11 juli als Vlaamse feestdag kost 300 miljoen euro.

Op 11 juli heeft niet iedereen vakantie gehad. Vlaanderen heeft een regering, parlement, vlag en volkslied, maar geen betaalde vakantie op zijn ‘wettelijke feestdag’ van 11 juli. De ambtenaren mochten wel thuisblijven, en in de privé-sector zijn er bedrijfstakken zoals de internationale handel of de verzekeringen die hun bedienden het Vlaamse feest gunnen, en sommige werkgevers geven de Vlaamse dag extra als een ‘lokale feestdag’. Maar algemeen is het niet.

Dat kan er volgend jaar al anders uitzien. Vlaams minister-president Bart Somers (VLD) treedt in de sporen van zijn voorganger Patrick Dewael om van het Feest van de Vlaamse Gemeenschap een betaalde feestdag te maken. Vlaamse verenigingen hebben daar veel sympathie voor.

Maar Vlaanderen heeft daar niets over te zeggen. Als werkgevers en werknemers er geen akkoord over sluiten, kan de betaalde feestdag van de gemeenschap – 11 juli in Vlaanderen, 27 september voor de Franstalige gemeenschap en voor Brussel een van die twee of het eigen Irisfeest op 8 mei – alleen bij federale wet worden ingevoerd. De huidige wet erkent tien betaalde feestdagen: nieuwjaar, paasmaandag, feest van de arbeid op 1 mei, hemelvaartdag, pinkstermaandag, nationale feestdag op 21 juli, tenhemelopneming, Allerheiligen op 1 november, wapenstilstand op 11 november en Kerstmis. Daarmee heeft België minder feestdagen dan de buurlanden. Maar in tegenstelling tot Nederland of Duitsland worden feestdagen die op een zaterdag of zondag vallen gerecupereerd en krijgt iemand die op 21 juli aan de kust vakantie neemt zijn extra dag. Dit jaar valt het voor de ondernemingen mee, alleen Allerheiligen op zaterdag 1 november wordt gerecupereerd. Maar er zijn jaren met meer vervangingsdagen.

De werkgevers verzetten zich tegen de toekenning van een bijkomende feestdag. Het veroorzaakt een stijging van de loonkosten van 350 miljoen euro. Volgens de Unie van Zelfstandige Ondernemers bedraagt de factuur voor Vlaanderen 258 miljoen euro. Het is verre van zeker dat de werknemers de nieuwe feestdag wensen als zij hun rekening hebben gemaakt. Immers, het gaat om bijkomende loonkosten die in de loonnorm moeten worden verrekend. Dit jaar stijgt de nettokoopkracht met niet eens één procent. Gaat daar 11 juli af, goed voor een kostenstijging van 0,4 procent, dan blijft van koopkrachtstijging nauwelijks iets over.

De oplossing? Een bestaande feestdag ruilen voor 11 juli. Dat wordt moeilijk: kerstdag en nieuwjaar komen niet in aanmerking, de hemeldagen genieten Mechelse bescherming, het feest van de arbeid is voor de bonden heilig en voor 11 november willen de oud-strijders nog eens vechten. En de nationale feestdag afschaffen, lijkt een eerste stap naar de splitsing van het land.

G.D.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content