Als er de komende jaren niet aan het statuut van plaatselijke mandatarissen wordt gesleuteld, zou het wel eens heel moeilijk kunnen worden om nog goede kandidaten te vinden. ‘Dan zul je in de toekomst haast zot moeten zijn om nog in de lokale politiek te willen stappen’, zegt politicoloog Herwig Reynaert.
‘Ik was een bedroevend gemeenteraadslid’, zegt een Vlaamse socialist. ‘In 2000 begon ik vol enthousiasme en energie aan mijn mandaat, maar al snel bleek dat ik het met de beste wil van de wereld niet kon bolwerken. Ik probeerde alle dossiers van de drie commissies die ik moest volgen onder de knie te krijgen, maar ik vond niet eens de tijd om al die stapels papier te lézen. Na mijn werk spoorde ik naar huis om mijn eten binnen te schrokken en mijn kinderen onder te stoppen, en dan was het haasten naar de een of andere vergadering op het stadhuis. Op den duur zat ik in het holst van de nacht verslagen te lezen en mijn interpellaties voor te bereiden. In zes jaar tijd heb ik haast geen enkele sportwedstrijd van mijn oudste zoon gezien, ben ik niet één keer met mijn vrouw uit eten geweest en heb ik heel wat vriendschappen laten verwateren.’ In 2006 borg hij zijn politieke aspiraties voorgoed op.
‘We zouden een standbeeld moeten oprichten voor alle gemeenteraadsleden, en dan vooral die van de grotere steden’, zegt Sas van Rouveroij, voorzitter van de raad van bestuur van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). ‘Hoe hard ze ook werken, het is haast onmogelijk om alle dossiers echt te doorgronden. Daardoor verschraalt het politieke debat, en dat kan op termijn nefast zijn voor de lokale democratie.’
In een paar decennia is de werklast van stads- en gemeentebesturen opvallend toegenomen. Dat begon al met de grootscheepse gemeentelijke fusie van de jaren zeventig, waardoor het bestuur van steden en gemeenten zich met een uitgebreider grondgebied en groter budget moest gaan bezighouden. Later werden meer en meer bevoegdheden naar het lokale niveau doorgeschoven, en de Vlaamse overheid eist tegenwoordig ook dat er voor elke bevoegdheid vuistdikke meerjarenplannen worden uitgewerkt. Allemaal extra werk voor het schepencollege én voor de gemeenteraad. ‘Doordat hun takenpakket veel zwaarder en ingewikkelder is geworden, zijn zowel lokale politici als ambtenaren geprofessionaliseerd’, zegt politicoloog Herwig Reynaert van het Centrum voor Lokale Politiek van de Universiteit Gent. ‘Het is geen toeval dat er vandaag veel minder arbeiders en laaggeschoolden in de gemeenteraden zitting hebben, en dat ze in de schepencolleges haast helemaal ontbreken. Zelfs de kleinste gemeente kan het zich niet langer veroorloven om het bestuur in handen te geven van een hobbyist of een dorpsfiguur, die het veeleer van zijn persoonlijkheid dan van zijn kennis moet hebben. Als je al geen hoger diploma nodig hebt om een stad of gemeente te besturen, dan toch zeker een grote dosis intelligentie.’
Om geschikte mandatarissen te kunnen blijven aantrekken, zal het een en ander moeten veranderen. ‘Zoals de zaken er nu voorstaan, zul je in de toekomst haast zot moeten zijn om nog in de lokale politiek te willen stappen’, aldus Reynaert. ‘Een burgemeester of schepen moet hard werken, heeft bijzonder veel kopzorgen, en riskeert ook nog persoonlijk veroordeeld te worden als er een dodelijk ongeval gebeurt op een onveilig kruispunt in zijn stad. Het inkomen dat hij krijgt, staat niet altijd in verhouding tot die zware verantwoordelijkheden.’
POLITIEKE PLOEGBAAS
Niet dat burgemeesters of schepenen van een centrumstad van honger omkomen als ze er geen bijverdienste op na houden. Sinds 2000 verdienen ze afhankelijk van de grootte van hun stad of gemeente een percentage van het inkomen van een Vlaams Parlementslid. Voor de burgemeesters van Gent en Antwerpen is dat 108 procent van de Vlaamse parlementaire wedde of 112.838 euro per jaar. In steden van 50.000 tot 80.000 inwoners, zoals de meeste centrumsteden, krijgen hun collega’s een goede 83 procent van die parlementaire wedde of 86.827 euro per jaar. Schepenen verdienen in steden van meer dan 50.000 inwoners 75 procent van de inkomsten van een burgemeester, in kleinere steden en gemeenten is dat 60 procent. Wie een Vlaamse centrumstad bestuurt en dus zogoed als voltijds met dat mandaat bezig is, kan in elk geval rekenen op een maandelijks netto-inkomen van meer dan 2500 euro.
Niet echt slecht betaald dus. Her en der wordt zelfs geopperd dat sommige Vlaamse schepenen te veel verdienen. Omdat alle schepenen van een stad evenveel worden betaald, ongeacht de omvang van hun portefeuille bijvoorbeeld. Maar ook omdat de schepencolleges van kleinere steden en gemeenten wel erg royaal zouden worden vergoed in verhouding tot het werk dat ze leveren. ‘Als schepen verdiende ik in Roeselare 3000 euro netto per maand’, zegt voormalig schepen Geert Messiaen (Open VLD). ‘Dat is veel, hè. Het is niet nodig om naast je mandaat nog een andere job aan te houden. Dan gaan mensen dus om den brode aan lokale politiek doen, en dat vind ik allerminst een goede zaak. Politiek moet een roeping blijven; iets wat je met hart en ziel doet. Ik ben tijdens mijn schepenambt heel bewust aangebleven als secretaris-generaal van de Liberale Mutualiteiten.’
In kleinere steden en gemeenten krijgen uitvoerende mandatarissen geen riante wedde, maar het is dan ook de bedoeling dat zij elders de rest van hun kost verdienen. ‘Ik huiver van schepenen die van ’s ochtends tot ’s avonds in het gemeentehuis van het een of andere dorp zitten’, zegt Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Marino Keulen (Open VLD). ‘Zo iemand heeft te veel tijd, en gaat zich al snel te veel met de stadsdiensten bemoeien. Is hij bevoegd voor de groendienst, dan gaat hij zelf de plantsoenen controleren. Is hij schepen van Openbare Werken, dan wordt hij een soort ploegbaas. Dat is geen gezonde situatie.’
In grotere steden hebben schepenen wél een volle dagtaak aan hun ambt. Meestal nemen zij in eerste instantie tijdskrediet, verlof zonder wedde of politiek verlof, maar op den duur schuiven ze hun loopbaan in de private sector helemaal aan de kant. Advocaten zetten hun praktijk jarenlang op zo’n laag pitje dat er amper nog iets van overblijft, en artsen laten hun patiëntenbestand al gauw aan een collega over. Als ze na twaalf of achttien jaar uit de coalitie worden gewipt, hebben ze het niet altijd gemakkelijk om meteen een geschikte job te vinden. ‘Omdat zij de enige uitvoerende mandatarissen zijn die geen recht hebben op een uittredingsvergoeding, vallen ze vaak van de ene dag op de andere zonder inkomen’, zegt Sas van Rouveroij, die zelf eerste schepen is in Gent. ‘Ik ben er zeker van dat veel jonge mensen daardoor weinig zin hebben om in de lokale politiek te stappen. Als ze dat toch doen, proberen ze vaak zo snel mogelijk in een parlement te raken. Want als parlementsleden hun mandaat verliezen, krijgen ze wél een vergoeding.’
Daarom heeft de VVSG minister Marino Keulen eind 2007 gevraagd of hij werk wil maken van een uittredingsregeling voor burgemeesters en schepenen, en dat verzoek viel niet in dovemansoren. ‘Het klopt inderdaad niet dat iemand die twintig jaar schepen is geweest in een grote stad en daar een andere carrière voor heeft laten schieten, plots een paria wordt en zelfs moet gaan stempelen. Vooral omdat hij de situatie zelf niet in de hand heeft: zelfs als hij hard heeft gewerkt en daarvoor door de kiezer is beloond, kan hij nog uit de boot vallen omdat er buiten zijn wil om een andere coalitie wordt gevormd. Het schrijnendste voorbeeld is de voormalige Gentse CVP-burgemeester Jacques Monsaert. In 1988 werd zijn partij uit de bestuurscoalitie gegooid en de man stond met lege handen op straat.’ Volgens Keulen kan een uittredingsvergoeding voor lokale mandatarissen in 2009 in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord worden opgenomen. Dan zouden uitvoerende mandatarissen die hun baan na de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 verliezen al zo’n compensatie kunnen krijgen. ‘Het moet wel een billijke regeling worden, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de grootte van een stad, de anciënniteit van de betrokkene en de andere beroepsactiviteiten die hij eventueel is blijven uitoefenen’, aldus Keulen. ‘We mogen de buitenwereld zeker niet de indruk geven dat de plaatselijke politici zichzelf eens goed willen verwennen.’
Naast de financiële onzekerheid is er sinds kort nóg iets wat bestuurders in spe kan afschrikken: ze lopen het risico een strafblad over te houden aan hun termijn in het stadhuis. Vorig jaar werd de burgemeester van Damme veroordeeld voor een dodelijk ongeval op zijn grondgebied: volgens de rechter was de zichtbaarheid op het kruispunt niet goed genoeg en is dat de verantwoordelijkheid van de burgemeester. Amper had het Hof van Cassatie het vonnis verbroken, zodat het proces binnenkort moet worden overgedaan, of de burgemeester van Destelbergen werd voor de rechtbank gedaagd door een vrouw die tijdens een wielerwedstrijd op het parcours liep en drie renners ten val bracht. Haar verweer: het is de burgemeester die verantwoordelijk is voor de veiligheid tijdens evenementen in zijn gemeente. Binnenkort moet ook de voormalige Gentse burgervader, Frank Beke (SP.A), zich verantwoorden voor een verkeersongeval dat in 2006 in zijn stad plaatvond en aan een put in de weg te wijten zou zijn. ‘Burgemeesters en schepenen moeten beter beschermd worden’, zegt professor Herwig Reynaert. ‘Alleen in geval van een persoonlijke fout zouden ze zelf strafrechtelijk veroordeeld moeten kunnen worden, in alle andere gevallen zou de gemeente de verantwoordelijkheid moeten dragen. Kan dat niet, dan moet over een vorm van politieke onschendbaarheid voor burgemeesters en schepenen worden nagedacht.’
Gemakkelijker gezegd dan gedaan, want een dergelijke oplossing ligt noch juridisch noch maatschappelijk voor de hand. Van Rouveroij: ‘Als een burgemeester een onopzettelijke, eenmalige fout heeft gemaakt, moet hij volgens mij ook strafrechtelijk worden beschermd door de gemeente waarvoor hij optreedt. Alleen geef je die mandataris zo impliciet immuniteit, en dat ligt bijzonder gevoelig.’
HONDERD FOTOKOPIEëN
Als je al een bovengemiddelde dosis idealisme of ambitie moet hebben om je op een burgemeesters- of schepenambt te storten, dan geldt dat zeker voor een zetel in de gemiddelde Vlaamse gemeenteraad. Vooral in steden en in kleine fracties vergt het gemeenteraadswerk een bijzonder zware inspanning. Zoals in Brugge, de op twee na grootste Vlaamse stad, waar Steven Lepoutre de helft van de Groen!-fractie uitmaakt. ‘Wij maken er een erezaak van om alle agendapunten, beleidsplannen en begrotingsdossiers volledig te lezen’, zegt Lepoutre, die overdag als hoofdverpleger in een psychiatrisch ziekenhuis werkt. ‘Dat moet ook als we groene accenten willen leggen. Bovendien zijn we de enige democratische oppositiefractie van de stad. Concreet spenderen mijn collega en ik dagelijks een paar uur aan het gemeenteraadswerk. En dan heb ik het nog niet over de gemeenteraden en andere vergaderingen.’
Ter compensatie krijgen de gemeenteraadsleden van de meeste centrumsteden een zitpenning van 175 euro bruto voor elke gemeenteraads- en commissievergadering. ‘Meer moet dat niet zijn’, zegt Geert Messiaen, die sinds de Open VLD uit de Roeselaarse meerderheid is gegooid weer gewoon gemeenteraadslid is. ‘Die zitpenningen dekken je kosten, en je kunt er al eens een rondje mee betalen.’ Nochtans stoppen nogal wat gemeenteraadsleden veeleer aan hun functie toe dan dat ze er iets mee verdienen. In Brugge krijgen ze bijvoorbeeld een jaarlijkse kostenvergoeding van 125 euro, en hebben ze allemaal recht op 100 gratis fotokopieën op het secretariaat van het stadhuis. ‘Dat stelt echt niets voor’, aldus Steven Lepoutre. ‘Van de zitpenningen kan ik net mijn internetaansluiting, gsm-rekening en nog een paar kosten betalen. In andere gemeenten krijgen gemeenteraadsleden een laptop ter beschikking, of een andere tegemoetkoming. Het zou al een grote vooruitgang zijn, mocht de Vlaamse overheid alle gemeenten verplichten om de fracties een billijke kostenvergoeding te geven.’
Doordat veel gemeenteraadsleden hun werk amper kunnen behappen, hebben de colleges van burgemeester en schepenen vaak een enorm overwicht. ‘Eigenlijk zou de lokale democratie door de gemeenteraad moeten worden aangestuurd, maar vandaag werkt dat zo niet doordat gemeenteraadsleden de bevolking in zeer ondankbare omstandigheden moeten vertegenwoordigen’, aldus Van Rouveroij. ‘Wat mij betreft, zou het aantal gemeenteraadsleden kunnen worden verminderd, maar dan moeten hun werkomstandigheden wel worden verbeterd. We zouden ze deeltijds kunnen verlonen: in kleine gemeenten voor een dag per week, in steden voor twee of drie dagen. Op die manier zouden raadsleden overdag meer tijd aan de politiek kunnen besteden.’
Maar het is niet de bedoeling om hun een volledig inkomen te geven, want niemand zit te wachten op honderden nieuwe beroepspolitici. Minister Keulen al helemaal niet. ‘Ik vind het ontzettend belangrijk dat de gemeenteraadsleden met beide benen in het echte leven staan, en hun ervaring als huisvrouw, bankbediende of leraar in de raad binnenbrengen’, zegt hij. ‘Wel begrijp ik dat het voor fractieleiders in Gent of Antwerpen geen sinecure is om een voltijdse baan met het werk voor de gemeenteraad te combineren. Zo iemand moet de hele agenda van de raad kennen, zelf een paar interpellaties voorbereiden, en zijn fractieleden begeleiden. Wellicht schiet het presentiegeld voor die mensen tekort, en daar kunnen we bij de onderhandelingen van het volgende Vlaamse regeerakkoord over praten. Maar ik ben niet van plan een nieuwe categorie van beroepspolitici in het leven te roepen, want ik ben ervan overtuigd dat onze steden dan helemaal niet beter zouden worden bestuurd. Integendeel.’
DOOR ANN PEUTEMAN