De Belgische voetbalbond is bedolven onder bergen kritiek. Onterecht en onrechtvaardig. Dat beweert voorzitter Michel D’Hooghe.
Zaterdag 15 november, kwart voor tien ’s avonds, was één van de mooiste momenten in het leven van Michel D’Hooghe. Of laten we zeggen : in zijn carrière als sportleider, want er wordt al genoeg overdreven. Toen, om kwart voor tien, blies de Oostenrijker Günter Benko drie keer op zijn fluitje, en een muziekliefhebber als de bondsvoorzitter kon toon en timbre appreciëren. Einde van België – Ierland. Met veel gebibber 2-1 gewonnen, en alweer geplaatst voor de eindronde van de wereldbeker. ?In de sport,? zegt D’Hooghe, ?is één echte ontlading van vreugde, tien ontgoochelingen waard.? Die tien had hij de voorafgaandelijke maanden met de regelmaat van een klok op zijn bord gekregen. Het begon op 21 januari, met het aantrekken van Georges Leekens als nieuwe bondscoach. Zoals de tijd geleerd heeft, was dat een gouden zet. Op het moment zelf evenwel, haalden de negatieve aspecten van de coacheswissel ruim de bovenhand. De schuld van de bond, of van de pers ?
MICHEL D’HOOGHE : Ik wil het succes van Leekens niet aangrijpen om te zeggen : kijk eens hoezeer we gelijk hadden. Dat zou demagogisch zijn. Bij het aantrekken van Leekens ben ik geconfronteerd met een absurde situatie. Iedereen denkt wat hij wil, maar wij hebben nooit de bedoeling gehad een club in volle seizoen zijn trainer af te pakken. Op een gegeven moment komt men mij vertellen dat Leekens op het einde van het seizoen zou stoppen bij Moeskroen. Ik heb gezegd : dan moeten we eens praten. Sommigen hamerden erop dat hij onmiddellijk de coaching moest overnemen. In het lopende seizoen ging het om drie matchen. Ik wilde de mensen van Moeskroen vragen of ze bereid waren hem voor die drie wedstrijden af te staan. Aan dat idee is niets onfatsoenlijks. Alleen is de uitvoering ervan verkeerd gelopen. Wij wilden zo snel mogelijk met Moeskroen overleggen, maar in een gesprek met Karel Vertongen van de Technische Commissie, liet Leekens weten dat hij liever eerst zelf met zijn club zou praten. Die afspraak werd maandag gemaakt, dinsdag zou Leekens een onderhoud hebben met voorzitter Jean-Pierre Detremmerie. Helaas stond dinsdagmorgen alles in Het Volk.
Dat was de schuld van Georges Ingelbrecht van Cercle Brugge, lid van de Technische Commissie en van het Uitvoerend Comité.
D’HOOGHE : Die man heeft geen moord begaan, maar door zijn loslippigheid zijn we wel meegesleurd in een rocamboleske geschiedenis, die onze goede bedoelingen en een serene behandeling van deze delicate zaak overspoelde. Toen Eddy Soetaert van Het Volk mij op maandagavond rond tien uur belde dat zijn krant de volgende dag zou brengen dat Leekens Moeskroen verliet en naar de bond kwam, viel ik bijna omver. Ik heb in zeven haasten Karel Vertongen moeten opsporen, want die moest meteen Wilfried Van Moer de droeve tijding melden. Anders had Wilfried het uit de krant moeten vernemen, terwijl hij klaar stond om op scouting naar Italië te vertrekken. Dat was niet erg fraai voor Van Moer, en bij Moeskroen waren ze al even verrast en verontwaardigd, maar dat onheil is buiten onze wil om geschied. Wij wilden eerst een akkoord met Moeskroen, dan Van Moer inlichten, en dan pas Leekens officieel voorstellen.
Welke les trekt u uit die geschiedenis ?
D’HOOGHE : Dat we onmiddellijk moeten ageren zodra er een beslissing genomen is. Ikzelf of Karel Vertongen hadden dadelijk de telefoon moeten pakken en alle betrokkenen zelf opbellen. In België is het gewoon niet meer mogelijk dat iets dat door drie vier mensen geweten is, langer dan een dag geheim blijft. Dat hebben andere mensen op andere domeinen even goed ondervonden.
In tegenstelling tot Van Himst en Van Moer, houdt Leekens zich fulltime en uitsluitend met zijn werk bij de bond bezig.
D’HOOGHE : Dat kan niet anders meer. Je mag Van Himst en Van Moer niet vergelijken met Leekens. Paul en Wilfried hebben gefunctioneerd in een stramien dat op- en uitgebouwd werd ten tijde van eerst Raymond Goethals, en daarna Guy Thys. Zij waren begeleiders van de nationale ploeg. Hun werk was toegespitst op de interlands. Maar het technisch apparaat moest in zijn geheel dringend geprofessionaliseerd worden. Daarvoor moesten we de juiste man vinden, wat verre van eenvoudig is. In een land met een zo diverse en gevoelige populatie als het onze, moet je zoeken naar een Belg, die geen weerstand opwekt bij allerlei liga’s of secties, aanvaardbaar is in alle landsgedeelten, en bovendien vrij is. Het kransje kandidaten is niet zo groot. Eén van die mensen was Leekens. Als die laat horen dat hij vrij komt, moet je snel toehappen.
Leekens is meer dan alleen coach.
D’HOOGHE : Hij is verantwoordelijk voor de sporttechnische organisatie, en binnen budgettaire grenzen heeft hij carte blanche. Dat is een ingrijpende wijziging in honderd en twee jaar bondsbeleid. Niet het aantrekken van Leekens zelf, maar het invullen van zijn functie is de belangrijkste beslissing van dit jaar geweest. Leekens heeft een staf uitgebouwd met dertien mensen, die een zeer precieze taakomschrijving hebben. Zij zorgen voor een superprofessionele omkadering van de nationale ploeg. Ik moet mij al jaren verweren tegen het verwijt dat de bond geleid wordt door een stel amateurs, ik denk dat dat stilaan onterecht wordt. In mijn ogen kan van nu af aan het sportieve beleid enkel door een fulltime sporttechnisch directeur worden gevoerd.
Bovenaan het organigram van de KBVB staan we nu met vier, elk met zijn eigen verantwoordelijkheid : de voorzitter met een politieke, secretaris-generaal Jan Peeters met een administratieve, penningmeester Germain Landsheere met een financiële, en sportdirecteur Georges Leekens met een sportieve verantwoordelijkheid. Onder die vier zijn heel wat mensen voor deelaspecten bevoegd. Gaat het om veiligheid, dan komt Roger De Bree erbij. Gaat het om pers, dan Guido De Windt, enzovoort. Ik durf beweren dat de kwalificatie voor Frankrijk een rechtstreeks gevolg is van deze verbeterde structuur. In de aanloop naar de barragematch hadden wij op bepaalde avonden zeven scouts gelijktijdig in het buitenland zitten.
Dat Landsheere zoiets heeft overleefd.
D’HOOGHE :(lacht) Hij heeft eens met zijn tanden geknarst, maar hij heeft het aanvaard. Een strenge penningmeester als Landsheere is van goudwaarde. Met de investering voor een betere omkadering van de nationale ploeg, ging hij trouwens volledig akkoord. En we zijn ervoor beloond.
De WK-kwalificatie is voor het Belgische voetbal in vele opzichten een welgekomen zuurstofinjectie. Bijvoorbeeld financieel.
D’HOOGHE : Het sportief prestige is veel belangrijker. Sinds ik voorzitter ben, heb ik niets anders gehoord dan dat wij de kemels opstapelen, dat het voetbal in België op sterven na dood is, dat we lichtjaren achter lopen op het buitenland, dat niets deugt.
Behalve de voetbalpers !
D’HOOGHE :(trekt één wenkbrauw op) Ondanks al die kritiek ik durf het bijna niet meer zeggen omdat ik in herhaling val zijn wij het enige land dat zich voor de vijfde keer naeen via de kwalificaties voor de WK-eindronde heeft geplaatst. Het enige land in de hele wereld ! Dat is een prestatie die niet genoeg onderstreept kan worden, en die bewijst dat niet alles slecht is. Ik sluit de ogen niet voor onze tekortkomingen, maar ook niet voor onze verdiensten. Op het moment dat hun clubs Europees aan de kant staan, hebben de Belgische voetbalsupporters een lichtbaken : de nationale ploeg. Al de rest is daarvan een afgeleide. Ook het financiële. Van een WK-eindronde word je niet rijk. Wat de rechtstreekse inkomsten betreft, hopen wij op een som van rond de honderd miljoen frank. Maar daarvan moeten de spelerspremies, de kosten van verblijf en voorbereiding, de verzekering en zo meer worden betaald. Zoveel blijft er niet over. Van de winst van het WK in Amerika hebben we de bewakingscamera’s in de eersteklassestadions kunnen betalen, dat is alles.
Maar er zijn de sponsors en de merchandising. Zonder het WK was de eerste interland met inzet in juni 2000.
D’HOOGHE : Voor de indirecte inkomsten is de WK-kwalificatie een gouden zaak. Iedereen identificeert zich graag met een winnend product. We hebben in tien dagen tijd sponsorcontracten voor meer dan honderd miljoen frank afgesloten. Ik wil er op wijzen dat dat geld niet dient om de bond rijk te maken, wel om de clubs te helpen.
U hebt na de kwalificatie gezegd dat u bij de overheid zou gaan aankloppen voor meer aandacht voor het voetbal.
D’HOOGHE : Dat ben ik ook vast van plan. Ik ben met de kleinste gemeenschap begonnen. Ik heb een goed gesprek gehad met afgevaardigden van de Duitstalige Gemeenschap, onder leiding van minister-president Jozeph Maraite. Zij willen steun geven voor infrastructuur en onderhoud. Het gaat om slechts achttien clubs, maar die staan voor honderd en twee elftallen. Het is verheugend dat er toch één gemeenschap de sociale betekenis van het voetbal inziet, ook al is het dan de kleinste. Misschien opent het de ogen van de andere twee.
Ik heb alle respect voor Luc Martens, de Vlaamse minister van Cultuur en Welzijn, die het waarschijnlijk ook niet kan helpen dat hij er sport heeft bijgekregen, maar de verwaarlozing van een zo noodzakeijke sector kan niet door de beugel. Ik zou niet willen dat die man in zijn cultuurbudget snoeit om fondsen voor de sport vrij te maken. Daarvoor is cultuur mij te dierbaar. Maar probeer dan niet om de schijn op te houden. In Frankrijk hebben ze ?Le département à la jeunesse et le sport?. Die link tussen jeugd en sport, dat is de essentie. Als er één element in deze tijd dienstbaar is voor de jeugd, is het wel de sport. De Vlaamse regering weigert dat te zien. In de Waalse Gemeenschap heeft minister Grafé…
… die de jeugd een warm hart toedraagt…
D’HOOGHE :(trekt één wenkbrauw op)… veel gedaan om de infrastructuur te verbeteren, maar Vlaanderen blijft achter. Men blijft maar hameren op het unitaire karakter van de bond. Geen splitsing, geen steun. Dat zegt men aan Laurent De Backer van de wielerbond, aan Cyriel Coomans van de Basketbalbond, en aan mij. Wij drie groeperen de overgrote meerderheid van de Vlaamse sportbeoefenaars. Wat de minister eigenlijk zegt is : ?De meerderheid van de Vlaamse sportbeoefenaars interesseert mij niet.? Ik vind dat een verschrikkelijke mentaliteit, die te weinig wordt aangeklaagd.
Er is al geopperd om de amateurafdeling te splitsen.
D’HOOGHE : Er is gesproken over koepels voor het provinciale voetbal. Ik sluit dat niet uit, maar ik vrees dat zoiets een aanloop is naar de definitieve splitsing. Niemand in de bond wil dat, dan vind ik niet dat we ons daartoe moeten laten dwingen onder de bedreiging anders geen steun te krijgen. Ik zal nooit voorzitter zijn van een gesplitste voetbalbond. Nu, ik geef de moed niet op om ook met de Vlaamse regering een constructief gesprek te voeren. Ik ben van nature uit een optimistisch man, anders zat ik hier al lang niet meer.
Er komt wel steun voor het verbouwen van de stadions met het oog op Euro 2000.
D’HOOGHE : Ja, en op lokaal gebied gebeurt dat al langer. Veel stads- of gemeentebesturen stellen personeel ter beschikking voor onderhoud van gebouwen en terreinen, er zijn gemeentelijke stadions en zo meer. Daar mag ik niet over klagen. De gemeenten krijgen daar ook iets voor terug, in de vorm van sociale werking. Maar dat moet veel globaler worden aangepakt. Het gaat om infrastructuur, maar ook om opleiding en begeleiding van de jeugd. Waarom kunnen in Vlaanderen en Wallonië geen centra worden opgericht voor elitesporters ? Dat hoeven niet allemaal voetballers te zijn.
Die centra zijn er toch, van Bloso en Adeps ?
D’HOOGHE : Natuurlijk, maar de samenwerking met de grote federaties is minimaal, om niet te zeggen onbestaande. Een formeel njet, omdat we unitair zijn. Is dat niet voorbijgestreefd ? Als je ziet hoeveel moeite ik heb gehad om Euro 2000 er bij sommigen door te krijgen. Ook toen hoorde ik : het komt van een unitaire federatie, we doen niet mee. Dat was dus neen aan zesduizend tijdelijke werkverschaffingen, neen aan de ontvangst van een miljoen buitenlandse toeristen,… is dat aanvaardbaar vanwege mensen die verkozen worden om de maatschappij te dienen ?
De kwalificatie van de nationale ploeg kan de achteruitgang van de clubs niet verdoezelen. Europees tellen we niet meer mee.
D’HOOGHE : Ik wil dat relativeren. Vier van onze vijf vertegenwoordigers zijn gewipt door Duitse tegenstanders : Club Brugge, Anderlecht en Germinal in een rechtstreeks duel. Lierse onder meer door twee nederlagen tegen Leverkusen. Men mag over de Bundesliga veel zeggen, maar het blijft één van de zwaarste competities in Europa. En de wedstrijdmentaliteit van de Duitsers is onovertroffen. Moet er gescoord worden in de negentigste minuut, dan scoren ze in de negentigste minuut. Het is geen toeval dat er liefst drie Duitse clubs zijn doorgestoten tot de kwartfinales van de Champions League. Wel, tegen die sterke opponenten hebben de Belgische clubs het vrij aardig gedaan. Een klein beetje geluk en de balans was veel minder negatief. Het is niet nodig om de toekomst zo zwartgallig tegemoet te zien. Met Anic en Jankauskas erbij is Club gewapend voor het volgende Europees seizoen, Anderlecht komt ook wel terug, en vergeet niet dat Germinal Rode Ster Belgrado heeft gewipt. Dat is toch zo slecht niet.
Volgend seizoen hebben we nog maar twee Uefacupploegen en Anderlecht is Europees geschorst. De Belgische coëfficiënt blijft zakken, met als gevolg : steeds meer voorronden.
D’HOOGHE : Dat is een ernstige bedreiging. Ik blijf optimist, maar ik zeg niet dat onze clubs er op dit moment goed voor staan. De meeste hebben het financieel niet breed en kunnen niet op tegen de buitenlandse concurrentie. Maar wat wil je : ze krijgen geen steun uit politieke hoek, en alsof dat niet erg genoeg is, wordt van de ene dag op de andere hun spelerskapitaal afgepakt door het Bosman-arrest. Voeg daar aan toe dat Belgische clubs door onze geringe populatie minder toeschouwers trekken dan buitenlandse, en dat de televisierechten veel minder opbrengen dan elders in West-Europa. En die televisierechten worden stilaan de eerste bron van inkomsten.
Als het Vlaams parlement zijn zin krijgt, bent u die ook kwijt.
D’HOOGHE : Ik ben voor vrije nieuwsgarig, maar als dat decreet inhoudt dat elk station gratis een kwartier per speeldag mag uitzenden, dan is het afgelopen met profvoetbal in België. En in het spoor daarvan met het voetbal tout court. Ik overdrijf niet. Ik heb het met handen en voeten uitgelegd in het Vlaams parlement, maar kennelijk voor dovemansoren. Ik hoop dat politici die zoiets stemmen, goed beseffen dat ze één van de omvangrijkste economische activiteiten van het weekend kapot maken, en dat ze ons land uitsluiten van één van de grootste organisaties in de wereld. Met welk recht, zo vraag ik me af. Ze worden door de gemeenschap niet betaald om de populairste ontspanningsactiviteit te verwoesten. Een kwartier kosteloos voetbal per speeldag is pure diefstal. Wij gaan ons daar tot het uiterste tegen verzetten.
Een groot probleem van onze clubs is de abominabele accommodatie. Op één of twee uitzonderingen na is die niet meer aangepast aan de Europese standaards.
D’HOOGHE : Daaraan wordt een mouw gepast met Euro 2000. Over drie jaar moeten hier minstens zes stadions staan die wél aan de Europese normen voldoen. Met hulp van de overheid, ik zeg het er graag bij. Hoewel de stad Brussel dan weer weigert om Lierse tegen een aanvaardbare kost in de Heizel te laten spelen. Maar goed, met die zes stadions kunnen we de komende jaren hoopvol tegemoet zien. Ik ga ervoor ijveren dat elke club die Europees speelt, in één van die zes stadions terecht kan. Ze worden met gemeenschapssteun gerenoveerd of gebouwd, dan moeten ze ook ter beschikking van iedereen staan. Stel dat Kortrijk Europees voetbalt, dan moet het dat in Brugge kunnen doen.
Het Belgisch voetbal wordt geteisterd door een eindeloze stroom buitenlanders van het zevende knoopsgat. Mede een gevolg van uw aandringen om de transfervergoeding voor spelers van buiten de EU pas eind volgend seizoen af te schaffen.
D’HOOGHE : Een ongewenst gevolg daarvan. Ik vind dat net als u verschrikkelijk. De eigenheid van ons voetbal wordt aangetast en de eigen spelers krijgen geen kansen. Waardoor de jeugdwerking nog meer aantrekkingskracht verliest. Maar het was voor de meeste clubs een kwestie van leven of dood. Na het Bosman-arrest zitten ze, op enkele uitzonderingen na, in geldnood. Als ook hun niet-EU-spelers gratis weg kunnen, moeten er vele de deuren sluiten. Daarom heb ik bij de Fifa een overgangsregeling bepleit. De clubs hebben nauwelijks geld om te overleven, ze kunnen niet meer investeren in jeugd, dus hebben ze ook geen jeugdspelers meer die in het eerste elftal kunnen meedraaien. De gevolgen daarvan worden catastrofaal.
Onze min-twintigjaren verliezen op het WK met 10-0 van Brazilië.
D’HOOGHE : Bijvoorbeeld. Maar dat was een speciaal geval. Onze spelers hebben hun armen laten zakken na drie-, of vier-nul, dat kan niet getolereerd worden. Maar we waren daar ook niet met onze beste ploeg, want meester Misson had aangetekend laten weten dat zijn cliënt Emile Mpenza niet bereid was mee te voetballen. Dat was zo grof dat ik er even aan gedacht heb onze ploeg terug te trekken.
De Belgische beloften werden met 5-2 afgetroefd door de Nederlandse, al stonden die al na een half uur en bij een 1-1 stand met tien tegen elf.
D’HOOGHE : Een zwarte dag, ik zat te sterven in de tribune. In mijn rapporten van begin ’96 heb ik geschreven dat de training van de jongeren moet verbeteren. Maar ik kan de clubs niet verplichten een gediplomeerde jeugdtrainer in dienst te nemen. Ze kunnen dat niet betalen. De bond wil een inspanning doen, maar zonder medewerking van de overheid gaat het niet. Ik hoop in het voorjaar ’98 alle partijen opnieuw rond de tafel te brengen. Het is het ideale moment om de trein weer op het goede spoor te zetten. We zijn erbij op de eerstkomende eindronde van zowel wereldbeker als Europees Kampioenschap. Het is nu of nooit. Dat men kijkt naar het buitenland. Eén van de revelaties in de Champions League was Rosenborg Trondheim. Noorwegen is het voorbeeld bij uitstek van hoe de overheid geïnvesteerd heeft in de sport. Zeven medailles in Atlanta, hun nationale ploeg kwalificeert zich met de vingers in de neus voor Frankrijk ’98, en het opmerkelijkst van al : een aanzienlijke daling van de ziektekosten. De Noorse jeugd is volop in beweging. Het is om te huilen dat bij ons nooit eens een minister uitpakt met een geestdriftwekkend sportplan.
De grootste opschudding het voorbije jaar kwam er met de omkopingszaak Anderlecht – Nottingham Forest. Het monument Constant Vanden Stock is van zijn voetstuk getuimeld.
D’HOOGHE : Dat heeft mij veel verdriet gedaan. Constant Vanden Stock heeft ontzettend veel gerealiseerd voor het Belgische voetbal. Ik zou het jammer vinden als die verdiensten werden weggeveegd door één misstap. Ik ben voorzichtig met mijn oordeel, omdat we de omstandigheden niet echt kennen. Ik kan me nog altijd niet inbeelden dat Vanden Stock uit eigen beweging op een scheidsrechter zou toestappen om hem een miljoen te geven. Klinkt het niet aannemelijker dat hij door initiatieven uit zijn entourage plotseling in de problemen is gebracht ? Dat praat niet goed wat er gebeurd is, maar zorgt misschien wel voor een genuanceerder oordeel over Vanden Stock zelf. Ook over zijn zoon is volgens mij te snel een banvloek uitgesproken. Hij is toch maar naar het gerecht gestapt, wel wetende dat hij daarmee een groot risico liep.
De affaire-Anderlecht bracht ook de bond in opspraak. Het dossier van René Van Aeken zou niet zijn doorgestuurd naar de Uefa.
D’HOOGHE : De speciale onderzoekscommissie heeft het ondertussen bevestigd : het dossier was in 1992 wèl bij de Uefa. Die commissie stond onder leiding van de Duitser Wilhelm Hennes, één van de hoogste magistraten uit Duitsland. Met hem zetelde de Zwitser Giangiorgio Spiess, en mijn eigen plaats heb ik afgestaan aan Jan Peeters, ook al een gerespecteerd magistraat. Het is dus niet zomaar een commissietje dat de KBVB heeft vrijgesproken. Alleen ben ik dat bericht moeten gaan zoeken op bladzijde 24 van kranten die mij enkele maanden voordien op hun voorpagina letterlijk voor leugenaar uitscholden. Hoewel ik ook toen al de bewijzen had voorgelegd dat ik het dossier volgens de regels had behandeld. Over dat soort onrecht maakt de pers zich blijkbaar minder zorgen. Dergelijke valse beschuldigingen tasten niet alleen mijn eer als voorzitter en arts aan, maar die van heel mijn familie. Ze mogen mij op alles aanvallen, ik ben de laatste die beweert nooit fouten te maken, maar mijn integriteit laat ik niet in twijfel trekken.
De vraag blijft : welk dossier lag er in Zürich ? Het dossier dat Van Aeken rechtstreeks had opgestuurd, of het dossier dat hij aan Courtois had bezorgd ?
D’HOOGHE : Dat van Van Aeken, maar het heeft geen belang van wie het was. Courtois wist dat de Uefa het had. Goed, om helemaal zeker te zijn, had hij inderdaad ook zijn kopie aangetekend kunnen versturen. Maar het verwijt dat hij het heeft weggemoffeld om Anderlecht terwille te zijn, is totaal onterecht. En laten we ernstig blijven : dossier is een veel te gewichtig woord. Het gaat om een paar verwarde en stuntelige brieven, waarin wordt beweerd dat deze dit heeft gezegd over gene, dat Dedeken dit en Curro Lozano dat… die hele aanklacht was vijf zes jaar geleden nauwelijks ernstig te nemen. Ondertussen is gebleken dat Van Aeken op één punt gelijk had : de gift aan Guruceta Muro. Dat gaf zijn beschuldigingen van eerder dit jaar, over omkoping van Belgische scheidsrechters, wat meer gewicht. Ze zijn dus, conform de regels, onderzocht door ons bondsparket. En ongegrond gebleken. Laat daarmee de rol van Elst en Van Aeken uitgespeeld zijn. Er zijn dringender zorgen. Wat ik wel geleerd heb is dat we de communicatie beter moeten verzorgen. Het is tegenwoordig de eerste reactie in de media die beslist over schuldig of onschuldig bij de publieke opinie. Een ontwikkeling die ik overigens betreur.
Laten we positief afsluiten : de werking van het bondsparket is een waardevolle realisatie.
D’HOOGHE : Het staat onder leiding van meester René Verstringhe, en werkt totaal onafhankelijk van de voorzitter of het Uitvoerend Comité. Voorlopig is het bevoegd voor corruptie- en dopinggevallen, maar ik zou dat willen uitbreiden. Ik wil niet chagrijnig klinken, maar voor een bende blunderaars en amateurs hebben we ook op dat gebied iets verwezenlijkt dat in heel Europa als een goed voorbeeld wordt beschouwd.
In feite was dit jaar zo slecht niet. Het kan in elk geval veel slechter.
D’HOOGHE :(trekt beide wenkbrauwen op)… We spreken elkaar eind ’98.
Koen Meulenaere
MICHEL D’HOOGHE : Mijn integriteit laat ik niet in twijfel trekken.
GEORGES LEEKENS VIERT DE WK-KWALIFICATIE : De juiste man in een land met zo’n diverse en gevoelige populatie.
CONSTANT VANDEN STOCK : Dat heeft me veel verdriet gedaan.
WILFRIED VAN MOER EN PAUL VAN HIMST : De ex-coaches waren begeleiders van de nationale ploeg.