Nelly Maes kan het niet meer aanzien, hoe de VU zichzelf in de vernieling rijdt. Het begon al vorige zomer.
De Volksunie zit sinds 13 juli 1999 in de Vlaamse regering. Ze is daar wiskundig gezien zelfs onmisbaar. Zonder haar inbreng, en die van haar ministers Bert Anciaux en Johan Sauwens, heeft niet alleen Patrick Dewael (VLD), maar ook Guy Verhofstadt (VLD) een ernstig probleem.
En toch maken de soms forse waarschuwingen van VU-voorzitter Geert Bourgeois aan het adres van de regeringen geen indruk. Dat ligt niet aan de intrinsieke waarde van de voorzitter, of zelfs niet aan de persoonlijke dunk die een Guy Verhofstadt heeft van Bourgeois. Die dunk is en blijft groot. Wel aan de inschatting dat Bourgeois soms een eenzaam man is in zijn partij. Net zoals Bert Anciaux en Johan Sauwens eenzame ministers zijn. Om nog maar te zwijgen van de laatst overgeblevene: Patrik Vankrunkelsven, co-voorzitter van de Conferentie voor de Staatshervorming (Costa). De VLD weet niet altijd met welke VU ze praat.
Sinds een jaar, sinds het voor de VU allesbehalve bevredigende federale regeerakkoord en vooral sinds het Sint-Elooisakkoord over de financiering van het onderwijs, is de VU twee cruciale troeven kwijtgespeeld in het politieke machtsspel: geloofwaardigheid en nuttigheid.
Sinds die dag doet elke VU’er zowat zijn ding. Die verdeeldheid is niet verminderd door de rechtstreekse voorzittersverkiezingen. Wel integendeel.
Sommigen hielden het kort daarna al voor bekeken, zoals europarlementslid Nelly Maes. Ze had minister van Cultuur kunnen zijn, maar uit loyaliteit hielp ze Anciaux toen die door een aanzienlijke meerderheid van de partij gewraakt werd. ‘Ik wilde me niet laten gebruiken door zijn tegenstrevers’, zegt Maes. Dat onkiese relletje over Anciaux’ ministerschap was de voorbode van nog meer gekift dat uitmondde in – maar niet stopte met – de voorzittersverkiezingen. Maes kon het niet meer aanzien, ze weigerde om nog in het partijbestuur zitting te nemen.
‘Ik ben genuanceerd. Ik zit niet in kamp X of in kamp Y’, vertelt ze. ‘Ik wilde op mijn leeftijd niet nog eens moeten meemaken dat ik oppositie moest voeren binnen mijn partij. We hadden een goed verhaal voor de verkiezingen. Het was een verhaal van Vlaamse zelfstandigheid en maatschappelijke vernieuwing. Onmiddellijk na 13 juni had VU/ID een zeer goede positie. We waren geloofwaardig en nuttig. Maar die positie is nu grotendeels verknoeid. Het verhaal is niet voortgezet.’
EEN ONDERONSJE ZONDER VLEES OF VET
Het begon op 13 juni 1999 hoopvol. De alliantie VU/ID legde een stevig en coherent verkiezingsprogramma voor dat een perfecte synthese was van communautaire en maatschappelijke eisen. Misschien een beetje te ‘links-liberaal’ naar de smaak van diegenen in de partij die hun zinnen eerder op een coalitie met CVP hadden gezet. Die afweging was ook niet onbegrijpelijk, want de VLD van Guy Verhofstadt had al lang voor 13 juni zijn herwonnen Vlaamse radicalisering – en zijn charmeoffensief naar de VU van Patrik Vankrunkelsven – stopgezet. Ook van de eerder gedane halve belofte van Verhofstadt aan de VU om niét in een regering te stappen zonder harde afspraken over een volgende stap in de staatshervorming, bleef aan de vooravond van de verkiezingen niets meer over.
Maar de stembusgang legde VU/ID geen windeieren. De partij hield goed stand. En naarmate duidelijker werd dat België symmetrische, paarse regeringen zou krijgen, groeide het gewicht van de alliantie nog. Vankrunkelsven, die – tegen de zin van Bert Anciaux – op het verkiezingscongres in Roeselare regeringsdeelname aan nieuwe stappen in de staatshervorming had gekoppeld, moest zich nu waarmaken.
Maar het liep in sneltreinvaart mis. Samen met de synthese van het verkiezingsprogramma spatte ook de positie van de VU-onderhandelaars uit elkaar. De wil van Bert Anciaux en de zijnen om te participeren aan het maatschappelijke hoofdstuk van het paarse project was te groot om ook voldoende weerstand te kunnen bieden op de strikt communautaire agenda. Dat zeggen vandaag niet Vlaams-nationalisten die zich tot het kamp van Geert Bourgeois bekenden, maar VU-regeringsonderhandelaars van toen.
Van kwaad tot erger ging het met het Sint-Elooisakkoord. Zo getuigt een onderhandelaar: ‘Je hebt geen poot om op te staan als je eigen ministers vooraf aan de onderhandelingspartners in de regering hebben diets gemaakt dat ze de partij wel zullen sussen. Dat knauwde toen al aan onze geloofwaardigheid en dat was dus lang voor de voorzittersverkiezingen.’
Ook Nelly Maes situeert het begin van de déconfiture van de VU niet bij de voorzittersverkiezingen, maar al in de eerste dagen van de regeringsonderhandelingen. ‘Ik vond het idee van een paarse regering goed. Ik wou een paars akkoord dat onze geloofwaardigheid niet zou schaden. Quod non. De VU had moeten discussiëren tot ze minimale garanties had. De financieringswet van het onderwijs had onze pasmunt moeten zijn. Het omgekeerde is gebeurd, de radiostilte over de financieringswet werd de pasmunt voor het premierschap van Guy Verhofstadt. Hoezeer hij dat ook is blijven ontkennen ten aanzien van Patrik Vankrunkelsven en Bert Anciaux. Dat regeerakkoord was voor ons zeer oneervol.’
Het was dan ook een nogal pessimistisch gestemde Vankrunkelsven die aan de vooravond van de Costa in Knack zei: ‘Of ik er gelukkig mee ben (met de Costa, nvdr.)? Het is een instrument, maar op dit ogenblik het enige haalbare. We gaan er alleszins op vooruit in vergelijking met de vorige regeerperiode, toen er helemaal niets gebeurde. De VU herinnert zich trouwens nog levendig dat ook een onderhandeld akkoord niet altijd garanties biedt.’ Hij voegde eraan toe dat hij nog voor de gemeenteraadsverkiezingen, en dus eigenlijk voor het zomerreces van 2000, resultaten wilde zien: ‘Als dat niet zo is, is deze conferentie een doodgeboren kind.’
Vandaag is de Costa verworden tot een onderonsje zonder vlees of vet. Philippe Moureaux zit er als waakhond van de Franstalige meerderheid, en – in de ogen van de VU – als penningmeester van de pasmunt voor Verhofstadts premierschap. Van Guy Verhofstadt zelf, de bondgenoot die Vankrunkelsven in 1998 nota bene van Bert Anciaux erfde, hoeft de gewezen VU-voorzitter ook niets meer te verwachten. Zijn regering slaat aan bij de bevolking om alles behalve communautaire redenen, waarom dus zou hij zich binnen de coalitie wrevel en binnen de publieke opinie onbegrip op de hals halen voor een rondje staatshervorming dat hij bij voorbaat moet verliezen? De VLD is in deze kwestie overgeleverd aan de wil of onwil van Louis Michel (PRL).
Vankrunkelsven voelt zich vandaag als arts en politicus nuttiger in het euthanasiedebat dan in de Costa. En de partij blijft achter met enkele ultimata – overigens tegenstrijdig: fiscale autonomie tegen eind 2001, overheveling van gemeente- en provinciewet eind 2000 – die eerder sommige VU’ers verontrusten dan de politieke tegenstrevers. ‘Normaal gezien beteken je als uitdager aan je tegenstander zijn vervaldatum, niet die van jezelf’, zegt Maes. ‘We hebben de anderen meester gemaakt van de agenda.’
ANCIAUX VERLINKTE ZICHZELF
Van al dit gestuntel kwam een bikkelharde strijd om het voorzitterschap. Cruciaal daarin was niet wat de toen nog zeer hoffelijke kandidaten Vankrunkelsven of Bourgeois vertelden – want ze bepleitten beiden de voortzetting van de synthese van het communautaire en de maatschappelijke vernieuwing -, wel de hartenkreet van Bert Anciaux. In zijn ‘aanbevelingsbrief’, die Vankrunkelsven fataal werd, verlinkte hij zichzelf. Voor die drie procent Vlamingen die wakker liggen van de staatshervorming, wilde Anciaux de links-liberale droom niet laten schieten.
Daarmee gaf hij te kennen niet langer te geloven in de synthese. En voor wie het toen nog niet begrepen had, was dit ook het zoveelste toch wel héél sterke vermoeden dat Anciaux een makkelijke partij moet zijn geweest in de regeringsonderhandelingen en het Sint-Elooisakkoord.
Al voor de komst van Geert Bourgeois dus lag niet alleen de synthese aan diggelen, maar de facto ook de alliantie. Bourgeois wachtte een zware en ondankbare taak. Te meer omdat hij door de polarisatie ook de naam had gekregen tégen de politieke en maatschappelijke vernieuwing te zijn en uitsluitend voor klassieke Vlaamse eisen te rijden. En in de regeringen waren de wapens van de VU dus al ingeleverd.
Sinds zijn aantreden is de sfeer er niet op verbeterd, hoe hard Bourgeois ook werkte. Want zij die hadden verloren, trokken zich ontgoocheld terug, begonnen te kniezen of gingen hun eigen gang. Of ze sloten zich op, achter de deuren van hun ministerieel kabinet. Zij die Bourgeois aan de macht brachten, of toch een groot gedeelte daarvan, zagen geen betekenisvol verschil tussen de communautaire stilstand voor en na zijn komst. En zij die hadden gewonnen, zagen overal complotten van slechte verliezers.
In een colloquium over links-liberalisme, ‘De Vierde Weg’, gepatroneerd door Sven Gatz en Patrik Vankrunkelsven, vermoedde Bourgeois meteen de opstap naar een coup. Reprimandes van de voorzitter komen per post van het Barrikadenplein en beginnen met de aanspreektitel ‘Geachte heer’.
De kers op de cake kwam op zaterdag 10 juni. Die dag konden VU’ers kiezen tussen twee kwaliteitskranten: De Standaard en De Morgen. In de ene krant lazen ze dat Geert Bourgeois de VU wil presenteren als ‘de partij van de vlotte ernst’. In de tweede krant kregen ze Bert Anciaux, open als een boek over zijn depressies, politieke ontgoocheling en hoop.
Maar vooral, en belangrijker voor wie de staat van de partij wil doorgronden: balde de ene (Bourgeois) de communautaire vuist, de andere (Anciaux) opende de hand. Anciaux is bereid om een grote hap van de sociale zekerheid federaal te houden, in ruil voor een doorzichtiger solidariteit, waarborgen voor de Vlamingen in Brussel en de definitieve erkenning van de taalgrens.
Op de eerstvolgende vergadering van het partijbestuur werd het interview van de afwezige Anciaux scherp veroordeeld. Zelfs door de vrienden die hij nog heeft op het Barrikadenplein. Een week later kwam Anciaux zich persoonlijk verantwoorden. En dat moest ook nog eens in het partijweekblad Wij gebeuren onder de titel: ‘ Anciaux: geen afspraak met Maingain‘. Als dat er zo staat, is het omdat niet alleen de oppositie maar ook partijgenoten hem openlijk van zulke Vlaams-nationale ketterij hebben verdacht.
Het mag een speling van het lot heten dat Bourgeois diegene is die in De Standaard de verdieping van de synthese (‘Vlaamse zelfstandigheid en een maatschappelijk project’) en de verdere integratie van de alliantie blijft bepleiten. ‘Dat debat volgt na 8 oktober’, zegt hij.
Vooral de VLD volgt de evolutie van de VU met brandende zorgen. Er komt veel diplomatie aan te pas om enerzijds Geert Bourgeois niet al te zeer te isoleren, en om anderzijds Bert Anciaux te vriend te houden (zie kader). Maar de VLD-top is er in elk geval van overtuigd dat de VU een tactische blunder heeft begaan door wel in de Vlaamse en niet in de federale regering te stappen. Het ondermijnt niet alleen paars – Bourgeois voert volgens de VLD scherper oppositie dan de CVP -, het lijkt ook de beste garantie voor het einde van de VU zelf. Veel meer schizofrenie kan deze kleine partij echt niet verdragen.
Een bezorgde Nelly Maes: ‘Bert Anciaux probeert een goed minister te zijn. Geert Bourgeois probeert een goed voorzitter te zijn. Maar het is ieder voor zich. Daardoor missen we ook gewicht in de Vlaamse regering. Onze tegenstrevers weten dat elk zijn eigen kaart speelt. En als iedereen zijn strijd voert, zal iedereen van hen verliezen. Dat is het drama. Zeker omdat de kiezer ons vorig jaar met zijn vertrouwen een positieve impuls had gegeven.’
Filip Rogiers