Net als de reporter zelf gaan de albums van Kuifje de wereld rond. Eind jaren zestig zagen twee ondernemende individuen een gat in de Iraanse markt. De islamitische revolutie gooide binnen de tien jaar roet in het eten, maar Kuifje is niet verdwenen uit het land van de Perzen.

De teller van het aantal officiële vertalingen van de Kuifjereeks, door Casterman of met goedkeuring van die vaste uitgever, staat vandaag op meer dan tachtig. In Iran zijn de avonturen van de jonge reporter niet alleen officieel verschenen, je kunt er ook een hele rist piraatuitgaven vinden, soms zelfs met goedkeuring van de plaatselijke overheid. Vooral dat laatste is behoorlijk uniek.

Kuifje vóór de revolutie

Het is niet uitgesloten dat er in de jaren zestig al piraatedities van Kuifje in Iran circuleerden, officieel doet Hergés bekendste stripfiguur er pas in het daaropvolgende decennium zijn intrede. De twee gangmakers van die publicatie zijn Mardik Boghossian en Patrice Vautier.

Boghossian, een Iraniër met Armeense roots die eind jaren zestig met zijn familie in de buurt van Parijs woont, leert journalist Vautier kennen, die in Iran nog bij de krant Journal de Téhéran heeft gewerkt. Samen vatten ze het plan op om Kuifje te lanceren in het Perzisch (en het Armeens). Ze hebben er alle vertrouwen in dat ze met die talen een gat in de markt van Kuifje kunnen vullen, en daarvan trachten ze de Parijse vestiging van Casterman te overtuigen.

Zowat 38 procent van de Iraanse bevolking is op dat moment immers jonger dan twintig, goed voor negen miljoen potentiële lezers. Bovendien zijn er in onder meer Pakistan en Afghanistan gemeenschappen die de taal ook machtig zijn. Daarbij komt nog een gunstig politiek en economisch klimaat. En de overheid heeft in de vroege jaren zestig veel geïnvesteerd in onderwijshervormingen en alfabetiseringsprogramma’s, een onderdeel van de Witte Revolutie van de sjah.

Dat de Iraanse televisie al enkele Kuifjefilms heeft vertoond, maakt het volgens Vautier, die het culturele klimaat in het land sinds zijn verblijf daar kent, nog aannemelijker dat er een ruime interesse is voor albums. En had zelfs de zoon van de sjah zich tijdens een bezoek aan Parijs op de Franse televisie niet laten ontvallen dat Kuifje en Asterix tot zijn favoriete lectuur behoren? Evenmin onbelangrijk, Boghossian kan rekenen op de drukkerij van zijn vader in Teheran, die, zo betoogt het duo, albums van dezelfde kwaliteit kan leveren als de Belgische uitgaven.

Na een onderhoud op het hoofdkantoor van Casterman, in Doornik, en nadat ook Hergé zelf het idee heeft toegejuicht, verleent Casterman de twee heren een licentie voor albums in beide talen (die voor het Armeens hebben ze trouwens nooit gebruikt). Ze richtten daartoe twee firma’s op. Les Editions Universelles (LEU), gevestigd in Liechtenstein, is houder van de vertaal- en drukrechten in de twee talen. Pat Marty & Associates Ltd, Modern Printing House, krijgt van LEU toestemming om die rechten te exploiteren.

Het contract met Casterman wordt getekend op 3 juli 1970. Productie en distributie van de vertalingen begint in augustus 1971. De eerste twee vertaalde albums zijn De zwarte rotsen en Raket naar de maan.

Dat heeft nogal wat voeten in de aarde gehad. Zo leest men in het Perzisch van rechts naar links. Dat betekent dat de pagina’s gespiegeld moeten worden. De tekstballonnen vullen is niet zo’n probleem, integendeel. Het Arabische alfabet waarin het Perzisch in Iran wordt neergeschreven, neemt veel minder ruimte in beslag. De hoofding ‘De avonturen van Kuifje’ op de cover van de albums is zo nauwelijks enkele centimeters breed. Om dat toch een beetje aanschouwelijker te maken, wordt dat in vertaling het iets langere ‘Een verhaal uit de avonturen van Kuifje en Bobbie’.

Maar ingewikkelder dan die omzetting en de lettering met Arabische tekens is een toestemming voor publicatie verkrijgen. Je kunt in die tijd immers pas een aanvraag bij het ministerie van Kunst en Cultuur indienen als het volledige album, uitgezonderd de cover, gedrukt is. Bij groen licht krijg je een attest met een speciaal registratienummer. Pas daarna kan de publicatie afgewerkt en gedistribueerd worden. Komt de toestemming er uiteindelijk niet, dan wordt de volledige oplage verbeurd verklaard. Daarom worden er eerst maar 5000 exemplaren gedrukt, na de goedkeuring verhoogd tot 20.000.

In 1973-1974 verschijnen vervolgens Het geheim van de Eenhoorn en Mannen op de maan en in 1975 Vlucht 714, De schat van Scharlaken Rackham, De zonnetempel, De 7 kristallen bollen en Kuifje in Amerika. Boghossian slaagt er in diezelfde periode in om animatiefilms van Kuifje op de Iraanse televisie te krijgen, als extra steuntje voor zijn albums.

LEU waagt zich trouwens niet alleen aan vertalingen van Hergés werk. Ook Dan Cooper, Asterix en kindervrienden Pol, Pel en Pingo zijn in het Perzisch verschenen. Er bestonden ook plannen om Tiny in Iran uit te brengen.

Dino Attanasio, medewerker van het weekblad Kuifje, tekent zelfs een verstripping van het leven van de sjah. Casterman zelf drukt daar, in opdracht van LEU, voor de Iraanse markt ruim een half miljoen stuks van, maar de islamitische revolutie gooit roet in het eten, en de oplage is achteraf grotendeels vernietigd.

Hergé naar Iran

Er zijn ook plannen geweest om Hergé naar Iran uit te nodigen, ter gelegenheid van het 25e eeuwfeest van het Perzische rijk in 1971. Hergé wil de reis graag maken, maar vreest dat zijn bezoek onopgemerkt zal blijven in de gigantische festiviteiten waarmee de sjah van Iran zichzelf een symbolische plek toekent aan de zijde van roemruchte heersers uit de Perzische geschiedenis. Daarmee zou het bezoek zijn eigenlijke doel, de promotie van de albums, voorbijschieten. Uiteindelijk is het er nooit van gekomen.

Het laatste contract met Casterman dateert van 1977, voor de Perzische vertalingen van Kuifje in Afrika, De zaak Zonnebloem, De geheimzinnige ster en De juwelen van Bianca Castafiore. Die boeken worden ook bij Casterman in Doornik gedrukt.

Kuifje na de revolutie

De Iraanse Revolutie van 1979 zet alle verdere toekomstplannen op de helling. Boghossian tracht nog toestemming te krijgen voor meer albums, maar dat kan voor de nieuwe machthebbers in Teheran alleen als Bobbie uit de strip verdwijnt, als meisjes en vrouwen gesluierd verschijnen, als hij alcohol vervangt door melk en vruchtensap. Uiteindelijk vlucht Boghossian met zijn familie naar Canada. Kuifje verdwijnt van de Iraanse markt, tenminste, van de officiële.

Begin jaren tachtig zijn er immers al kapers op de kust. Uitgevers die noch de goedkeuring van Casterman, noch die van het nieuwe bewind hebben, brengen gaandeweg alle Kuifjes uit. Zelfs Quick en Flupke en een minder bekende reeks van Hergé, Jo, Suus en Jokko, krijgen een Perzische editie.

Kuifje in het land van de Sovjets ondergaat een wel heel vreemde adaptatie. Het eerste avontuur van de jonge reporter dat Hergé ooit tekende, verschijnt in drie af-leveringen, waarvan het eerste Kuifje in Istanboel heette. Alle verwijzingen naar de Sovjet-Unie zijn verwijderd. De bewerker voegt ook verwijzingen naar generaal Alcazar toe, een personage dat Hergé pas in latere albums zal gebruiken. De Iraanse lezers denken dat het om een echt piraatavontuur gaat, niet getekend door Hergé, maar door een anonieme Iraanse auteur.

Halverwege de jaren tachtig lijkt de stroom piraatuitgaven op te drogen, maar Kuifje is duidelijk bekend genoeg om hem nog op te voeren, soms in erg vreemde gedaantes. Zo prijst het magazine Aftab va Mahtab begin jaren tachtig op zijn cover ‘Kuifje en de Pink Panther op de onbekende planeet’ aan. Kuifje en Sinbad uit 1995 vermengt de twee figuren uit de titel. Superman en Batman komen er ook nog aan te pas. Kuifje en de andere westerse personages staan hier als bad guys tegenover Sinbad, als belichaming van de cultuur van Iran en het Midden-Oosten. Kuifje moet vanzelfsprekend het onderspit delven, maar professor Zonnebloem zweert aan het einde van het verhaal dat hij terug zal keren met films en satellieten om de Iraanse jeugd te hersenspoelen.

Een dikke twintig jaar na de revolutie komen er stilaan weer albums die de goedkeuring van de overheid wegdragen (maar niet die van Casterman). In een prentje waarin Haddock Bianca Castafiore omhelst, is de kapitein gewoonweg weggegomd, omdat zo’n omhelzing niet hoort tussen niet-verwanten. Haddock drinkt trouwens geen whisky meer maar limonade. En de jurk van de diva op de cover van De juwelen van Bianca Castafiore verbergt haar hals nu meer en heeft lange mouwen. Daaronder draagt ze nu zwarte kousen.

Iran is trouwens niet het enige land waar sommige plaatjes uit Kuifjes avonturen niet door de beugel konden. In de jaren zestig nog werd De krab met de gulden scharen gepubliceerd met een aantal wijzigingen. De man die Kuifje vastgebonden achterlaat in de kajuit van kapitein Haddock en de man die Haddock afranselt, waren oorspronkelijk zwart, maar Amerikaanse uitgevers maakten bezwaar tegen het door elkaar gebruiken van blanke en zwarte personages.

JOS VAN IMPE VERZAMELT KUIFJEALBUMS IN VERTALING. HIJ BESTUDEERT DE TOT VOOR KORT ONBEKENDE GESCHIEDENIS VAN KUIFJE IN IRAN. DE NEERSLAG VAN ZIJN GEDETAILLEERDE STUDIE VERSCHEEN IN SAPPERLOOT, HET TIJDSCHRIFT VAN HET HERGé GENOOTSCHAP (NR. 8, 2008), ONDER DE TITEL ‘KUIFJE IN HET LAND DER PERZEN’.

DOOR JOS EN ELLEN VAN IMPE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content