Remco Campert over de ‘luddevudde’ van zijn overleden Antwerpse vriend-dichter Eddy van Vliet.

Het was een optreden om nooit meer te vergeten. De inmiddels overleden Antwerpse dichter Eddy van Vliet werd op 11 september 2002 zestig en beklom zwaar ziek tijdens dat laatste publieke optreden met een stok het spreekgestoelte van Zaal Zeven in de Antwerpse Cogels Osylei. Niet te verwarren met Zaal Zes, een indringend verhaal van Anton Tsjechov over iemand die ten onrechte in een inrichting wordt geplaatst en geleidelijk aan echt de trappers begint te verliezen. Een jaar daarvoor werd Van Vliet op diezelfde memorabele dag nog uitgelachen: ‘Wie verjaart er nu op 11 september?’ (Hilarisch antwoord van Van Vliet: ‘Bert Anciaux!’)

Van Vliet keek de zaal in en vertelde opmerkelijk sereen hoe hij in de jaren zestig Remco Campert in Antwerpen had leren kennen. En hoe hij met Campert ruzie had gemaakt nadat hij door een samenloop van omstandigheden door de politie was voorgeleid wegens weerspannigheid. Het begin, aldus Van Vliet, van een blijvende vriendschap. Waarover die ruzie toen ging, weet Campert vandaag niet meer: ‘Er was een periode in mijn leven dat ik zomaar kwaadaardig werd als er te veel drank in me zat.’ Maar hij weet wel nog dat Van Vliet door de politie werd opgepakt. Campert: ‘Er was toen een belangrijke voetbalwedstrijd op tv. Iedereen zat dus binnen en de stad was verlaten. In een café recht tegenover café De Muze wilden we de match volgen, maar het was volzet en we konden niet meer binnen. We stonden toen maar buiten met onze gezichten tegen het raam gedrukt de match te volgen, toen er opeens een politiebusje kwam aangescheurd en Eddy in de combi werd binnengesleurd. Ik ben achteraf nog gaan protesteren op het politiebureau.’

Campert trok graag met Van Vliet op omdat hij hield van diens poëzie en van Eddy’s liefdesavonturen. Campert die zelf als geen andere Nederlandstalige auteur spits over luddevudde of liefdesverdriet heeft geschreven: ‘Eddy was een beetje een acteur. Hij kon zijn verdriet goed uitspelen. Hij trok zijn wenkbrauwen wat omhoog en zei me dan: ‘Tja, Remco, die dame heeft me in de steek gelaten omdat ik bij mijn vader wou blijven wonen.’ Het was gespeeld, maar tegelijk ook echt. Vrouwen verlangen dat je de liefde voor hen eveneens daadwerkelijk waarmaakt. Dat je dus scheidt van de vrouw met wie je bent en kiest voor haar om met haar verder te leven. Dat wou Eddy niet. Hij wou spelen. Maar op die spelletjes is een ander niet altijd ingesteld. Tussen al dat liefdesverdriet door – ‘Remco, ik kan er maar beter mee ophouden’ – zag ik hem als dichter wel groeien. Wat hij verloor aan de liefde, won hij aan de poëzie. Ik schrok er wel van dat hij gevraagd had om bij zijn crematie een gedicht van me voor te dragen. Ondanks de gruwel vanwege zijn dood, voelde ik me gevleid. Een mens bestaat nu eenmaal uit tegenstellingen.’

F.H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content