Een verkrachting is een verkrachting. Met fysiek geweld of zonder, brutaal of niet, juridisch én voor het slachtoffer maakt dat echt geen verschil, zeggen professor Liesbet Stevens en kinderpsychiater Peter Adriaenssens in koor. ‘Het idee dat je na een verkrachting bont en blauw moet zien, hebben we al jaren achter ons gelaten.’
De maatschappelijke tolerantie voor seksueel geweld tegen vrouwen lijkt af te nemen. Of het nu de massale aanrandingen in Keulen betreft, de groepsverkrachting in Oostende of het omstreden vonnis van de rechtbank in de verkrachtingszaak rond de Gentse radiopresentator – stuk voor stuk deden deze gebeurte-nissen in de publieke opinie veel stof opwaaien.
‘Seksueel misbruik is van alle tijden’, zegt kinderpsychiater Peter Adriaenssens in zijn kantoor in het Vertrouwenscentrum kindermishandeling in Leuven, waar we samen met expert seksueel strafrecht Liesbet Stevens hebben afgesproken. ‘De ophef die daarover nu ontstaat, is misschien selectief en gekleurd, maar ook heilzaam. Een op de tien vrouwen wordt in de loop van haar leven verkracht. Seksueel misbruik is dus ook bij ons nog wijdverbreid. Door dat misbruik bespreekbaar te maken, ga je ook nadenken over hoe je daar als samenleving adequater op moet reageren, en dat is een goede zaak.’ Al gaat een en ander met vallen en opstaan en duidelijke groeipijnen gepaard.
De psychiater en de professor, die elkaar goed kennen en regelmatig overleg plegen, zijn nog altijd verbaasd over het aperte gebrek aan wetenschappelijke kennis dat de Gentse rechtbank in haar vonnis ten toon spreidde en over het begrip waarop de dader kon rekenen. Een radiopresentator die toegaf in zijn radiostudio een vrouw te hebben verkracht die hij kort daarvoor had leren kennen, werd immers alleen veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, maar kreeg opschorting van straf omdat de rechter vond dat het ging om ‘een niet-brutale verkrachting’.
De radiopresentator had nochtans bekend dat hij de vrouw verschillende keren nee had horen roepen, hij had zelfs een klap in het gezicht gekregen, maar ook op dat moment ging er kennelijk geen belletje rinkelen. Ook dat blijkt een constante: veel daders van seksueel geweld zien zichzelf niet als daders.
Peter Adriaenssens: ‘Omdat daders vaak vinden dat het slachtoffer de verkrachting heeft uitgelokt. Ze is namelijk met hem meegegaan, ze droeg bepaalde kleding – er is altijd wel iets om de verkrachting goed te praten. Veel ouders geven hun dochter ook nog altijd de boodschap: ‘Kijk goed uit en loop ’s avonds niet alleen op straat.’ In plaats van te zeggen: ‘Iedereen moet godverdomme met zijn poten van je afblijven.’
Hoe zit het met recidive bij verkrachters?
PETER ADRIAENSSENS: De recidivecijfers zijn laag als de daders behandeld zijn, maar zes procent gaat dan opnieuw in de fout. Behandeling zou dan ook verplicht moeten worden.
LIESBET STEVENS: Als iemand een zware verkeersinbreuk pleegt, sturen we die ook terug op cursus. Waarom zouden we bij iemand die zo’n ernstig geweldsmisdrijf pleegt dan zeggen dat het maar een accident de parcours was?
ADRIAENSSENS: Voor groepsverkrachtingen, denk aan die zaak in Oostende, liggen de zaken anders. Daar is de recidive ook na behandeling veel hoger. Bij groepsverkrachters is seksueel geweld namelijk maar een van de vormen van geweld, 40 procent van hen pleegt ook andere geweldsdelicten. Mensen die zo weinig schaamtegevoel hebben dat ze met een groepje van acht een vrouw tegen de grond houden en haar een voor een verkrachten, combineren vaak verschillende ziektebeelden. Hun vermogen om zich in te leven in de gevoelens van iemand anders is heel sterk aangetast. Uit de filmpjes die dan worden gemaakt, weten we bijvoorbeeld dat er veel gelachen wordt en dat er grapjes worden gemaakt terwijl intussen iemand wordt verkracht.
Verkrachting heeft altijd met machtsmisbruik te maken. Kunnen jullie op grond daarvan ook een profiel van de gemiddelde dader opstellen?
ADRIAENSSENS: Doorgaans zijn daders verontrustend gewoon, maar de meesten van ons weigeren dat onder ogen te zien. Daarom hoor je ook dat artsen die op een spoeddienst werken, hopen dat ze vooral geen seksueel misbruik zullen moeten onderzoeken. Wij hebben het allemaal moeilijk met dat onderwerp. In de meeste situaties is de dader immers geen Dutroux-achtige, compleet gemarginaliseerde figuur, maar iemand die evengoed je vriendelijke buurman had kunnen zijn. Dat maakt het ook zo moeilijk voor het slachtoffer. Hoe komt het dat iemand die voor het overige een fijne baas is of mij goed begeleidt in mijn doctoraalscriptie, mij vervolgens aanrandt? Wat heb ik gedaan om dit uit te lokken? Een ander goed voorbeeld van de complexiteit van seksueel misbruik is verkrachting binnen het huwelijk.
STEVENS: Bij daders van verkrachtingen denken we vaak aan enge mannen die een vrouw in een donker steegje sleuren. Die bestaan natuurlijk ook. Maar in minstens de helft van de gevallen zijn de daders bekenden. Het zijn buren, kennissen, vrienden, partners en familieleden. Situaties zoals in de zaak in Gent zijn helemaal niet uitzonderlijk. Er is een aftastende vriendschappelijke relatie, er wordt zelfs wat geflirt, maar het is nog niet duidelijk welke richting het zal uitgaan. In die zaken hoor je daders vaak zeggen: het was misschien niet slim om seks te hebben, maar een verkrachter, nee, dat ben ik niet. Terwijl de ervaring van het slachtoffer daar compleet haaks op staat. Heel vaak worden zulke daders ook vrijgesproken. Op dat gebied heeft onze rechtspraak nog een lange weg te gaan.
ADRIAENSSENS: Een verkrachting heeft in het lichaam van het slachtoffer ook een aantal gevolgen die paradoxaal genoeg de dader in de kaart spelen. Het geheugen van het slachtoffer werkt bijvoorbeeld slechter onder invloed van stresshormonen. Iedereen weet dat als je tijdens een examen erg gespannen bent, je soms iets vergeet dat je eigenlijk wel weet. En dan hebben we het over een lichte stresssituatie. Maar wat na een aanranding? Terwijl de kwaliteit van een politieverhoor net afhankelijk is van veel details: waar was je precies, hoe laat was het, is het één of twee keer gebeurd, hoelang heeft het geduurd… Maar tijdens een verkrachting zit je niet te studeren. Het is geen cursus die je uit het hoofd leert om daarna een goed verhoor af te leggen. Bovendien probeert je lichaam die ervaring ook weg te duwen, want door eraan terug te denken, krijg je nachtmerries en voel je je heel verdrietig. Daarom zie je dat massaal veel slachtoffers gewoon meteen weer aan het werk gaan. Ze komen thuis zonder dat de omgeving iets aan hen ziet. Ze gaan douchen en proberen de draad van hun leven weer op te nemen, want als ze tot zich laten doordringen wat er is gebeurd, crashen ze. Dat is ook de reden waarom veel slachtoffers jaren later vaak een betere getuigenis en een betere klacht formuleren. Maar dan krijgen ze heel vaak te horen waarom ze niet eerder met hun verhaal zijn gekomen.
Veel slachtoffers van seksueel misbruik zeggen in eerste instantie dus helemaal niets?
ADRIAENSSENS: Zo zijn wij in Vlaanderen ook opgevoed. Traumatische ervaringen lossen we op met de raadgeving: zwijg erover en doe verder. Wij zijn op dat vlak een overgangsgeneratie, de eerste generatie die zaken bespreekbaar maakt en daar mogen we best trots op zijn.
STEVENS: Maar we zouden met al de kennis die we vandaag hebben toch in staat moeten zijn om slachtoffers beter te helpen. Stel dat op één plek slachtoffers van seksueel misbruik door mensen uit verschillende disciplines optimaal zouden worden opgevangen. Dat zou een grote stap vooruit zijn.
ADRIAENSSENS: Klopt. Maar het feit dat sterk gemediatiseerde verkrachtingszaken in de publieke opinie zo veel debat veroorzaken over onze omgang met seksueel geweld, is wat mij betreft ook al grote winst.
Maar waarom is er net over de Gentse verkrachtingszaak zoveel commotie ontstaan? Hebben we ons toch niet allemaal wat laten meeslepen?
STEVENS: Helemaal niet. Kijk, meestal draait de discussie om de vraag of er nu sprake was van verkrachting of niet – een lastige vraag omdat verkrachtingszaken vaak worden voorgesteld als zaken van ‘woord tegen woord’. Maar die discussie hoefden we hier niet meer te voeren. Het vonnis van de rechter laat er geen twijfel over bestaan, wat positief is. Probleem is dat de rechter zijn toevlucht heeft genomen tot erg stereotype opvattingen over seksueel misbruik om de dader strafvermindering te verlenen.
ADRIAENSSENS: In de motivering van een rechterlijke uitspraak spreekt men tot heel de samenleving, niet alleen tot het betrokken slacht-offer. En in onze samenleving zijn er veel slachtoffers. Minstens een op de tien vrouwen in dit land weet waarover dit gaat. Veel van die vrouwen zullen nooit een officiële procedure aanspannen, maar ze kijken wel het gerecht mee op de vingers. In de motivering van een rechterlijke uitspraak moet men dus uitkijken dat men de slachtoffers niet nog een tweede keer traumatiseert.
Wat zijn precies die stereotype en foute opvattingen waarmee de rechters hun vonnis hebben beargumenteerd?
ADRIAENSSENS: Als je woorden als ‘niet-brutale verkrachting’ gebruikt, zeg je dat er wat jou betreft verschillende soorten verkrachtingen bestaan, gaande van zeer lichte tot zeer brutale verkrachtingen. Juridisch is dit onderscheid volstrekt irrelevant, de rechters doen hier aan psychologie. Maar de term verkrachting maakt net duidelijk dat we het niet hebben over een normale seksuele relatie, maar over machtsmisbruik. Wie binnen machtsmisbruik gradaties aanbrengt, begeeft zich op een gevaarlijk spoor. Voor het slachtoffer maakt het ook geen enkel verschil om wat voor ’type’ verkrachting het gaat. Ons hoofd kan nog wel constructies bedenken – hij bedoelde het misschien zus of zo -, voor ons lichaam voelt elke verkrachting als een geweldpleging, met een bombardement van stresshormonen tot gevolg, waarvan je letterlijk ziek wordt.
STEVENS: In de motivering van het vonnis staan wel meer dingen die wetenschappelijk gezien nergens op slaan. Zo zeggen de rechters dat er geen sporen van geweld waren. Maar in heel veel gevallen van seksuele agressie zijn er ook geen zichtbare sporen van geweld. Het idee dat je na een verkrachting bont en blauw moet zien, hebben we al jaren achter ons gelaten. Het is de inbreuk op je seksuele autonomie die een verkrachting zo ingrijpend maakt.
ADRIAENSSENS: Denk ook aan het waanidee dat mannen zich soms gewoon niet meer kunnen inhouden. Uit onderzoek weten we dat een pleger in zijn hoofd bepaalde concepten moet hebben zitten, die hem als het ware de toestemming geven om een duidelijk nee toch naast zich neer te leggen. Mannen die bijvoorbeeld zijn opgevoed in een omgeving waar heel seksistisch over vrouwen werd gesproken. Waar werd gezegd dat vrouwen in bepaalde kleren er nu eenmaal om vragen en dat vrouwen moeten doen wat mannen zeggen. Een rechter helpt een pleger dan ook niet door hem wijs te maken dat hij de dupe van zijn hormonen is geworden. Hij helpt hem door te zeggen: jij moet ernstig onderzocht worden en je laten behandelen.
STEVENS: Maar ook dat is hier natuurlijk problematisch. Door de opschorting van straf is dat niet mogelijk. En dan die man maar gewoon weer de straat opsturen, hopende dat de gerechtelijke procedure op zich erg genoeg was om de kans op recidive weg te nemen.
Zouden rechters die verkrachtingszaken behandelen dan niet beter moeten weten?
ADRIAENSSENS: Er is de laatste jaren een echte kennisexplosie op het gebied van seksueel misbruik. De wetsdokter met wie wij 25 jaar geleden werkten, onderzocht alleen de knieën van de vrouw om na te gaan of er seksueel misbruik had plaatsgevonden. Als er geen blauwe plekken aan de binnenkant van de knieën zaten, waren de benen niet met geweld uit elkaar gedrukt en had het slachtoffer meegewerkt. Dat kunnen wij ons vandaag nog amper voorstellen. Maar net zoals ik op de hoogte moet blijven van nieuwe ontwikkelingen op juridisch vlak, moet het gerecht op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in ons vakgebied. Wat weten artsen en psychiaters vandaag bijvoorbeeld over hoe een pedofiel functioneert? Over wat een verkrachting bij een slachtoffer teweegbrengt? Dankzij nieuwe kennis in verband met de neurobiologie van trauma’s kunnen wij met foto’s en hersenscans laten zien wat er na een verkrachting allemaal in het lichaam gebeurt.
STEVENS: Ook rechters moeten zich kunnen specialiseren. We vinden dat heel normaal voor iets als fiscale fraude, waarom dan niet voor zedenzaken? Je merkt ook aan veel vonnissen dat het gerecht hier echt mee worstelt. Vaak gaat de verdachte vrijuit omdat het zijn woord tegen dat van het slachtoffer is. Maar we weten ondertussen dat je ook in die gevallen, als je het goed aan boord legt, veel meer te weten kunt komen over wat er precies is gebeurd. Die kennis moet ook bij het gerecht aanwezig zijn. Kennis over hoe slachtoffers reageren bijvoorbeeld. Studies laten zien dat mensen na een traumatische gebeurtenis soms lacherig doen over wat hen is overkomen. Beeld je in wat voor een indruk dat maakt op iemand die dat niet weet als een slachtoffer giechelend over een verkrachting vertelt. Dat spoort niet met onze rationele vooronderstellingen over hoe slachtoffers reageren en dus lijkt dat slachtoffer onmiddellijk minder geloofwaardig.
Vinden jullie opschorting van straf in een geval van bewezen verkrachting altijd en overal een slechte zaak?
STEVENS: Nee. Ik acht het wel degelijk denkbaar dat je in specifieke situaties zelfs voor een zwaar delict als verkrachting toch besluit dat de dader niet gestraft moet worden, zodat er op zijn strafblad op geen enkele manier is terug te vinden dat hij zich aan een seksueel misdrijf schuldig heeft gemaakt. Het lijkt me heel uitzonderlijk, maar ik wil het principieel niet uitsluiten. Als we bovendien opschorting van straf bij verkrachtingszaken onmogelijk zouden maken, een idee dat door minister van Justitie Koen Geens naar voren is geschoven, dan moeten we dat ook doen voor andere ernstige misdrijven. De wetgever moet uitkijken om geen apart strafrecht voor daders van seksuele misdrijven in het leven te roepen. Dat sluit immers aan bij een andere zorgwekkende tendens, namelijk het demoniseren en totaal gek verklaren van die daders. Dat heeft geen enkele zin. Ook daders van seksuele misdrijven bied je het best een perspectief.
ADRIAENSSENS: Over dat laatste hebben we als samenleving nog onvoldoende nagedacht. Aan de ene kant willen we allemaal dat daders hun misbruik erkennen. Ook voor het slachtoffer is dat verschrikkelijk belangrijk. Maar als een dader dan de stap zet, krijgt hij vreselijke dingen naar het hoofd geslingerd. Dan is dat een vrijbrief om die persoon publiekelijk aan de schandpaal te nagelen. Gevolg is dat plegers nog terughoudender worden om seksueel misbruik toe te geven, uit angst dat ze de volgende dag op de voorpagina’s van de kranten staan.
Waarom is die erkenning voor het slacht-offer zo belangrijk?
ADRIAENSSENS: Omdat we weten dat slacht-offers van een ver-krachting altijd met schuldgevoelens zitten. In elke aangifte staan zinnen als: ‘je zult je misschien afvragen wat ik op dat uur nog op straat deed’, ‘ik besef ook wel dat het niet echt een veilige buurt is’, ‘ik had hem misschien niet moeten kussen’, en ga zo maar door. Aan slachtoffers wordt ook altijd gevraagd of ze zelf geen aanleiding hebben gegeven. De erkenning van de feiten door de pleger is dus essentieel voor het ‘ont-schuldigen’ van het slachtoffer. Je ziet ook dat veel slachtoffers niet echt in de strafmaat zijn geïnteresseerd. Ze willen vooral dat de rechter bevestigt dat de verkrachting heeft plaatsgevonden.
Zou het kunnen dat het slachtoffer in de Gentse verkrachtingszaak om die reden in het vonnis berust?
STEVENS: Dat zou heel goed kunnen. Wij hebben ook een gerechtelijk systeem waarin het parket de rol van de samenleving op zich neemt. En het parket gaat wel tegen de uitspraak in beroep om ervoor te zorgen dat er opnieuw naar de strafmaat wordt gekeken. Wij mogen ook niet ongepast nieuwsgierig zijn naar de precieze beweegredenen van het slachtoffer – het is haar volste recht om niet in beroep te gaan. Mij doet het sterk denken aan slachtoffers van partnergeweld. Die verwachten vaak dat de samenleving een duidelijk standpunt inneemt maar zeggen zelf dat ze daar de moed, de energie en het geld niet voor hebben.
De aanrandingen in Keulen op oudejaarsnacht hebben ook grote beroering veroorzaakt. Eerst werden Syrische asielzoekers verdacht, later bleek het vooral om jonge Noord-Afrikanen te gaan. Maar had de beroering in de publieke opinie ook te maken met de oeroude angst van de vreemdeling die zich aan onze vrouwen komt vergrijpen?
ADRIAENSSENS: De verontwaardiging over wat in Keulen is gebeurd, is op zich een goed teken, maar ze is natuurlijk ook heel selectief. Als je als kinderpsychiater en vertrouwensarts met slachtoffers werkt, hoor je dagelijks verhalen over onze eigen burgers die hun handen niet kunnen thuis houden. Maar blijkbaar is het makkelijker om verbolgen te zijn over een paar honderd asielzoekers of vreemdelingen die hetzelfde doen.
Maar zijn de grote aantallen jonge mannen die zwaar getraumatiseerd uit oorlogsgebied, en uit een gebied waar sowieso een ander vrouwbeeld heerst, naar Europa komen, dan geen potentieel seksueel gevaar?
ADRIAENSSENS: Achter die veronderstelling gaat de eigenaardige fantasie schuil dat er ergens op de wereld een land bestaat dat vol verkrachters zit.
STEVENS: En een land waar alle mannen en vrouwen op een heel stereotype manier over man-vrouwrelaties denken, in tegenstelling tot wij, die dat zogenaamd allemaal achter ons hebben gelaten.
ADRIAENSSENS: We weten gelukkig – het is iets heel merkwaardigs dat we nog niet helemaal doorgronden – dat je een kind wel over allerlei zaken kunt leren liegen, maar je kunt een kind niet zomaar vuile seksuele fantasieën met zijn papa of zijn mama aanpraten. Een kind verzet zich daartegen. Op dezelfde manier blijken de meeste mannen en vrouwen in het seksuele verkeer spontaan de juiste grenzen aan te voelen.
Los van culturele achtergronden?
ADRIAENSSENS: Ja. Overal heb je natuurlijk kaf en koren. En mensen die door oorlogsgeweld zijn getraumatiseerd, hebben schade geleden en moeten speciale zorg krijgen. Maar er zijn nu ook mobiele traumateams voor vluchtelingen, er wordt werk van gemaakt. Het gaat inderdaad over grote aantallen. Dus zullen er problemen ontstaan? Ongetwijfeld. Maar we durven er op zijn minst naar te kijken en we mogen er met een gerust hart van uitgaan dat de meerderheid van die mensen dezelfde normen respecteert als wij. Het is ook niet omdat wij naar een ander land reizen – de meesten van ons in elk geval – dat wij ineens perverten wor-den.
STEVENS: We weten wel dat daders van seksueel misbruik, hoe verscheiden ook, allemaal stereotype opvattingen over man-vrouwrelaties hebben. Daar moet je dus wel mee aan de slag. Maar dat is niet alleen een probleem van vreemde culturen, zulke opvattingen bestaan ook bij ons.
ADRIAENSSENS: Ik werk mee aan projecten van zuster Jeanne Devos in India. Iedereen kent de horrorverhalen over verkrachtingen in India. Maar we moeten dit in historisch perspectief plaatsen. Wij zijn ook pas honderd jaar geleden met kinderarbeid gestopt. Bij ons werden toen ook heel wat minderjarigen door werkgevers misbruikt. Wij hebben dus een heel traject afgelegd. Wij moeten onze kennis nu gebruiken om mensen die naar ons land komen duidelijk te maken: dit zijn de normen hier. Opleiding en opvoeding, daar draait het altijd om. Daar bereik je de meerderheid van de mensen mee. En voor de anderen is er het strafrecht en justitie. Een aantal mensen zal je altijd met harde hand op hun plichten moeten wijzen.
DOOR HAN RENARD, FOTO’S JEF BOES
‘Je hoort daders vaak zeggen: het was misschien niet slim om seks te hebben, maar een verkrachter, nee, dat ben ik niet. Terwijl de ervaring van het slachtoffer daar compleet haaks op staat.’
‘De wetgever moet uitkijken om geen apart strafrecht voor daders van seksuele misdrijven in het leven te roepen.’
‘Een rechter helpt een pleger niet door hem wijs te maken dat hij de dupe van zijn hormonen is geworden.’