Knack, jg 1, nr 5 : 18 Maart 1971.
INHOUD
De inhoudstafel is het visitekaartje van een blad. Ze biedt een eerste indruk van stijl en inhoud van wat binnenin volgt. De inhoudstafel van Knack was van in het begin erg overzichtelijk. De blikvangers werden met een wat uitgebreidere voorstelling bedacht.
?Zijn wij Belgen dan zo vreselijk gehuisvest ?” Onze journalisten Moriaux, Cels, Van Impe en Lievens hebben de laatste tijd heel wat stedebouwkundigen, architecten en planologen gecontacteerd en hen een aantal eerlijke vragen gesteld. Hoe ontstellend het ook moge klinken : velen hebben (genuanceerd en gefundeerd) verteld dat België wel degelijk ?lelijk” is. Planologisch bekeken heeft België nog een grote achterstand goed te maken… (blz. 6)
Tijdens het voorbije weekend zijn de Fransen in groten getale naar de stembus getrokken. In het gehele land dienden om en bij de 500.000 nieuwe gemeenteraadsleden verkozen. Deze week bericht Henry Coenjaerts over dit belangrijke news item… een leuk sluitend verhaal. Een Knack-reporter ging zich zelfs persoonlijk van de electorale sfeer in de Noordfranse stad Rijsel vergewissen… (blz. 25)
Ons privé-leven wordt met de dag meer en meer bedreigd. In het Duitse sensatie-weekblad ?Stern” stond zeer onlangs een ?advertentie” voor infra-rood-brillen. Het summiere en niet van enige sex gespeende reclame-commentaar luidde : ?Met dit instrument smelten badpakken als sneeuw voor de zon…” Voor wie van ongedwongen zomerse strandgenoegens en privacy houdt, dus helemaal geen opwindende gedachte. Paul Prikken merkt in zijn artikel ?Privacy : een recht zonder garantie” zeer terecht op dat privacy vooral de laatste jaren geëvolueerd is tot een zeer rekbaar begrip. (blz. 37)
BRIEVEN
Wat nu ?Het laatste woord” is, was vroeger het eerste woord. De brievenrubriek opende, na de inhoudstafel, het blad. En aan kritische lezers is er nooit een gebrek geweest. Jos Van Eynde is de eerste politicus van wie een brief wordt gepubliceerd.
Mag ik vriendelijk uw aandacht vestigen op een aantal onwaarheden die geslopen zijn in het artikel dat in uw 2e nummer aan mij werd gewijd ?
1. Ik werd niet uitbesteed bij boeren, doch bij buren.
2. Ik was geen half jaar volksvertegenwoordiger toen ik gemeenteraadslid van Berchem werd, doch 12 jaar (sedert 1946).
3. Max Buset (niet Buzet) overleed niet in 1945, doch in 1959.
4. Ik werd in 1954 geen ondervoorzitter van de B.S.P. in opvolging van ?vader Anseele”, doch van Edward Anseele junior, de huidige minister van P.T.T.
5. Het was echter niet de eerste na-oorlogse voorzitter, doch de eerste na-oorlogse ondervoorzitter. (J. Van Eynde, Antwerpen)
Uw Vlaams informatieweekblad heet ?KNACK”. Why KNACK ? Was er geen Vlaamse naam om aan uw geestelijk kind te geven of is dat misschien een ideetje van uw ?top”-reporter Stuyck, die graag met geleerde woorden goochelt die hij misschien zelf maar gedeeltelijk verstaat. Want ik vind ?KNACK” als naam voor een tijdschrift nu niet bepaald geslaagd. Als ik The Merriam-Webster opensla op het woord Knack, vind ik daar : Skill, natural aptitude, dus natuurlijke aanleg. Slaat dat misschien op de samenstellers of is het bedoeld voor de lezers ? Of is het zomaar een naam, omdat het kind een naam moet hebben ? Jarenlang echter wordt er in ons Vlaanderen gevochten voor de vernederlandsing, tegen de verfransing op alle gebied. Is het nu niet de verengelsing die ons bedreigt ? En als dan zelfs een blad, dat zich in Vlaanderen als tegenhanger van Elseviers wil opwerpen, een Engelse naam meekrijgt, dan moet ik met pater Stracke zaliger zuchten : ?Arm Vlaanderen !”(Guido Verbruggen, Borgerhout)
ARCHITECTUUR
Het vijfde nummer brengt op de voorpagina een foto van minister van Huisvesting Gustave Breyne, gekleefd op een achtergrond die een staaltje slechte urbanisatie toont. Aan die urbanisatie, en architectuur in het algemeen, besteedt Knack tien bladzijden.
België is het lelijkste land ter wereld. Zelf zullen we dat niet vlug toegeven, ?mijn kind schoon kind”. Maar op het ogenblik dat we zelf wat kritischer zijn gaan we onze buren toch geloven. De Nederlanders vinden het komisch, die grote huizen met kleine vensters. En ze vinden het ook helemaal niet esthetisch dat wij zo maar kris-kras door elkaar bouwen. Helemaal niet netjes in de rij, zoals zij dat bijna angstvallig doen.
E. Kidder Smith, een Amerikaans publicist en architect, schrijft over de Belgische bouwkunst : ?Er zijn wel enkele gebouwen die een vlugge blik waard zijn, but the total situation is lamentable.”
De Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf heeft naar aanleiding van haar vijfentwintigste verjaardag een tentoonstelling geopend. Wie die rustig heeft bekeken, is op enkele feiten gebotst die mede verantwoordelijk zijn voor de genoemde chaos. Het eerste gebod in de bouwnijverheid is de opbrengst. De vraag die veruit de meeste bouwheren zich stellen is : wat kan deze constructie mij opbrengen ? Het hoofdmotief waarom men bouwt, namelijk het scheppen van een milieu waarin de mens moet en kan leven, komt pas daarna.
Vervolgens is er de verhouding bouwheer – aannemer – architect. R. Braem, architect, schrijft : ?Het beroep van architect verliest zijn doeltreffendheid omdat de kapitalistische maatschappij alles tot waar herleidt, ook het wonen. En dus de tussenkomst van de op wonen gerichte arbeid van de ruimteorganisator-kunstenaar als hinderlijk beschouwt.”
VLAAMS COMMUNIST
Met de intrede van Louis Van Geyt, op dat moment 43, zetelde er in 1971 voor het eerst sinds twintig jaar weer een communist in het parlement. Knack vraagt hem onder meer of de Sovjetunie niet meer uit is op macht dan op het verspreiden van de marxistische ideologie.
LOUIS VAN GEYT : Wij menen dat, hoe betreurenswaardig ook, men geen ideologie kan propageren zonder macht. Beide kunnen niet gescheiden worden. Bovendien is het duidelijk dat er een tegenwicht moet bestaan tegen het Amerikaans imperialisme in Indochina, in het Midden-Oosten enz. Zonder dit tegenwicht van de Sovjetunie zou de wereld er heel anders uitzien. De Sovjetunie steunt de vooruitstrevende krachten en beoogt een verregaande ontspanning door ontmanteling der blokken.
Er blijven essentiële verschillen tussen de Sovjetunie en de westerse staten. Vooreerst is er de collectivisering van de goederen. De Sovjetunie is een fundamenteel socialistische staat. De staatsmacht is de uitdrukking van de volkswil, en dit in tegenstelling met het tsarenregime. Er zijn natuurlijk onvolkomenheden. Op een congres in Oostende einde 1968 hebben wij gewezen op de langzame ontplooiing van het socialisme. Ik geloof dat er in alle landen een omwenteling moet komen. Dat betekent niet dat er een burgeroorlog ontketend moet worden. In Chili werd bewezen dat, dankzij een sterk georganiseerde arbeiderspartij, het mogelijk is om door verkiezingen een marxistisch bewind aan de macht te brengen. Dat kan ook in West-Europa.
Na de oorlog stond de KP in België heel wat sterker, mede onder invloed van de uitstraling van de Sovjetunie als voorvechter in de strijd tegen het nazisme. In België slaagde de KP er echter niet in haar invloed te consolideren en de brede arbeidersmassa achter zich te krijgen zoals in Frankrijk en Italië. De invloed van de koude oorlog is hiervoor ongetwijfeld ten dele verantwoordelijk. We zien echter een stijgende belangstelling voor de KP, vooral bij de jeugd en bij de studenten.
IN MEMORIAM
De sportwereld werd op 15 maart 1971 getroffen door de dood van de jonge wereldkampioen wielrennen Jean-Pierre Monseré. R. Depestel, beter bekend als Bob Deps, schrijft een in memoriam.
Roeselare rouwt om de meest bekende van zijn zonen : Jean-Pierre Monseré. Het radio-bericht is als een ?bom” ingeslagen in de landelijke woning van de Populierstraat, aan de Roeselaarse uithoek waar Jean-Pierre samen met Annie en de 23 maanden oud zijnde Giovanni, de koning was…
Letterlijk als een bom ingeslagen, toen zijn jonge echtgenote de trap afdaalde. Ze hoorde alleen nog dit : ?… de wereldkampioen stierf nagenoeg ter plaatse…”
Het drama was gebeurd. Op hetzelfde ogenblik viel ook de hartslag van het nijverige Roeselare stil. Wij zagen een wenende sportbestuurder Paul Claeys : ?Hij was de braafste van heel mijn ploeg. Iemand waartegen men kon redeneren, maar zich kwaad maken niet. Hij was nog twee klassen sterker dan vorig jaar. Wij wisten welke grote troef ons land en mijn ploeg aan hem hadden om vrijdag Milaan-Sanremo te betwisten.”
Helaas, hij is gegaan ! Dag op dag zeven maanden nadat hij in Leicester een weergaloze wereldkampioen werd ! De sympathiekste van allen die op het palmares voorkomen. Een ruwe schors, maar daaronder een gulden hart dat niemand iets kon weigeren. Hij reed deze winter 20.000 kilometer om sportavonden bij te wonen, bals te openen… Alleen maar om bij het volk te zijn, waar hij zo bijzonder van hield. Het was die aartsgebondenheid, zijn diep Vlaams aanvoelen dat hem had weerhouden om mee naar Parijs-Nizza te gaan. De conditie aanscherpen wou hij vooral midden zijn eigen volk ! ?Nergens beter dan bij ons,” heeft hij ons eens gezegd. We wisten het.
Nu is hij er niet meer ! Amper zes maanden na vader Achiel ! Jean-Pierre toch…
REVOLUTIE VAN EEN HUMANIST
In het grote interview van het vijfde nummer praat Raymond Stuyck met Gerard Walschap. Genoemd, in 1971, als een kandidaat voor de Nobelprijs literatuur. Zoals de daaropvolgende vierentwintig jaren Hugo Claus.
Hij zou in een ivoren toren kunnen wonen. Afgezien van de moraliteit zou hij, Gerard Walschap, het zich zelfs kunnen veroorloven. Hij is een gevestigde waarde, spijt alle contestatie. Maar Walschap is een vriendelijk, discreet man. Pose kent hij niet. Zelf is hij trouwens allergisch aan artiesten met een dikke nek. ?Echte kunstenaars moeten bescheiden zijn. Artistiek talent is nu eenmaal een gave van moeder natuur. Daarnaast is dat talent niet zo zeldzaam als wel eens beweerd wordt. Op onze aarde lopen er miljoenen potentiële kunstenaars rond.”
Het liefst van al trekt hij ten strijde tegen de softenon-intellectuelen, de knapen die met een bord op hun buik lopen : ?Ik ben intellectueel.” Of tegen de gesofistikeerde hypocrieten, die terwille van de show de luidruchtige lof zingen der sociale vrijheden, maar tegelijkertijd via hun egoïsme alsmaar een eiland willen worden. Of tegen de reactionairen, de dwazen, de salonlinksen en de exhibitionisten, die beweren tegen het establishment te zijn maar die op datzelfde ogenblik met het establishment zoete broodjes willen bakken.
KNACK : U bent kandidaat voor de Nobelprijs ?
WALSCHAP : Blij dat u mij die vraag stelt. Ik heb er nooit één enkel woord over gerept dat ik die prijs graag zou hebben. De anderen hebben het voor mij gedaan. Van Nederlandse zijde had men Simon Vestdijk voorgedragen. Na onderhandelingen waarvan ik eigenlijk niets afweet heeft men het bij mij gehouden. Afwachten nu wat men er in Stockholm over denkt. Als u mijn pronostiek vraagt : de eerstvolgende jaren zijn er daar voor Vlamingen geen literaire prijzen weggelegd.
KNACK : Het was een tijd mode literaire prijzen te weigeren. Denken we aan Jean-Paul Sartre.
WALSCHAP : Een Nobelprijs weigeren is een luxe, die men zich kan veroorloven als men die twee of drie miljoen kan missen. Sartre beoogde natuurlijk zijn reputatie zuiver te houden tegenover zijn vrienden en zijn geestesverwanten. Ik ben geen groot bewonderaar van Sartre als mens. Anderzijds geloof ik dat hij een heel groot toneelschrijver is, een middelmatige romancier en voor zover ik zijn filosofie begrijp en ken een virtuoos filosoof. Sartre presteerde namelijk te bewijzen dat God niet kan bestaan. Het verste dat men tot dan toe in de filosofie gegaan was, kwam er op neer dat het bestaan van God niet kon bewezen worden.
Daarnaast zijn er echter heel wat dingen die me bij Sartre teleurstellen, zoals ook bij vele andere ultra-linksen. Naast zijn defaitisme zijn dat ondermeer zijn eenzijdigheid en zijn hypocrisie. Een drietal maanden geleden verklaarde Ionesco in een interview dat hij er volstrekt zeker van was dat Sartre, veertien dagen vóór hij een scherp protest tegen de vervolgingen in Algerije uitgaf, absolute bewijzen in handen had dat hetzelfde sinds lang gebeurde in de werk- en concentratiekampen der Sovjetunie. Ook daarover een protest uitgeven paste evenwel niet in het opportunistisch kraam van Sartre, want de Sovjets zijn nu eenmaal zijn vrienden.
Koen Meulenaere