te zijn. In 1997, tijdens een hoorzitting over de oprichting van een Centrum voor Verdwenen Kinderen in de nasleep van de affaire-Dutroux, mengde hij zich als senator van rechtswege onverwacht in de debatten: ‘Als men de strijd tegen het kwaad wil aangaan, kan men dan niet alle porno verbieden?’
Albert deed in die tijd wat Boudewijn nooit was gelukt: krediet opbouwen bij de Vlaamse beweging. Op 11 juli 1994 woonde hij op uitnodiging van Pol Van Den Driessche – toen Wetstraatjournalist bij De Standaard, nu senator voor de N-VA – de aankomst van de Guldensporenmarathon in Brugge bij. Toen de Vlaamse Leeuw weerklonk, zong Albert spontaan (onbewust?) mee. De Vlaamse publieke opinie was verrukt, maar Waalse oppositieleiders als PRL-voorzitter Jean Gol en zijn FDF-collega Olivier Maingain interpelleerden de premier over de schande van een koning die ‘zij zullen hem niet temmen’ en ‘geen tronen blijven staan’ had geneuried. Als koning van een federaal land een foutloos parcours afleggen, zo was meteen duidelijk, zou niet meer vanzelfsprekend zijn.
Albert deed zijn best. Toen de zaak rond Marc Dutroux zowel Vlaanderen als Wallonië in shock bracht, in 1996, lukte dat nog. Premier Dehaene wist van zichzelf dat zijn tekort aan emotionele intelligentie hem parten speelde in zijn relaties met de ouders van de vermoorde en vermiste meisjes. Gelukkig voor hem was er nog de koning: ‘Albert had een groot moreel gezag bij de bevolking. In het kanaliseren van de hevige emoties speelde de koning dus een grote rol. Hij behoorde niet tot de politieke klasse en stond au-dessus de la mêlée. Hij was de laatste toevlucht voor de radeloze ouders, die overal tegen een muur waren gestoten. Hij bood een luisterend oor. De koning heeft een periode overbrugd waarin de politici alle geloofwaardigheid hadden verloren. Na de ontlading van de Witte Mars heeft de politiek de draad weer opgenomen.’
Partypooper
Aan Alberts relatief zorgeloze beginperiode kwam een einde in 1999. In dat kanteljaar veranderde voor het Belgisch koningshuis veel, zo niet alles. In juli trad de paars-groene regering-Verhofstadt aan. Jacques van Ypersele, nog altijd kabinetschef van de koning, had voor het eerst sinds zijn benoeming in 1983 geen bevriende politicus meer in de Wetstraat 16.
Maar niet getreurd, want in september was er de onverwachte aankondiging van de verloving van de inmiddels 39-jarige prins Filip met Mathilde d’Udekem d’Acoz, een 26-jarige logopediste uit de provincie Luxemburg. Voor het eerst veerde Filip naar boven in de polls. De Standaard schreef over ‘ Prins Filip, the artist formerly known as Sulleke‘: ‘De prins zonder eigenschappen werd hij genoemd, alleen bekend van zijn saaie kostuums, schaapachtige blik en domme vragen. “Hebt u een prettige vakantie gehad?” vroeg hij aan een journalist net terug uit Rwanda. “Komt u hier dikwijls?” was een vraag voor de voorzitter van een telbureau. Nu heeft meer dan 80 procent vertrouwen in hem als troonopvolger. En liefst zo snel mogelijk.’
Helaas. De koninklijke familie spaarde kosten noch moeite om van het huwelijk, begin december, een volksfeest te maken. Dat was buiten de bruidegom gerekend: toen Filip en Mathilde op het balkon van het Brusselse stadhuis verschenen, slaagde hij er niet in om haar de spontane zoen te geven waar het volk om vroeg. Hij bevestigde zijn imago van houten klaas.
Het familiefeestje was kort daarvoor al aardig verstoord. De partypooper was Mario Danneels, de amper achttienjarige auteur van Paola: van ‘la dolce vita’ tot koningin. Op een verloren pagina in dat boek stond een merkwaardige zin: ‘De eega’s van de drie Leopolds en van Albert I mochten dan berusten in de buitenechtelijke kinderen van hun echtgenoot, Paola weigerde zich lijdzaam neer te leggen bij de halfzus van haar kinderen.’ Die indirecte onthulling – de naam van de betrokkene viel niet eens – zette het land op zijn kop. Ineens wist iedereen van Delphine Boël, tot de dochter van staalmagnaat Jacques Boël en Sybille de Selys Longchamps. Delphine werkte in Londen als kunstenares en was bedreven met papier-maché. Een populaire krant stipte aan: ‘Een beeldje van een gek mannetje met een erectie is geen uitzondering.’ Had Dephine Boël een vadercomplex?
Filip heeft zich nog niet op één fout laten betrappen, terwijl hij op 21 juli toch al vijf jaar koning zal zijn.
In zijn nieuwjaarsboodschap probeerde Albert de schade nog te beperken: ‘De koningin en ik hebben teruggedacht aan de crisis die ons koppel heeft doorstaan, nu dertig jaar geleden. Die crisisperiode werd ons onlangs in herinnering gebracht. Daar wensen wij niet verder op in te gaan; zij behoort tot ons privéleven.’ De publieke opinie reageerde erg positief: de koning had zich van zijn menselijke kant getoond. Dat was een danige vergissing: de koning weigerde elke toenadering met Delphine. Waarop zij haar erkenning als zijn dochter voor het gerecht begon af te dwingen.
Negentien jaar later lopen de procedures nog altijd, en blijft er niets meer over van het imago van Albert en Paola als een joviaal koppel. Voorbij is la dolce vita. In de plaats is een koppige, grimmige houding gekomen, met weinig menselijkheid en mededogen.
Monseigneur Woef
In dramatische omstandigheden begon de koninklijke familie aan een nieuwe eeuw. Ook zonder de zaak-Delphine had Albert de handen vol met zijn kinderen. Dat Laurent als ‘Monseigneur Woef’ of ‘Prins Plankgas’ de risee was in de populaire bladen, tot daar aan toe. In 2003 trouwde hij met de 29-jarige Claire Coombs. Ze kregen drie kinderen (Louise, Nicolas en Aymeric), maar veel media-interesse voor dat ‘normale’ leven was er niet. Er viel in de entourage van Laurent veel smeuïger nieuws te rapen: in 2006 stootte het gerecht op een zwendel die in 2007 voor de rechtbank in Hasselt uitmondde in het ‘Marineproces’. Een aantal officieren van de marine, onder wie ‘kolonel’ Noël Vaessen (die eigenlijk kapitein-ter-zee was), hadden afgewende gelden van de Belgische marine voor zichzelf gebruikt. Ook Laurent profiteerde ervan: Vaessen, die zijn adviseur was, liet uit die kas Villa Clémentine verfraaien. De prins werd onder massale persbelangstelling door de rechtbank opgeroepen als getuige. Vaessen werd veroordeeld voor de fraude, Laurent ging vrijuit. Nadien bleek dat koning Albert via de civiele lijst 185.000 euro betaald had aan defensie, als vergoeding voor de ‘onterechte verrijking’ van de Koninklijke Schenking, de eigenaar van Villa Clémentine. Velen zagen er een schuldbekentenis in.
Laurent blééf in opspraak komen. Er waren Italiaanse vastgoedaffaires, schimmige deals in Libië en Congo, en de boekhouding van het KINT bleek een puinhoop. De premiers Yves Leterme (CD&V) en Elio Di Rupo (PS) tikten de prins op de vingers en dreigden zijn dotatie (deels) in te trekken. Vorig jaar zag Charles Michel (MR) zich daar uiteindelijk toe verplicht, nadat Laurent op eigen houtje was gaan feesten op de Chinese ambassade. Alberts jongste zoon heeft in zijn eentje meer afbreuk gedaan aan de monarchie dan alle republikeinen van het land samen.
Met prins Filip was het amper beter gesteld. Niet dat hij betrokken raakte bij allerlei affaires, het was zo mogelijk nog pijnlijker: telkens als hij iets goed probeerde te doen, kreeg hij een slechte pers. In oktober 2001 werd zijn dochter Elisabeth geboren. De geboorte van wellicht de eerste ‘vrouwelijke koning’ van België had zonder meer een heugelijke gebeurtenis moeten zijn. In Filips geval lachte Vlaanderen zich een breuk met zijn aankondiging van het nieuws: ‘Het is echt een vrouwtje.’ En in februari 2002 kreeg hij een eredoctoraat van de KU Leuven: wat een plechtig eerbetoon had moeten worden, draaide uit op een golf van protest en – weerom – meewarig leedvermaak.
Die tegenvallers compenseerde hij met stoere praat. In december 2004 haalde hij in Story uit naar ‘mensen, partijen zoals Vlaams Belang, die tegen België zijn, ons land kapot willen maken. Ik kan je verzekeren dat ze dan met mij te maken krijgen. Vergis je niet, ik ben een taaie als het moet.’ In januari 2007 tapte hij weer uit dat vaatje. Op de traditionele receptie met de gestelde lichamen viel hij uit tegen Yves Desmet van De Morgen: ‘Uw negatieve berichten zullen mij niet verhinderen mijn missie te volbrengen.’ En tegen Pol Van den Driessche, die inmiddels voor VTM werkte, zei hij: ‘U moet ontzag en respect voor mij hebben, want ik ben de volgende koning.’
Over dat laatste was inmiddels openlijke twijfel gerezen.
De Wevers wraak
Helaas was ook voor Albert het fin de règne aangebroken. In het Belgische politieke bestel heeft de koning één belangrijke taak: na verkiezingen de regeringsvorming in goede banen leiden. In 2007 won het door Yves Leterme geleide kartel CD&V-N-VA de stembusgang met veel bravoure. Maar Albert en zijn kabinetschef Van Ypersele lustten Leterme en zijn radicale Vlaamse praatjes niet. Toen de West-Vlaming zijn regering met christendemocraten, Vlaams-nationalisten en liberalen maar niet rondkreeg, zorgde Laken voor een extra vernedering. De koning vroeg Guy Verhofstadt (Open VLD), de voornaamste verliezer van de stembusslag, om premier te worden van het noodkabinet Verhofstadt III. Waarop ook de ‘bedrogen’ partijvoorzitters de spelregels niet meer respecteerden: ze benoemden hun ministers en gingen ermee naar de pers, nog voor ze het paleis inlichtten. Op een CD&V-partijbureau was Herman Van Rompuy ongemeen scherp: ‘Heren en dames, wat de koning de jongste vijf maanden heeft gedaan, is nog nooit vertoond.’
De koning was niet alleen alle controle kwijt, hij had ook geen politiek relais meer. Het ging van kwaad naar erger. In 2010 won de N-VA op eigen kracht de verkiezingen. Albert gaf geen enkele steun aan de pogingen van Bart De Wever om een communautair regeerakkoord te sluiten met de PS. Dat was althans de mening van Johan Vande Lanotte, die in zijn Dagboek van een politieke crisis streng was voor de vorst: ‘De Wever kreeg geen faire kans. De argwaan was te groot.’
De N-VA-voorzitter zou wraak nemen. Toen Albert in zijn kerstboodschap van 2012 verwees naar ‘de crisis van de jaren dertig en de populistische reacties die ze teweegbracht’, maakte De Wever daar een zaak van. Hij verweet de vorst zijn partij te viseren en premier Elio Di Rupo (PS) te helpen: ‘Albert II vult zijn rol niet correct in. Hij heeft de weg gekozen van een verdelend koningschap.’ Zelfs politicologen als Carl Devos en Dave Sinardet vonden ‘de link met de zwartste bladzijde uit onze geschiedenis wel heel gevaarlijk’.
Albert besefte dat hij een koning zonder kroon was geworden. Door te armworstelen met de N-VA en andere Vlaamsgezinden had hij zijn politieke gezag verspeeld, door de affaire-Boël was zijn persoonlijke integriteit onderuitgehaald. In de zomer van 2013 kondigde hij zijn aftreden aan.
Vlekkeloos parcours
Filip koning? De Wetstraat hield haar adem in. Maar nog voor hij de eed aflegde, had Filip potentiële critici al het zwijgen opgelegd door afscheid te nemen van Jacques van Ypersele. Zijn nieuwe kabinetschef was Frans van Daele – Filip was zo slim om de juiste man te aanvaarden die the powers that be (vooral in de christelijke zuil) hem aanboden. Het was een meesterzet. Van Daele was met voorsprong de beste Belgische diplomaat, had een uitstekend netwerk en werd algemeen gewaardeerd, zowel door politici, diplomaten en academici als door bedrijfsleiders. Ook de N-VA zou een man als hij nooit zomaar aangevallen hebben. Omgekeerd wist iedereen dat de Vlaming Van Daele de nieuwe koning ervoor zou behoeden om dezelfde fouten te maken als in het verleden. Zijn koers wordt sinds een jaar aangehouden door zijn opvolger Vincent Houssiau, een diplomaat die op CD&V-kabinetten het klappen van de zweep leerde kennen.
Van Daele en Hossiau hebben Filip tot dusver geholpen om het goed te doen – alleszins beter dan Albert in zijn nadagen. Na de verkiezingen van 2014 lagen de kaarten zo mogelijk nog moeilijker dan in 2010. Toch legde Filip een vlekkeloos parcours af, en zag de regering-Michel relatief snel het levenslicht. Tijdens de vorming van die regering werd Bart De Wever behandeld met de egards waarop hij recht had als winnaar van de verkiezingen en voorzitter van de grootste partij van het land. Zijn partij kreeg in de nieuwe regering-Michel cruciale ministerposten, functies die ooit het geprivilegieerde domein waren van de behoeders van het Belgique à papa, zoals Financiën, Defensie en Binnenlandse Zaken.
De N-VA blijft natuurlijk kritisch voor het koningshuis. Dat werk laat de partijtop over aan Kamerlid Peter Buysrogge. Die richt zijn pijlen op Laurent, en niet zonder succes. In zijn strijd om de dotatie van de prins (deels) af te nemen, wist hij zich gesteund door premier Michel en… koning Filip. De woordvoerder van het paleis liet vorige zomer weten dat de sanctie tegen Laurent er ‘in samenspraak’ met Filip was gekomen. Zolang de koning zich distantieert van zijn ‘foute broer’, profileert hij zich als een monarch nieuwe stijl: een staatshoofd dat duidelijk maakt dat zijn eigen familie niet boven de wet staat.
Daarnaast spelen vooral de vrouwen in Filips leven hun rol. Koningin Mathilde is voor België wat Máxima is voor Nederland: een verstandige gade die ‘als koningin geboren lijkt: een natuurtalent’, dixit Louis Tobback. Ze geniet zichtbaar van haar rol. Sinds kort is er ook meer aandacht voor de bijna zeventienjarige kroonprinses Elisabeth. In haar publieke optredens toonde zij zich al taalvast – ook in het Nederlands – en wars van plankenkoorts.
Merkwaardig toch: sinds de dood van Boudewijn stond de koninklijke familie er nooit sterker voor. Ga maar na: de opvolging is geen probleem meer – Elisabeth heeft nog twee jongere broers, Gabriël en Emmanuel, en een zus, Eléonore. En de omstandigheden zitten misschien mee, maar zelf heeft Filip zich nog niet op één fout laten betrappen, terwijl hij op 21 juli toch al vijf jaar koning zal zijn.
Zeker, Filip en Mathilde zijn net zo katholiek als Boudewijn en Fabiola dat waren. Maar van een koning die in 2014 de wet ondertekende om euthanasie ook toe te laten voor oordeelsbekwame minderjarigen, wordt niet meer verwacht dat hij in ethische kwesties zijn godsdienstige ideeën boven zijn grondwettelijke taak zal stellen. En zolang de N-VA de belangrijkste ministers levert in de federale regering, is er minder kans op een communautair conflict dan wanneer die partij weer in de oppositie zou belanden.
In die zin lopen de belangen van de grootste Vlaams-nationalistische partij volkomen gelijk met die van de zevende koning der Belgen. Hoeveel steviger kan Filip nog op zijn troon zitten?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier