Het volstond dat in Zeebrugge een kraakpand tegen de vlakte ging opdat België weer werd geconfronteerd met een probleem van ‘illegalen’. Dit laatste woord mag hier overigens even tussen aanhalingstekens staan, aangezien het maar de vraag is hoe een mens illegaal kan zijn, zoals wijlen Frans Verleyen jaren geleden in dit blad al opmerkte. Als het probleem zich toch aan de publieke aandacht opdrong, kwam dat alleen doordat het letterlijk even zichtbaar werd. De naar een parkje verdreven Afghanen en Iraniërs uit het gesloopte kraakpand werden zelfs een lokale bezienswaardigheid.
Nieuw is het probleem allerminst. Het verschil is alleen dat de overheid er tot nu toe de ogen voor kon sluiten, want alleen de politie kreeg ermee te maken. Zij pakte telkens weer mensen zonder papieren op die ze al eerder eens had opgepakt. Die werden doorgaans weer fluks op straat gezet en aan hun lot overgelaten. Al kregen ze wel een uitwijzingsbevel in de handen gedrukt, dat in de praktijk weinig meer kon zijn dan een vodje papier.
De Zeebrugse kwestie noopte minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael tot enig fors beleid: het afvoeren van sans-papiers naar een gesloten centrum, in afwachting van hun terugdrijving naar hun thuisland. Al valt het niet mee om mensen te repatriëren naar ‘moeilijke’ landen als Afghanistan of Iran. En voorts spreekt dat opsluiten ook al niet vanzelf, bij gebrek aan voldoende capaciteit.
Meer dan een suggestie van beleid kan de regering niet opbrengen. Ze duwt illegalen feitelijk in een soort asielprocedure light – ook letterlijk, door hen af te voeren naar de gesloten asielcentra – terwijl ze er helemaal niet in thuishoren en daarin ook niet zijn geïnteresseerd. Maar de asielprocedure is nu eenmaal de enige min of meer bevattelijke regeling om beleidsmatig iets te verzinnen voor mensen als die uit Zeebrugge.
Het probleem is dat deze procedure slechts een marginaal effect kan hebben. De overgrote meerderheid van de buitenlanders die in België stranden, al dan niet zonder papieren, verlieten hun land niet in de eerste plaats vanwege politieke vervolging. Ze zijn integendeel economische vluchtelingen, mensen die de ellende thuis ontvluchten, op zoek naar een beter leven elders. Als ze zich al als asielzoekers aandienen, doen ze dat meestal alleen omdat dit nu eenmaal de enige manier is waarop ze eventueel een legale status kunnen verwerven.
Het probleem van de Zeebrugse Afghanen en Iraniërs, van de illegalen, van de asielzoekers en van de economische vluchtelingen – al dan niet alleen op doorreis in België, richting Groot-Brittannië of Canada – is bijgevolg onoplosbaar als het niet in zijn bredere context wordt bekeken. En die context is die van de door sociaal-economische ongelijkheid gedreven migraties, een realiteit waartegen pakweg het migrantenstemrecht slechts een futiliteit is.
De paars-groene regering Verhofstadt I wendde voor dat ze de zaak had opgelost door asielzoekers niet langer met cash, maar in natura hulp te bieden. De dalende aantallen asielzoekers stelde ze graag voor als regelrechte zegebulletins. Maar meer dan een schijn van beleid kon dat niet zijn. De migratie van armen uit de derde wereld naar het rijke Westen is toch onoverkomelijk. ‘Ze’ blijven komen zolang hun ellende thuis onleefbaar blijft. Dat is niet alleen een uitdaging voor ‘de politiek’ of voor de Belgische regering, maar een zaak waarop de hele samenleving zich zal moeten instellen. Kiezen voor Fort Europa is niet eens een realistische optie.
Marc Reynebeau