10 vervelende waarheden voor regering-De Croo uit het rapport van de Nationale Bank
Het jaarverslag van de Nationale Bank over de Belgische economie is verplichte lectuur voor alle politici en iedereen die geïnteresseerd is in onze toekomst. De regering-De Croo en de regionale regeringen worden er herhaaldelijk subtiel maar duidelijk op hun verantwoordelijkheid gewezen. Tien feiten die onze ministers niet graag zullen lezen.
1. ‘Stop de steunmaatregelen’
De economische crisis veroorzaakt door de coronapandemie ligt ander ons, zo blijkt uit de cijfers van de Nationale Bank en werd ook bevestigd door gouverneur Pierre Wunsch. Economisch staan we opnieuw waar we stonden vóór de uitbraak van de pandemie in 2020. Daarom moet het crisisbeleid met allerlei steunmaatregelen voor getroffen bedrijven en gezinnen worden verlaten, zo heet het.
‘Steunmaatregelen zijn het doeltreffendst wanneer ze tijdig worden ingevoerd, beperkt zijn in de tijd en gericht zijn op de gezinnen en ondernemingen die ze daadwerkelijk nodig hebben’, zo staat in het jaarverslag. ‘Ze moeten echter worden ingetrokken zodra de economie tekenen van voldoende herstel vertoont.’ En dat is nu. Het is ook belangrijk dat er een eind aan komt want ‘een geleidelijke en vlotte exit uit het crisisbeleid is van essentieel belang om tijdig de nodige manoeuvreerruimte te creëren om toekomstige schokken op te vangen.’ Anders geformuleerd: we hebben dat geld nodig om ons te wapenen voor de toekomst. Om de tien jaar is er wel een recessie. Laten we de nodige buffers aanleggen om die schok op te vangen, is de boodschap.
2. ‘Neem eindelijk de structurele maatregelen die nodig zijn’
De regering moeten dus stoppen met financiële steunmaatregelen die de vraag naar goederen en diensten stimuleerden, ‘de aanbodzijde van de economie verdient meer aandacht’, aldus de Nationale Bank. Met andere woorden: de regeringen moeten maatregelen nemen die ervoor zorgen dat onze economie groeit, dat de bedrijven en gezinnen vlot kunnen werken, investeren en consumeren. De zaken die dat nu belemmeren zijn niet nieuw in België, aldus het jaarverslag, ‘reeds vóór de crisis waren structurele hervormingen nodig om een duurzame en veerkrachtige groei te verzekeren’.
Wat moet er concreet gebeuren? Eigenlijk weten we dat al decennia. Al jaren wijst de Nationale Bank op onze voornaamste zwakke punten: de beperkte groei van de productiviteit, een ontoereikende arbeidsmarktparticipatie, de geringe arbeidsmobiliteit, een relatief hoge uitstoot van broeikasgassen, de gebreken op het vlak van infrastructuur… ‘Dat zijn geen nieuwe bevindingen,’ zo staat in het jaarverslag, ‘en de Nationale Bank heeft in het verleden specifieke aanbevelingen geformuleerd over de aard en de richting van de noodzakelijke hervormingen.’ Nu de economie opleeft, is dat het ideale moment om die noodzakelijke hervormingen door te voeren, aldus nog de Nationale Bank.
3. ‘Krappe budgettaire marge’
Er is wel een probleem, en ook dat kennen we ook al enkele decennia: België kampt met een hoge overheidsschuld zodat er minder budgettaire mogelijkheden zijn om de noodzakelijke hervormingen door te voeren en om buffers aan te leggen voor als er een nieuwe schok komt. En vroeg of laat komt die schok er, benadrukte Wunsch.
België beschikt over minder budgettaire marge dan veel andere Europese landen, en de uitdagingen waar we voor staan zijn soms groter. Zo is de ‘Belgische economie duidelijk emissie-intensiever, aangezien de bedrijven per eenheid gecreëerde toegevoegde waarde meer broeikasgassen uitstoten dan die in de referentiezones’. Met andere woorden, onze economie is vervuilender en ‘de noodzakelijke transitie naar een koolstofarme economie zal in ons land dan ook een grotere inspanning vergen’. De energietransitie zal dus meer van de alle krappe budgettaire marge opeisen dan in andere landen.
Bovendien ‘zijn er relatief weinig inwoners aan het werk, wat inhoudt dat relatief minder personen actief bijdragen aan de welvaartscreatie’, aldus het jaarverslag. Dat is geen nieuwe vaststelling. En ook onze ‘productiviteit ligt structureel lager dan elders in Europa’. Ook dat is al eerder opgemerkt: ooit werden we geroemd omdat we zo productief waren, maar dat is verleden tijd.
4. ‘Cruciaal beleid voor energietransitie’
Laten we eerst kijken naar de energietransitie, een onderwerp waar in het jaarverslag heel veel aandacht gaat. Die vereist ‘naast aanzienlijke investeringen van de overheid en de private sector, ook hervormingen die in staat zijn het consumptiegedrag en de productiekeuzes duurzaam te wijzigen’. De Nationale Bank brengt de ambitieuze doelstellingen van de Europese Unie in herinnering voor de verlaging van de uitstoot van broeikasgassen, de verhoging van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het verbruik, en de verbetering van de energie-efficiëntie. Die doelstellingen moeten tegen 2030 worden bereikt, we hebben dus nog acht jaar, dat komt neer op deze en de volgende ambtstermijn (ervan uitgaand dat de federale regering haar termijn uitdient).
De Nationale Bank wijst erop dat het overheidsbeleid cruciaal is om de doelstellingen te halen. Het gaat dan over een combinatie van regelgeving, belastingen, subsidies en investeringen. En ze schrijft dat de koolstofprijs in ons land nog relatief laag is, met als gevolg dat beslissingen die nodig zijn om over te stappen naar een koolstofarme economie op de lange baan worden geschoven. De Nationale Bank pleit voor ‘belastingen die worden geheven naargelang van de koolstofinhoud van de energiebron’, want zo zullen ‘fossiele brandstoffen relatief duurder worden dan hernieuwbare bronnen’ en dan kunnen we op een kostenefficiënte manier de doelstellingen van een koolstofarme economie bereiken.
5. ‘Meer mensen moeten werken’
Er zijn ook nog altijd relatief weinig mensen bij ons aan het werk. Nochtans ligt de werkloosheidsgraad in België op 6,5 procent van de beroepsbevolking en dat is laag in vergelijking met het Europese gemiddelde van 7,4 procent. Maar, 41 procent van die werkzoekenden zijn langer dan één jaar werkloos, en worden als moeilijker inzetbaar beschouwd. Bovendien beschikken ze niet allemaal over de competenties die op de arbeidsmarkt worden gevraagd, aldus het jaarverslag.
De situatie is niet dezelfde in de drie gewesten van het land. Tijdens de eerste twee kwartalen van 2021 liet Vlaanderen een werkloosheidsgraad van gemiddeld 4,1 procent optekenen – veel lager is niet mogelijk. Wallonië en Brussel kampen daarentegen nog altijd met massale werkloosheid (respectievelijk 9 en 12,4 procent). Ook dit is al vaker aangehaald: men zou meer Brusselse en Waalse werkzoekenden naar vacatures in Vlaanderen moeten leiden. ‘Dat is een essentieel actiepunt in het mobiliteitsbeleid van de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling, die vacatures uitwisselen en voor de nodige taalbasisopleidingen zorgen’, aldus het jaarverslag.
Maar er zal nóg veel meer nodig zijn om de doelstelling van een werkgelegenheidsgraad van 80 procent tegen 2030 te bereiken, zoals de regering wil. Daarbij valt op te merken dat de regionale werkgelegenheidsgraden momenteel sterk verschillen: 75 procent in Vlaanderen, 65 procent in Wallonië en 61 procent in Brussel. Dus zegt de Nationale Bank: in elk gewest zal er een inspanning moeten gebeuren om die 80 procent te halen, maar ‘de gewesten met de laagste ratio zullen de grootste inspanning moeten leveren’.
In elk geval zijn alle arbeidsmarktspecialisten het eens: de arbeidsmarktdeal die de regering-De Croo tijdens een nachtelijke conferentie begin deze week afsloot, zal ons niet meteen veel dichter bij de werkgelegenheidsgraad van 80 procent brengen.
6. ‘Maak echt werk van activering’
Hoe krijgen we meer mensen aan de slagen om richting 80 procent te evolueren? Ook dat is al herhaaldelijk gezegd. Bijvoorbeeld door activering. Het volstaat niet om mensen aan het werk te houden, zoals we hebben gedaan tijdens de gezondheidscrisis, we moeten meer mensen aan het werk krijgen. Daarom moet bijvoorbeeld levenslang leren worden aangemoedigd, er moet gewerkt worden op knelpuntberoepen, de re-integratie van personen in arbeidsongeschiktheid moet worden gestimuleerd, en er moet meer flexibiliteit komen op het gebied van de arbeidstijd.
Van de regering-De Croo hoeven we na de recente arbeidsmarktdeal op dat valk niet veel meer te verwachten. De Nationale Bank legt de vinger op de wonde: ‘Voor veel van de hervormingen, met inbegrip van de aangekondigde herziening van het pensioenstelsel, zal de impact op de arbeidsmarkt sterk afhangen van de concrete implementatie.’ Anders gezegd: geen woorden maar daden. En die daden zijn er niet.
7. ‘Werken moet lonender worden’
Een andere hefboom om meer mensen aan het werk te krijgen is: werken lonender maken. ‘Een job aanvaarden moet in alle gevallen financieel voordeliger zijn dan werkloosheid of inactiviteit’, staat in het jaarverslag. ‘Daarbij spelen niet alleen het brutoloon, de sociale lasten en de belasting op het arbeidsinkomen een rol, maar ook dat sociale voordelen zoals een werkloosheidsuitkering of het leefloon wegvallen.’ Er blijven werkloosheids- en inactiviteitsvallen bestaan, waardoor het voor sommigen financieel niet aantrekkelijk is om te werken, aldus de Nationale Bank.
Aangezien de laagste sociale uitkeringen in België onder de armoedegrens vallen, is werken aantrekkelijker maken door de uitkeringen verder te verlagen geen wenselijke optie. Het zal dus moeten komen van hogere brutolonen of minder (para)fiscale druk op arbeid. Benieuwd of de regering-De Croo daar echt werk van zal maken.
8. ‘Productiviteit moet hoger’
Zoals gezegd gaat onze productiviteit er niet meer zo sterk op vooruit: tijdens de jaren 1970 nam de productiviteit per werkende in ons land jaarlijks nog met gemiddeld 3 procent toe, tijdens de daaropvolgende twee decennia nog op respectievelijk 1,8 en 1,6 procent. Tijdens de jaren 2000 en 2010 viel deze groei nog verder terug, tot gemiddeld slechts iets meer dan 0,5 procent per jaar. In onze productiviteit zit dus nog nauwelijks groei.
‘Een dergelijke zeer geringe groei van de productiviteit is een reden voor bezorgdheid’, aldus de Nationale Bank. ‘Het productiviteitsverloop was in het verleden, gezien de systematisch beperkte stijging van de werkgelegenheid, immers de voornaamste bron van welvaartstoename. (…) Om de economische welvaart te behouden en verder te laten toenemen, is het dan ook onontbeerlijk om meer mensen aan het werk te krijgen en om hun productiviteit op te krikken.’
De Nationale Bank legt de link tussen hogere productiviteit, meer mensen aan de slag en de verbetering van de overheidsfinanciën: ‘Maatregelen om de productiviteit te verhogen, zoals opleiding, kunnen via een toename van de reële lonen werken aantrekkelijker maken. Als kortgeschoolden aan de slag gaan, kan de gemeten gemiddelde productiviteit tijdelijk lager uitvallen. Op langere termijn, door opleidingen en het verwerven van ervaring, kan deze er echter opnieuw op vooruitgaan. Zowel de toegenomen werkgelegenheid als de gestegen productiviteit is dan weer gunstig voor de overheidsfinanciën, waardoor de schuld teruggebracht kan worden tot een houdbaarder niveau.’ Ja, alles heeft met alles te maken.
9. ‘Financiën deelstaten zijn een probleem’
En zo zijn we bij de overheidsfinanciën. De Nationale Bank noteert dat de primaire uitgaven (dat zijn de uitgaven zonder de rente voor het afbetalen van de schuld) zijn toegenomen van 49,7 procent van het bbp (bruto binnenlands product, wat we met zijn alleen aan goederen en diensten voortbrengen) in 2020 tot 51,5 procent van het bbp vorig jaar. De overheid geeft dus steeds meer uit.
Dat laatste heeft te maken met de coronacrisis, want toen werd beslist om de lonen van de zorgsector te verhogen. Ook de sociale minima (pensioen, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, sociale bijstand) worden tot in 2024 geleidelijk aan verhoogd, dus daar gaat ook meer overheidsgeld naartoe. En die uitgaven zijn structureel, dat wil zeggen: niet eenmalig. We zullen ze elk jaar zien terugkomen.
De Nationale Bank wijst ook op een andere nieuwigheid sinds de coronacrisis: ‘De aanzienlijke bijdrage van de gewesten en gemeenschappen (ongeveer 2 procentpunt bbp in 2020 en in 2021) aan het financieringstekort van de Staat en aan de toename van de overheidsschuld’. Daarom merkt ze op: ‘De houdbaarheid van de financiën van de gewesten en de gemeenschappen moet nauwlettender worden gevolgd.’ Het is duidelijk dat het hierbij vooral om Wallonië en Brussel gaat.
10. ‘Overheidsuitgaven moeten dalen’
De Nationale Bank is duidelijk: om onze overheidsfinanciën gezond te maken moeten ‘de overheidsuitgaven dalen of moet de economische groei toenemen’ – en eigenlijk moeten beide gebeuren. Nu lagen de Belgische overheidsuitgaven al vóór de pandemie, in 2019, boven het gemiddelde van het eurogebied. Dat was al verschillende decennia zo.
Uit een recente studie van de Nationale Bank blijkt dat die hogere uitgaven vooral te maken hebben met bezoldigingen en subsidies. Het gaat meer concreet over loonsubsidies, die sinds het begin van de jaren 2000 sterk zijn toegenomen. Onze rentelasten op de overheidsschuld blijven, ondanks een daling dankzij de uiterst lage rente, nog steeds relatief hoog. We blijken ook veel meer geld uit de geven aan lonen in het basisonderwijs en het middelbaar onderwijs in vergelijking met het gemiddelde van de buurlanden. Ten slotte zijn de uitgaven voor sociale bescherming fors gestegen.
Er is een begrotingsinspanning nodig om de schuldgraad van de gezamenlijke overheid (federaal, deelstaten, lokaal) om te buigen, aldus de Nationale Bank. Hoe groot die inspanning moet zijn? Bij ongewijzigd beleid neemt het financieringstekort verder toe. Vanaf 2025 zou de situatie jaar na jaar verslechteren, door de toenemende vergrijzingskosten (uitgaven voor pensioen en gezondheidszorg). Het tekort zou dan oplopen tot ongeveer 6 procent van het bbp in 2031. Als gevolg van die tekorten zou de schuldgraad in 2031 boven de 120 procent van het bbp uitkomen. ‘En dan houden we geen rekening met een eventuele recessie die om pakweg de tien jaar voorkomt’, zei Wunsch tijdens de voorstelling. Met een recessie zou het tekort stijgen naar 9 procent.
Dat is geen prettig vooruitzicht. Het zou België in een penibele situatie brengen. Voor Wunsch staat het vast: we moeten een serieuze inspanning doen en het tekort verminderen tot gemiddeld net onder de 3 procent de komende tien jaar, zodat de schuld ook kan verminderen tot 100 procent van het bbp (vandaag is dat 108 procent van het bbp). De regering-De Croo wil nu een inspanning doen om het tekort met 0,4 procent per jaar te verminderen, maar of dat voldoende is? Eigenlijk zouden we volgens Wunsch een inspanning moeten doen van 0,6 procent van het bbp per jaar. Dat is nog een extra inspanning van 1 miljard euro.
Is dat haalbaar? Wunsch: ‘Rekening houdend met het feit dat er in 2024 verkiezingen zijn, weet ik het niet of dat politiek haalbaar is. Maar het zou wel het beste zijn dat de regering dit nu zou doen. Dan stabiliseert de schuld en kan de volgende regering werk kan maken van het aanleggen van buffers, zodat we de volgende economische schok kunnen opvangen.’
Conclusie
Gouverneur Pierre Wunsch zei het zelf bij de voorstelling van het jaarverslag: al decennialang klopt de Nationale Bank op dezelfde spijker. Onze overheidsfinanciën moeten op orde worden gebracht, er moeten meer mensen aan de slag, onze productiviteit moet worden opgekrikt enzovoort. De voorbije regeringen hebben soms wel iets in de goede richting gedaan, maar meestal te weinig en te laat. Gevolg: als er zich een grote calamiteit aandient, zoals de uitbraak van een pandemie, hebben we minder financiële buffers dan onze buurlanden om die schok op te vangen. En er zúllen nog schokken komen: een serieuze economische crisis komt om de tien jaar wel eens voor.
We zouden er dan ook beter voor zorgen dat we tegen dan tegen een flinke stoot kunnen. Maar lezen onze politici het jaarverslag van de Nationale Bank wel? Het telt dit keer 337 bladzijden, het is een schatkamer vol cijfers, tabellen en analyses, en alle geïnteresseerden kunnen het gratis downloaden op de site nbb.be. Dat niemand over zoveel jaren komt zeggen dat hij of zij niet was gewaarschuwd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier