Wordt Groot-Brittannië een Singapore aan de Atlantische Oceaan?
Van de Golfstaten tot China, van Brazilië tot India: om de toekomst van hun handel na de brexit te verzekeren, boren de Britten volop nieuwe contacten aan, en blazen de oude nieuw leven in.
‘Hij ziet eruit als Dobby, de huiself van Harry Potter. In werkelijkheid is hij een rücksichtslose en manipulatieve tiran.’ Dat zei Boris Johnson, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, eind 2015 over Vladimir Poetin. En hij voegde er meteen aan toe: ‘Maar je kunt príma zaken met hem doen.’ En zo kwam het dat de verhouding Londen-Moskou, na jarenlang onder het vriespunt gebleven te zijn, vorige week ontdooid is. Voor het eerst sinds haar aantreden, een maand geleden, belde Theresa May naar de Russische president. En hij is niet de enige wereldleider die een telefoontje van de Britse premier mag verwachten.
In 1962 al zei de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Dean Acheson dat de Britten, na hun wereldrijk te hebben verloren, op zoek waren naar een nieuwe rol. Sinds de brexit geloven sommigen die rol eindelijk gevonden te hebben. Er is enthousiasme voor een Groot-Brittannië dat zich ontpopt als een ‘Singapore aan de Atlantische Oceaan’: een relatief kleine handelsnatie die met iedereen, democratie of dictatuur, zakendoet en die dankzij een lage belasting- en regeldruk ook Nigeriaans, Russisch, Maleis en Chinees geld aantrekt. Ondertussen zitten vrijhandelsverdragen met de Verenigde Staten en Australië in de pijplijn. Verdragen die de Britten als lid van de Europese Unie niet mogen ondertekenen, maar die een wereld van mogelijkheden zouden openen. Het is de opdracht van Boris Johnson om het buitenland te laten zien dat Groot-Brittannië niet isolationistisch is, of de zenuwinzinking nabij, en dat het beste nog moet komen.
Het optimisme van de zogenoemde brexiteers is aanstekelijk. Maar is het ook gerechtvaardigd? Zijn beperkte toegang tot de Europese markt zal Groot-Brittannië minder aantrekkelijk maken voor Chinese investeerders, op wie Londen veel hoop gevestigd heeft. Zijn ‘speciale verhouding’ met de VS zal overeind blijven, maar Washington en Peking zullen er minder waarde aan hechten. Met een krimpende economie zal de Britse stem in de internationale politiek minder luid weerklinken. Zullen de Britten evenveel diplomatieke druk op Israël blijven uitoefenen om het vredesproces met de Palestijnen in leven te houden als ze azen op een nieuw handelsverdrag met dat land? Post-brexit zullen ze afhankelijk zijn van deals met landen als het Egypte van president Sisi en het Turkije van Erdogan. In de haast om een akkoord met zulke dubieuze regimes te sluiten, dreigen ze andere belangen te doorkruisen. Wat, bijvoorbeeld, met de mensenrechten in die regimes? Die dreigen op de achtergrond te verdwijnen.
Onlangs gingen de bombardementen in Jemen over de tongen in het Lagerhuis: Saudi-Arabië en dertien andere, rijke Arabische naties proberen een van hun armste buren te verpulveren, vanwege zijn steun aan Iran. Uitgerekend de Saudi’s, die op ’s werelds derde grootste defensiebegroting kunnen bogen, zijn de grootste afnemer van Britse wapens. ‘Jullie hebben het buitenlandbeleid uitbesteed aan Saudi-Arabië’, verweet oud-minister van Internationale Ontwikkeling Andrew Mitchell de Britse regering vorig jaar al. Een Labour-parlementariër voegde daar onlangs aan toe: ‘Hoe geloofwaardig is ons land nog als het zich blijft beroepen op democratie en rechtspraak, maar zich voor die zaken niet inzet in het buitenland? Wat doet dat met onze internationale reputatie?’
Toen de Saudische koning Abdullah vorig jaar overleed, werd kroonprins Charles naar de begrafenis gestuurd. Boven Downing Street, ministeriële gebouwen en Buckingham Palace waren de vlaggen halfstok gehesen. Misschien dat het in Riyadh gewaardeerd werd, maar in eigen land was er geen begrip voor. De pers had het over een ‘misplaatst eerbetoon’ voor een heerser onder wiens gezag onthoofdingen en stenigingen de norm waren. Die ‘onderdanige kruiperigheid’ is niet wat de brexiteers voor ogen stond toen ze in juni stemden voor een trotse, onafhankelijke natie buiten de EU.
Lia van Bekhoven
Lage belastingdruk, weinig regels en zakendoen met dictaturen: in Groot-Brittannië is er enthousiasme voor de vrijheid buiten de EU.