Moderne kunst en traditionele beelden van de Bantoes aan de Congostroom.
We leerden de messcherp gesneden rituele maskers en sculpturen uit Afrika niet noodzakelijk uit de eerste hand kennen. Ontdekkers van allerlei pluimage hadden zonder veel scrupules (of hadden ze juist uit een soort beschermingsreflex gehandeld?) zwart patrimonium naar westerse privécollecties en musea gehaald, waar ze vanaf het begin van de twintigste eeuw alerte kunstenaars op ideeën brachten. Zo kon het gebeuren dat kubistische naaktschilderijen van Pablo Picasso, of houtsculpturen van expressionisten als Ernst Ludwig Kirchner, Karl Schmidt-Rottluff of Hermann Scherer voor een even opwindende zwarte ervaring zorgden als hun in bestofte vitrines bewaarde voorbeelden. De Demoiselles d’Avignon, een Stehendes Mädchen, een Liebes-paar of een Blauroter Kopf werden iconen van de modernen, hoewel ze hun wezenlijke uitdrukkingsvorm rechtstreeks ontleenden aan een tijdloze kunst, diep geworteld in de religieuze, sociale en culturele rituelen van het zwarte continent.
Westerse verzamelaars van moderne kunst waren vaak dezelfden die Afrikaanse sculpturen collectioneerden. Wat decoratief goed bij elkaar paste, kon niet schromelijker verschillend zijn. Voor de moderne kunstenaar een noodzakelijke injectie met een vernieuwde esthetiek, voor de Afrikaanse beeldsnijder een voortzetting van de cultuurbeleving van de voorouders. Deze culturen overleefden amper de confrontatie met de kolonisatie, en verschrompelden na de onafhankelijkheid vaak tot folklore.
Belgische pioniers reconstrueerden de culturele context waarin de zwarte beelden, eigenlijk rituele voorwerpen, thuishoren. Kijken we naar de Congostroom, slagader van Midden-Afrika, dan danken we aan de Antwerpse historicus Jan Vansina het inzicht in taalkundige, institutionele en culturele verbanden tussen de volkeren die er wonen. Hij beschreef het proces van langzame inplanting van Bantoetalige stammen in contact met de pygmeeën. Daarop steunt ook de Franstalige archeoloog, kunsthistoricus en benedictijn François Neyt in zijn recente referentiewerk Fleuve Congo (Mercatorfonds).
Voortreffelijk monnikenwerk leverde Neyt door het thuisbrengen van honderden beelden uit het evenaarswoud aan de Congostroom en het overgangsgebied met de savanne. Hartvormige maskers, reliekhouders en afbeeldingen van voorouders, vrouwelijke voorstellingen, hij situeert ze in een soms verbijsterend kader van bezweringen van boze geesten in het woud, verering van voorouders, geheime broederschappen, initiatie- en passagerituelen, machtssymboliek. Het boek begeleidt een tentoonstelling in het Parijse Musée du Quai Branly. Dichter bij huis wijdt het Museum voor Midden-Afrika – ook een schatkamer van sculpturen uit de regio – een interactieve expo aan de Congostroom. Reis zonder gevaar door het evenaarswoud.
Jan Braet