15 november is officieel Koningsdag, het feest van onze monarchie. Bovendien viert België dit jaar de 175e verjaardag van die monarchie.
Waar blijft het feestgedruis?
Verjaardag van de monarchie? Een munt, een postzegel en twee fregatten die minister van Defensie André Flahaut (PS) kocht van de Nederlandse marine. Hij noemde die trots – zich niet bewust van de ironie ervan – Leopold I en Louise-Marie.
Dat er weinig gefeest wordt, heeft verschillende verklaringen. Het koningshuis ligt, ondanks een ver doorgevoerde pr-campagne maar weinig mensen na aan het hart. Bovendien is 15 november – officieel Koningsdag – voor de meeste mensen geen vrije dag.
Valt er eigenlijk iets te vieren? In het boek België zonder koning wijzen Mark Van den Wijngaert (KU Brussel) en Vincent Dujardin (UCL) erop dat België tussen 1940 en 1950 helemaal niet door een koning werd geregeerd. Het verhaal.
Op 10 mei 1940 valt nazi-Duitsland België binnen. De Belgische regering wijkt uit naar Frankrijk en later naar Londen. Koning Leopold III weigert zijn ministers te volgen. De regering verklaart officieel dat de koning niet in staat is om te regeren, hij kan immers geen contact hebben met de ministers. Leopold III vraagt de Duitsers om een wapenstilstand en wordt op 28 mei 1940 krijgsgevangen gemaakt. De bevolking is opgelucht: de gevechten zijn voorbij en Leopold wordt immens populair.
Zo ontstaat de mythe van de koning die als gevangene ‘het lot van zijn leger deelt’. Dat die ‘gevangene’ rondreist en zelfs gaat onderhandelen met Adolf Hitler wist de bevolking niet.
In 1944 wordt Leopold met zijn gezin naar Duitsland gevoerd. Bij de bevrijding stelt de regering zijn broer – prins Karel – aan als regent.
Als Leopold op 5 mei 1945 bevrijd wordt, doet zich een groot probleem voor. Kan de koning, van wie ondertussen bij binnen- en buitenlandse politici bekend is dat hij voorstander was van een autoritair regime met een minieme rol voor het parlement, zomaar terugkomen? Die koningskwestie zal tot augustus 1950 het land verscheuren. Een volksraadpleging brengt geen oplossing. Hoewel een meerderheid van de Belgen wil dat Leopold III terugkeert, zijn de verschillen tussen Vlaanderen en Franstalig België zo groot dat Leopold moeilijk als symbool van eenheid kan gelden. Hij doet – gedwongen – troonsafstand. Ook na de troonsbestijging van Boudewijn verzetten de Belgische politici zich tegen de invloed van Leopold III op zijn zoon. Terecht: tot het einde van zijn leven houdt Leopold vol dat hij gelijk had. Veel mensen geloven dat ook. Een van hun argumenten is dat de Nederlandse koningin wel haar land verliet. Nederland werd geregeerd door een door de nazi’s en SS gedomineerde Zivilverwaltung. Door in het land te blijven, bespaarde Leopold het land zo’n hard regime.
MARK VAN DEN WIJNGAERT: De hele verantwoordelijkheid voor het bestuurlijke regime van ons land lag bij Hitler. Die betrouwde Leopold niet. Iemand van het oude regime paste niet in het nieuwe Europa dat hij wou uittekenen. Vandaar ook dat hij niet inging op de vraag van Leopold om hem koning van enkele provincies te maken. Zolang Hitler niet beslist had over het politieke lot van België, liet hij Duitse militairen België besturen. Pas in juli 1944 – enkele maanden voor de bevrijding van het grondgebied – kwam België in het raam van de Zivilverwaltung in handen van regelrechte nazi’s.
Leopold bleef wel consequent. In 1941 liet hij een soort grondwet uitwerken.
VAN DEN WIJNGAERT: Leopold hoopte dat Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een compromisvrede zouden bereiken en liet daarom een nieuwe Belgische grondwet opstellen. Die vertoont fascistoïde kenmerken: versterking van de uitvoerende macht met een bijzonder gewicht voor de koning, terwijl het parlement alleen nog adviezen zou kunnen geven. Dat alles weerspiegelde de autoritaire opvattingen die hij van in de jaren dertig overhield. Hij nam niet alleen de politieke partijen op de korrel, maar zette zich ook af tegen het parlementarisme. Bij vooraanstaande politici uit alle traditionele partijen wekte dat autoritarisme van Leopold wrevel en wantrouwen op. We kunnen zeggen dat de koningskwestie al in de jaren dertig ontstond.
Maar in 1944 – toen iedereen wist dat Duitsland de verliezer was – bleef hij stug bij zijn mening. Getuige zijn zogenaamd Politiek Testament.
VAN DEN WIJNGAERT: Leopold verwachtte dat hij door de Duitsers zou worden meegevoerd als die het Belgische grondgebied verlieten. Met dat vooruitzicht gaf hij richtlijnen aan de regering. Daaruit blijkt dat de koning niets leerde uit vier bezettingsjaren en uit het feit dat de regering-Pierlot de zijde van de geallieerden had gekozen en dus als medeoverwinnaar uit de oorlog kwam. Leopold wilde de onafhankelijkheid van het land hersteld zien en waarschuwde de regering voor een bezetting van ons grondgebied door Amerikanen en Britten. Premier Hubert Pierlot voelde in september 1944 bij zijn terugkeer zoveel plaatsvervangende schaamte voor dat testament dat hij het met uitzondering van Paul-Henri Spaak (PSB) niet aan de ministers durfde bekend te maken.
En in 1949 – terwijl het land al vier jaar op stelten stond – zei Leopold in een interview dat hij in België ‘orde op zaken’ zou stellen.
VAN DEN WIJNGAERT: Vertrouwelingen als Jacques Pirenne versterkten bij Leopold de verkeerde indruk dat hij nog immens populair was. De koning verdomde het om politici te raadplegen, hij groef zich met een Coburgse koppigheid in in zijn eigen groot gelijk. Dat deed hij tegenover Pierlot op 25 mei 1940 toen hij tegen de grondwet in weigerde de regering te volgen naar Frankrijk; dat deed hij tegenover Achille Van Acker (BSP) in mei 1945 toen hij weigerde terug naar België te komen; en dat deed hij ook tegenover Gaston Eyskens (CVP) toen hij tegen diens advies in weigerde de conclusies uit de volksraadpleging te volgen en troonsafstand te doen. Hij wees de politieke wereld af en uiteindelijk kreeg hij daarvoor de rekening gepresenteerd.
Kantelpunt voor de bevolking was zijn huwelijk met Lilian Baels. Opvallend is dat kardinaal Van Roey wel een erg vreemde rol speelt.
VAN DEN WIJNGAERT: De Belgische bevolking wist niets van zijn bezoeken aan Hitler of van zijn reizen. Voor de Belgen bleef hij ‘de gevangene van Laken’ tot hij trouwde. Dat was een schok. Maar in die tijd stond de Kerk volledig achter de conservatieve staatsordening. Kerkleiders droegen de democratie niet in hun hart. Het is dus niet verwonderlijk dat de kardinaal door dik en dun de autoritaire koning steunde. Hij prees hem in juni 1940 de hemel in en leende zich tot leopoldistische propaganda tegen de regering-Pierlot, hij probeerde in december 1941 het huwelijk met Lilian Baels goed te praten en na de oorlog schakelde hij alle katholieke organisaties en het vrije onderwijs in om propaganda te maken voor de terugkeer van de koning. Dat verklaart grotendeels de 73 procent ja-stemmen in Vlaanderen tegenover de 48 procent in Brussel en de 41 procent in Wallonië. De ontkerkelijking was in Franstalig België immers veel verder gevorderd dan in Vlaanderen.
Prins Karel is even lang regent geweest als Leopold koning was. Waarom blijft zijn rol zo onderbelicht?
VAN DEN WIJNGAERT: Van Karel bestaat zelfs geen enkele behoorlijke biografie.
Vreemd, want door zich als eerste Coburg strikt aan de geest van de grondwet te houden en politiek aan politici over te laten, redde Karel de monarchie. Hij kweet zich plichtsbewust van de taak als staatshoofd die hem werd opgedrongen. Hij was er aanvankelijk van overtuigd dat hij de troon voor Leopold warm hield, maar door de afloop van de koningskwestie is Boudewijn uiteindelijk de begunstigde.
De koningskwestie is een scharniermoment in de Belgische geschiedenis.
VAN DEN WIJNGAERT: De troonsafstand van Leopold III is in eerste instantie een teken van de toenemende macht van de politieke partijen; na de communisten, de socialisten en de liberalen vraagt uiteindelijk ook de CVP zijn abdicatie. De autoritaire koning die persoonlijk wil wegen op de politieke besluitvorming, is onverenigbaar met het democratische systeem dat na de bevrijding een nieuw elan heeft gekregen. België wordt een particratie en Boudewijn is de eerste vorst die daarmee leert leven. Hij erft een uitgehold koningschap en beseft uiteindelijk dat hij de politiek aan politici moet overlaten. Zijn politieke peetvaders, Gaston Eyskens, Achille Van Acker en Pierre Harmel (PSC), leren hem met veel geduld wat van een monarch in een modern parlementair stelsel wordt verwacht.
Leopold III heeft dat nooit begrepen en is verblind door zijn eigen groot gelijk ten onder gegaan.
Het einde van zijn koningschap vormt ook een breuklijn in de geschiedenis van de monarchie. De meeste Vlamingen hebben de troonsafstand van Leopold als een dictaat van de Franstaligen ervaren. De politieke wereld heeft niet duidelijk gesteld dat het om een consultatieve volksraadpleging ging. Vanaf het ogenblik dat de koning het onderwerp wordt van een heftige politieke en communautaire discussie, is zijn lot beslecht, aangezien hij niet langer symbool kan staan voor de eenheid van het vaderland. Ook dat heeft Leopold III niet begrepen.
MARK VAN DEN WIJNGAERT, VINCENT DUJARDIN, ‘BELGIë ZONDER KONING’, LANNOO, 194 BLZ., euro 19,95.
‘Het is nochtans heel eenvoudig’, doceert emeritus hoogleraar en grondwetspecialist Robert Senelle. ‘De koning heeft het recht door zijn ministers te worden ingelicht, hen aan te moedigen of hen te waarschuwen. Maar het is de regering die beslist, want zij draagt op elk moment de verantwoordelijkheid voor de daden van de koning. Zo heeft de Engelse publicist Walter Bagehot het in de 19e eeuw kernachtig samengevat in zijn onvolprezen werk over de Engelse grondwet.’
Toch heeft zelfs de haast heilig verklaarde koning Boudewijn, net als sommigen van zijn voorgangers op de Belgische troon, meermaals geprobeerd om tegen de regering, tegen de politiek, in te gaan.
Iedereen herinnert zich zijn weigering om de abortuswet te tekenen. Eerder al, in 1955, dacht Boudewijn erover de onderwijswet van Leo Collard, die tot de erg woelige Schoolstrijd leidde, ongesigneerd te laten. Het was toenmalig oppositieleider Gaston Eyskens die hem aanmaande grondwettelijk te handelen en de wet toch te ondertekenen.
Een ander, minder bekend incident deed zich voor in 1956, bij de viering van de 80e verjaardag van koning Elisabeth. Robert Senelle was in die dagen kabinetschef van eerste minister Achille Van Acker, toen aan het hoofd van een paarse coalitie.
Senelle herinnert zich het incident nog levendig, alsof het gisteren gebeurde: ‘De verjaardag van koningin Elisabeth zou worden gevierd in het Paleis voor Schone Kunsten, in aanwezigheid van haar kleinzoon, koning Boudewijn. Die zou worden opgewacht door de ministers van State – die waren toen nog niet zo talrijk als vandaag. De eerste minister, Van Acker, ging de organisatie, uitgewerkt door het protocol, aan de koning voorleggen.
‘Boudewijn kon met alles instemmen, maar hij zei erbij: “Welteverstaan, wij drukken niet de hand van burggraaf Pierlot.” Want volgens de koning had Hubert Pierlot, premier van de Belgische regering die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Londen verbleef, door zijn optreden zijn vader Leopold III beledigd. Van Acker antwoordde: “Sire, daar kan geen sprake van zijn …”
‘Maar de jonge Boudewijn was vastbesloten. Waarop Van Acker geen andere keuze had dan de kwestie aan de ministerraad voor te leggen. De regering besloot unaniem dat de koning de hand van Pierlot moest drukken. Van Acker keerde daarop terug naar de koning, intussen in Laken, met de boodschap: “Sire, de regering heeft beslist dat de koning burggraaf Pierlot zal begroeten zoals alle andere ministers van State.” Doch Boudewijn weigerde opnieuw. Nu werd Van Acker heel stellig: “Sire, ik keer terug naar mijn bureau en ik wacht tot een stuk in de nacht, tot de koning mij meldt dat hij toch de hand van burggraaf Pierlot zal drukken. De regering zal niet toelaten dat de koning bij zijn weigering blijft, want dan hervat de Koningskwestie in alle hevigheid.”
‘Bij zijn terugkeer op het kabinet zei Van Acker: “Robert, vanavond zijn ’t pistolets met kaas en koffie. Iedereen blijft op post.” Uren hebben we zitten wachten. Om kwart voor middernacht kwam eindelijk een telefoontje van het paleis. Vijf minuten later stapte een montere Van Acker uit zijn kantoor en zei, op z’n Brugs: ” Robert, me goan sloapen …”‘
Volgens Senelle, die samen met Miel Clement en Edgard Van de Velde, het Handboek voor de koning schreef, dat onlangs in een grondig aangevulde Franstalige editie is verschenen (zie onderaan), illustreert zijn verhaal perfect de plaats van de constitutionele monarch.
‘De constitutionele monarchie, met een koning die geen verantwoordelijkheid draagt en met ministers die de politieke macht uitoefenen, is een juridisch meesterwerk. Is de koning een begaafd man, dan kan hij zich voluit gedragen volgens de inzichten die Walter Bagehot in zijn boek over de Engelse grondwet meegaf. Maar verder mag een constitutionele monarch zich niet wagen. Als hij toch afstand neemt van zijn ministers, dan komt hij in gevaar, want niet langer gedekt door de regering. Door in mei 1940 te weigeren zijn regering te volgen, maakte Leopold III die kapitale fout die hem uiteindelijk de troon zou kosten.’
Zoals zijn voorgangers heeft ook Boudewijn meer dan eens getracht zijn invloed te vergroten. Eigenlijk heeft hij die krachtmeting met de politiek verloren.
ROBERT SENELLE: Dat mag je wel stellen. Want er was niet alleen de kwestie Pierlot, de onderwijswet van Leo Collard en de weigering om de abortuswet te tekenen. Wellicht onder invloed van industriëlen van de Generale Maatschappij die de greep op het rijke Katanga wilden bewaren, heeft Boudewijn ook getracht, zonder de regering daarin te kennen, het Belgische optreden in Congo naar zijn hand te zetten.
Er is de bekende uitspraak van Achille Van Acker: ‘België heeft de monarchie nodig, als was het brood.’ Maar we zijn intussen wel een halve eeuw en enkele staatshervormingen verder. Geldt de uitspraak van Van Acker nog steeds?
SENELLE: Ongetwijfeld. België heeft meer dan ooit de monarchie nodig. Ik blijf er overigens bij dat zonder de monarchie België niet meer zou bestaan. En wie de monarchie afschaft, die schaft België af. Zie je Elio Di Rupo of Yves Leterme als president in dit land?
De staatshervormingen zijn telkens heel delicate evenwichtsoefeningen. De koning zal daar buiten blijven. Hij kan de ministers waarschuwen. Maar de koning mag niet, zoals Albert II onlangs deed, openlijk gaan waarschuwen voor wat hij ‘een omfloerst separatisme’ noemt. Dat gaat dan weer te ver.
Maar het is de koning die de federatie een gezicht geeft. Daarom moet de dynastieke band met de verschillende componenten van het land dringend worden versterkt.
De afgelopen jaren kwam de monarchie in opspraak door uitspraken van kroonprins Filip over het Vlaams Belang, of door de financiële perikelen van broer Laurent. Hebben die prinselijke strapatsen de monarchie schade toegebracht?
SENELLE: Dergelijke voorvallen zijn zeker niet voor herhaling vatbaar. De prinsen zullen zich van elke commentaar op de gang van zaken in het land onthouden, zeker als ze, zoals prins Filip destijds in China, in het buitenland vertoeven. Koninklijke prinsen vallen net zo goed onder de verantwoordelijkheid van de regering als de koning zelf. Zij krijgen overigens een dotatie. Zij mogen en kunnen niets doen zonder het akkoord van een minister. Zo niet brengen ze de kroon in opspraak.
‘Als de monarchie al een verouderd instituut zou zijn, dan is het niet zozeer omdat het strijdig is met de democratie, als wel omdat het niet opgewassen zou zijn tegen het proces van desymbolisering.’ Het is een uitspraak van de Nederlandse rechtsfilosofe Dorien Pessers. Geldt dat ook voor onze monarchie?
SENELLE: Precies daarom moeten we de symboolwaarde van de monarchie nog versterken. Zoals de staatshervorming nu evolueert, stevenen we af op vier deelstaten: Vlaanderen, Wallonië, Brussel en de Duitstalige gemeenschap. Tussen die vier moet een symbolische band blijven bestaan. Onderschat nooit de kracht van symbolen. Dat is een van de redenen waarom ik ervoor pleit dat de koning opnieuw de oude titels zou voeren van hertog van Brabant, graaf van Vlaanderen, prins van Luik, graaf van Henegouwen, van Limburg … Die titelvoering geeft de dynastieke band weer die altijd heeft bestaan tussen de vorsten en onze provincies. Dat was zo onder de Bourgondiërs en de Habsburgers en dat werkte. Het zijn de Fransen die dat allemaal, samen met het gebruik van het Nederlands, hebben weggevaagd.
ROBERT SENELLE, MIEL CLEMENT, EDGARD VAN DE VELDE, ‘HANDBOEK VOOR DE KONING’, LANNOO, 431 BLZ., euro 29,95.
ROBERT SENELLE, MIEL CLEMENT, EDGARD VAN DE VELDE, ‘A L’ATTENTION DE SA MAJESTé LE ROI. LA MONARCHIE CONSTITUTIONELLE ET LE RéGIME PARLEMENTAIRE EN BELGIQUE’, EDITIONS MOLS, 519 BLZ., euro 29.00.
DOOR MISJOE VERLEYEN