Muskusratten zijn zoals mensen : ze zijn niet allemaal gelijk. Want naast de gewone zijn er die van de overheid. En die zijn, zo blijkt, veel meer waard.
Fijnproevers die muskusrat op het menu zetten, rekenen voor een gezonde portie op de poten van vijf ratten. Op de informele markt kost dat vlees niet meer dan enkele honderden franken per kilogram de rat is immers in de eerste plaats interessant om zijn huid. Maar niet elke muskusrat is gelijk. Een muskusrat die door de overheid is geveld, kost namelijk een veelvoud van het diertje dat de zondagse stroper neerlegt. En alle overheidsratten zijn ook niet even duur. Het kruim van de Vlaamse muskusratten bewoont namelijk de bevaarbare waterlopen. Zij zijn dood bijna vier keer meer waard dan de collega’s die de onbevaarbare waterlopen onveilig maken. Zo blijkt uit een vraag van Vlaams parlementslid Vera Dua (Agalev).
In Vlaanderen zijn er twee ministers bevoegd voor de jacht op de diertjes die aan de dijken knagen. Theo Kelchtermans (CVP) waakt over de onbevaarbare waterlopen. In 1995 incasseerden privé-firma’s 198.738.096 frank voor de bestrijding van muskusratten. Met dat geld konden ze 110.060 ratten vangen. Omgerekend komt dat neer op 1.805 frank per rat. In die prijs zijn de lonen en de onkosten van de 29 rattenvangers in overheidsdienst niet inbegrepen. Ook een aantal gemeenten organiseert de jacht op de ratten.
Eddy Baldewijns (SP) van zijn kant is bevoegd voor de bevaarbare waterlopen. In hetzelfde jaar 1995 streken privé-firma’s daar 142.496.329 frank op. In totaal lieten 20.020 dieren het leven. Kostprijs per rat : 7.117 frank. Aan vier ratten voor een maaltijd zou in een door Baldewijns bevoorraad restaurant een schotel verse muskusrat iets van een 35.000 frank kosten. Bij Kelchtermans kan u al voor dik 9.000 frank aanschuiven. Voor de garniering en de drank moet u bijbetalen. De rattencontracten dateren van eind jaren tachtig en werden geregeld in verband gebracht met de financiering van de CVP. (PR)
Vaderlijk despoot
De Brit Alfred Russel Wallace was niet alleen de mede-ontdekker van de evolutietheorie, hij was ook een ontdekkingsreiziger pur sang. Halverwege vorige eeuw zwierf hij vele jaren door de regenwouden van Brazilië, en daarna zeven jaar door de wouden van het Maleise eilandenrijk. Hij noteerde er ijverig zijn waarnemingen over vogels en insecten, maar af en toe ook zijn mening over de mensen die hij ontmoette. Zo maakte hij een aantal kanttekeningen bij het succes van het Nederlandse koloniale bewind, dat hij omschreef als een ?vaderlijk despotisme? en als stimulerend voor de lokale bevolking.
Meer dan een eeuw later vestigde de Canadese biologe Biruté Galdikas zich in dezelfde regio, voor haar studie van orang-oetans. Zij noteerde uit de mond van lokale stamhoofden dat die gruwden van ons zogeheten ?democratisch systeem?, waarbij een (soms kleine) meerderheid zijn wil oplegt aan een minderheid.
Zo wordt er in verband met de ontwikkelingen in Zaïre recent weer druk geschermd met het belang van democratie en democratische verkiezingen. De Westerse diplomatie lijkt haar lokale tegenspelers bij voorkeur op hun bereidheid tot assimilatie van haar eigen gewoontes te evalueren. Mobutu Sese Seko hield er ons jarenlang mee aan het lijntje. Laurent-Désiré Kabila wekt argwaan als hij dingen zegt die niet stroken met onze eigenzinnige visie over de koppeling van politiek en maatschappelijk welzijn.
Een groot deel van de veertig miljoen Zaïrezen heeft geen eigen mening over politiek. De doorsnee-Zaïrees ligt niet wakker van verkiezingen. In het binnenland zeggen de mensen dat ze zullen doen wat de dorpschef hen aanraadt (of oplegt) zoals ze dat altijd gedaan hebben. Dat wil daarom niet zeggen dat die mensen noodzakelijk slecht af zijn. Een goed bestuur staat of valt niet met ons concept van democratie. Een goed bestuur staat of valt met de wil van de bestuurder om zijn mensen goed te leiden. Een vaderlijk despoot kan het beter voorhebben met zijn volk dan een democratisch verkozen leider. De geschiedenisboeken zijn geschreven om dat te illustreren. (DD)
Herman
Woensdag. Vandemorgen vermeide ik mijn trouwe Basiel op de Berendries. Basiel moest naar zijn tweede asem trekken om mij te kunnen volgen (’t was bergop). Kijkt een keer hier, zei ik, hier is de Toer van Vlaanderen vorige zondag gedemareerd. Ge moet maar in Michelbeke komen of ge schiet gelijk een raket uit een boog, kwinkslaagde ik. ’t Is de goede lucht hier. Ik reed zondag mee, vaneigens niet op een velo, en door toen over mijn doening te passeren, sneden we etterende kilometers af en kwamen we als eerste bij de arrivee. Wie de binnenwegeltjes niet kent, geraakt nergens op tijd, niet in de koers, niet in de politiek. Het deed er mij aan denken. Luistert, het is niet voor mijn eigen, het is van te moeten. Voor het land. De burger vraagt geresponsabiliseerde politiekers, dus zal ik wederom mijn kroniekske voor Knack moeten schrijven met de duiding bij de recente en toekomstelijke gebeurtenissen. Gelijk bij het presidentskap in onze partij, waar de verkiezingen op sloefkes komen, het presidentskap in Zaïre, waar mijn vriend bijkans gekabilaseerd is terwijl zijn oeuil de perdrix opgeraakt, of het presidentskap van het land, nu dat Jean-Luc zijn tijd in Zuid-Amerika verluierikt. Waar het water hoog staat, worden de broekspijpen nat. ’t Zullen de mijn zijn, of ’t zullen d’er geen zijn, want ik kan niet langer gelijk een werkloze aan de meet blijven staan ! Dat is altijd mijn spreekwoordelijke lijfspreuk geweest.
Vrijdag. De kleine Daems wil nog altijd met mij een debat op tv. Mag ik hem dat aandoen ? Ik heb hem gezegd dat het niet nodig is. Ik kom wel alleen op tv. Maar unum cognoris, omnes noris, met die jonge gasten. Die kleine uit Tongeren, Eric Dewael heet hij, geloof ik, heeft zijn eigen ook weer geroerd. Hij wil president worden, als er maar geen campagne zou komen tussen mij en de kleine Guy. Hoedat ? Hebt gij gehoord dat de Guy kandidaat zou zijn ? Ik ook niet. En ik ben pertang zijn beste vriend. En waarvoor zouden de verkiezingen anders dienen als ’t niet is om verkozen te worden ? Ik heb Dewael gezegd dat het niet nodig is. Ik win de verkiezingen wel alleen. Ge ziet dat van hier.
Zaterdag. Ik zou het vuil kunnen spelen, en de vinger eens koteren in de wonde die onze partij en haar statuten nog altijd blesseert : Dewael zit tegelijk in het parlement én in het stadhuis ginderachter. Maar zo ben ik niet. Dewael heeft een breed gat, hij heeft veel stoelen nodig om op zijn gemak te zitten, dus krijgt hij er van mij nog een schone positie bij. Ik heb gearrangeerd dat hij bestuurder mag worden bij het Gemeentekrediet. Dat brengt goed op. Omnia Romae cum pretio. In de geschenken toont zich de meester, gelijk ze zeggen in de taal van Rilke. Ook de kleine Daems heb ik zo begiftigd, want ochhere, als hij geen kandidaat was, zou het onze verkiezingen misschien aan credibiliteit mankeren. ’t Is nog een gedacht van de Guy.
Zondag. Swenst dat ik de kangoeroe aan het voederen was, kwam Basiel op zijn korte beentjes aangepikkeld om te zeggen dat ik een standbeeld krijg in een museum in Amerika, voor mijn verdienstelijkheden voor de luchtscheepvaart. ’t Is niet moeilijk, ’t is een hobby. Ik heb daar geen wijnpotten voor nodig ! Maar het valt weer niet op dat het uit vreemde landen moet komen, zeker ? Geen sant in eigen boetiek. Behalve in Michelbeke dan. Dat frappeerde mij weer toen ik met Fleur een toerke langs Mater en Bachte-Maria-Leerne maakte. Ik zag al die burgers uit de omstreken bij mijn passeren hun klak afnemen en bepeinsde : één op twee stemt op mij (de andere stemt op de tsjeven, ge moet hem dat niet kwalijk nemen, hij weet niet beter). Kan ik al die aanhankelijkheid negligeren ? Bakkendoe.
Maandag. Ik moet de mensen maar een keer assureren dat De Croo hen niet in de steek laat vallen. Wij blauwkes zijn de Witte Partij voor iets. Op 26 april houdt de Guy zijn 26 april-toespraak op zijn bal in Gent. Ik zal hem wat geven om over te spreken : onze verkiezingen. Hij kan maar niet decideren, dus ik zal het hem gemakkelijk maken, want de burgers hebben dat niet graag, politiekers die niet weten wat ze willen. Ik maak vandaag mijn papieren in orde voor mijn kandidatuur en dan sluiten we subiet de inschrijvingstermijn af. Vroeger dan voorzien, maar het is de verantwoordelijk van de president voor de nieuwe politieke cultuur. ’t Is dus De Croo tegen de kleine Daems. Dat wordt een schone match.
Bijdragen : Dirk Draulans, Peter Renard, Marc Reynebeau
Een schone dag aan zee (foto : Patrick De Spiegelaere).