Hij is wetenschapper en schrijver. Darwinist en humanist. West-Vlaming en Brusselaar. David Van Reybrouck over prehistorische baby’s, separatistische dwaasheid en zijn recept voor het geluk.
Denkt u zich even in dat we met een teletijdmachine kunnen afreizen naar het diepe verleden, om daar een baby te ontvoeren. Hoe ver zouden we kunnen teruggaan in de tijd zonder dat iemand iets vreemds zou merken aan het kind dat we naar dit tijdperk meebrengen? ‘Als je zeker wilt zijn dat het kind niet gepest zal worden, neem er dan maar eentje van 40.000 jaar geleden’, lacht David Van Reybrouck. ‘En als het een beetje gepest mag worden, kun je er zelfs eentje van 100.000 jaar geleden nemen. Dat zal wat grotere tanden hebben, een iets kleinere kin, wat forsere wenkbrauwbogen, en misschien een wat langere schedel. Maar het zou zeker passeren, hoor.’
Zou het een Nobelprijswinnaar kunnen worden? ‘Dat weet ik niet’, zegt Van Reybrouck. ‘De grote vraag is hoe het zou zitten met het taalvermogen, in hoeverre dat al aangeboren was. Daarover bestaan nog een aantal uiteenlopende hypothesen. Maar één ding is zeker: de moderne mens is het resultaat van een zeer lange evolutie.’
Voor hij besloot om fulltime schrijver te worden, timmerde David Van Reybrouck succesvol aan de weg als veelbelovend archeoloog, met een bijzonder fascinatie voor de evolutie van de mens. Sinds hij schrijver is, timmert hij niet alleen succesvol aan de weg als auteur van prachtboeken zoals De plaag en Slagschaduw, maar ook als columnist in onder meer De Morgen, waar hij zich mengt in menig debat. Hij werkte ook mee aan de essaybundel Waar België voor staat, die verschillende pleidooien tegen het separatisme bevat. En op 14 december gaat een theatermonoloog van zijn hand in première in de KVS: Missie, over een missionaris in Congo die terugblikt op zijn leven.
Van Reybrouck is gefascineerd door Congo. Hij reist er al jaren geregeld naartoe, en werkt momenteel volop aan een geschiedenis van het land, die moet verschijnen in 2010, bij de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid. ‘Ik ben pas terug van weer een trip, samen met mijn goede vriend en fotograaf Stephan Vanfleteren’, vertelt hij. ‘We zijn voor de Volkskrant op zoek gegaan naar hoopvolle Congolezen, en die hebben we gevonden. Al zie je in Oost-Congo natuurlijk vooral de enorme gruwelijkheden die mensen elkaar aandoen: moordpartijen, verminkingen, verkrachtingen… Dat is echt om te janken.’
Wat doet dat met uw mensbeeld?
VAN REYBROUCK: Als ik de balans opmaak, zijn die Congolese ervaringen heel goed voor mijn mensbeeld, vreemd genoeg. Behalve die miserie zie je namelijk ook de veerkracht van mensen, hun vermogen om zelfs in de moeilijkste omstandigheden overeind te blijven. Er zijn nog altijd Congolezen die iets proberen te verwezenlijken. De man die de redactie van Radio Okapi in Lubumbashi leidt, is zo iemand. Hij had al drie keer minister kunnen zijn, maar hij kiest ervoor om journalist te blijven. Terwijl hij voortdurend doodsbedreigingen krijgt. Ik denk ook aan een aantal burgemeesters in Rwanda die weigerden om mee te werken aan de genocide. Of aan de blanken in Zuid-Afrika die zich ten tijde van het apartheidsregime aansloten bij het ANC. Dat zijn voor mij de helden van de jaren negentig.
Wat heeft Darwin met uw mensbeeld gedaan?
VAN REYBROUCK: Darwin heeft mij een permanent bewustzijn bijgebracht van de zeer lange geschiedenis van de mens. Onze menswording heeft zich voltrokken gedurende de afgelopen 5 miljoen jaar. Dat geeft mij een besef van een reusachtige tijdsdiepte. De meeste mensen lijden aan een chronologische variant van het etnocentrisme. Als etnocentrisme de leerstelling is waarbij je de wereld telkens beoordeelt vanuit je eigen cultuur, dan ziet de chronocentrist de eigen tijd als de absolute standaard. Chronocentristen gaan ervan uit dat er een breuk is opgetreden tussen een krakkemikkige geschiedenis en een volmaakt heden. En dat is onzin. Een ander inzicht waarvan de evolutietheorie mij heeft doordrongen, is het besef dat wij hogere primaten zijn. Wij zijn echt apen. Akkoord, het is niet niks wat die aap heeft gerealiseerd, maar er is geen categorische breuklijn tussen ons en de rest van het dierenrijk.
Is dat een degradatie voor de mens, of een promotie voor de andere diersoorten?
VAN REYBROUCK: Het eerste. Ik vind dat de mens best wat naar beneden mag worden gehaald. Ik zie wel dat primatologen verdienstelijke pogingen ondernemen om hun apen op dezelfde hoogte te tillen als de mens, maar dat is niet mijn betrachting. De mens is een diersoort als een andere, en dat laat je toe om de soms verbluffende eenvoud van menselijk gedrag te begrijpen. Om terug te keren naar Congo en Rwanda: het centrale probleem daar is eigenlijk de overbevolking. In onze steden slagen we er wel in om als haringen in een ton te leven. Maar overbevolking die gepaard gaat met een tekort aan essentiële landbouwgrond, dat is wél een groot probleem. Ik denk dat ook de genocide in Rwanda daar deels op terug te voeren was.
Als de omstandigheden ernaar zijn, valt de moraal snel weg?
VAN REYBROUCK: In mijn denken ervaar ik een gigantisch conflict tussen de erfenis van het darwinisme en die van het humanisme. Ik ben een evolutionaire denker, en dat houdt in dat je beseft dat er altijd een surplus is dat niet kan overleven, maar ik ben ook beïnvloed door het idee dat ieder mens met gelijke rechten geboren wordt. Maar als ieder mens met gelijke rechten geboren wordt, dan weet je dat extreme situaties zoals in Rwanda tot de mogelijkheden behoren. Die tegenstelling vind ik verontrustend, en een oplossing heb ik niet. Het goede nieuws is wel dat landen waar de mensenrechten het beste worden gerespecteerd, kennelijk niet zoveel last hebben van bevolkingsexplosie. (glimacht) Dat stelt mij dan weer gerust.
Mag de mens de natuur naar zijn hand zetten?
VAN REYBROUCK: Er zit een merkwaardig spanningsveld tussen darwinisme en natuurbescherming. Als darwinist geloof je dat de natuur een proces is, en als natuurbeschermer zou je dat proces als het ware onder een stolp willen bewaren. Er mag geen soort meer uitsterven of het is een ramp. Terwijl natuurlijke evolutie nu net niets anders is dan het komen en gaan van soorten.
Maar de mens versnelt dat proces enorm, niet?
VAN REYBROUCK: Ja, maar de mens kan ook een positieve invloed hebben. Op dit ogenblik leven er meer tijgers in gevangenschap in Noord-Amerika dan in het wild. Dat is misschien niet zo fijn, en het strookt niet met het romantische beeld dat wij van de natuur hebben. Maar de natuur is geen romantische plek. Wat mij opvalt, is dat conservatiebiologen vaak een extreem romantisch wereldbeeld hebben. Bijna alle natuur is tot stand gekomen in interactie met de mens, op de Zuidpool na misschien. Wat ik aan mensen die voor biodiversiteit pleiten verwijt, is dat ze er een mensvijandig wereldbeeld op na houden. Dat is intellectueel naïef en moreel onterecht. Wat niet betekent dat de mens op zich zo bijzonder is, natuurlijk. Wij zijn het resultaat van een aantal volledig toevallige gebeurtenissen. Het stond niet in de sterren geschreven dat wij er zouden zijn.
Met welke sleutelbegrippen legt u de evolutietheorie uit?
VAN REYBROUCK: De theorie steunt op drie principes die het leven op aarde verklaren: variatie, selectie en overdracht. Er bestaat een variatie tussen de individuen in een populatie, de toevallig best aangepaste individuen worden geselecteerd, en de eigenschappen die hen daarbij hebben geholpen en genetisch zijn, worden overgedragen aan de volgende generatie. Dat zoveel complexiteit kan worden verklaard op zo’n eenvoudige manier, zegt iets over de schoonheid van de wetenschap. Ik zou willen dat iedereen daarvan doordrongen was. Helaas hoor je nu zelfs in Nederland stemmen opgaan om intelligent design theory in het onderwijs te integreren. Dat vind ik net zo verschrikkelijk als rechts extremisme, omdat het ook gebaseerd is op onwetendheid.
Geef eens een sterk argument tegen intelligent design.
VAN REYBROUCK: Zodra een kenmerk verworven is, zal het de neiging hebben om aanwezig te blijven, ook als het niet meer functioneel is. Wij beschikken zo over veel kenmerken waar we niets meer aan hebben. Hebben de aanhangers van intelligent design theory al eens pijn gehad aan hun verstandskiezen? Als we die niet zouden laten trekken, gingen we dood aan abcessen. Wij slepen die verstandskiezen al een paar miljoen jaar met ons mee, zelfs nu er in onze onderkaak eigenlijk geen plaats meer voor is. Als we ervan af zouden willen, moeten we een paar duizend jaar lang mensen laten creperen aan ontstekingen, veroorzaakt door verstandskiezen. Die moeten dan bij voorkeur doodgaan voor ze zich hebben voortgeplant. De individuen die minder verstandskiezen hebben of helemaal geen, zullen dan niet met kiespijn in bed liggen maar kunnen van bil gaan. (lacht) Dan pas zou het kenmerk op termijn kunnen verdwijnen.
Heeft Darwin een atheïst van u gemaakt?
VAN REYBROUCK: Ik had al gebroken met het geloof toen ik in de middelbare school kennismaakte met het existentialisme van Albert Camus. Maar toen ik onderzoeker was aan de universiteit en veel over de evolutietheorie begon te lezen, wist ik zéker dat je geen schepper nodig hebt om het leven te verklaren. Ik kan mij wel indenken dat je zo onder de indruk bent van het universum dat je er religieuze of spirituele kwaliteiten aan wil toedichten, maar ik doe dat niet. Wat niet betekent dat ik het geloof verwerp. Integendeel. Als jongeman al heb ik mij serieus in het christendom verdiept, uit protest tegen het feit dat mijn ouders niet meer naar de kerk gingen. Ik nam dat geloof serieus, en heb het zeker niet uit luiheid laten vallen. Ik ben fanatiek atheïst, maar ook dat neemt af. Een half jaar geleden ben ik in Oost-Congo een paar Vlaamse missionarissen gaan interviewen, en ik heb een grote bewondering en waardering voor wat die mensen doen in naam van hun geloof.
Voor het morele surplus van dat geloof?
VAN REYBROUCK: Zo zou je dat kunnen zeggen, ja. In het beste geval is het christendom een fictie die het mooiste in de mens naar boven kan halen, met een intensiteit en een duurzaamheid die zonder het geloof wellicht veel moeilijker op te brengen zijn. Missionarissen werken nog altijd met hart en ziel. Daar heb ik niet alleen veel waardering voor, ik ben er misschien zelfs een beetje jaloers op.
Bent u iemand die een roeping zou kunnen krijgen?
VAN REYBROUCK: Misschien wel. Laat mij vijftig jaar vroeger geboren worden in datzelfde West-Vlaamse dorp, en het is niet denkbeeldig dat ik vatbaar zou zijn voor een roeping. Ik ben niet gelovig en zal het ook niet meer worden, maar ik voelde me thuis bij die missionarissen. Veel meer dan bij veel van mijn generatiegenoten in het hippe Vlaanderen.
Over Vlaanderen gesproken: waarom mengt u zich zo fel in het actuele politieke debat?
VAN REYBROUCK: Omdat het debat vaak zo dwaas is. Omdat ik verontwaardigd ben dat een onzinnig idee, dat van de Vlaamse onafhankelijkheid, op zo korte tijd zoveel momentum heeft gekregen.
Waarom is het zo onzinnig?
VAN REYBROUCK: Omdat het economisch geen steek houdt. Vlaanderen kan morgen onafhankelijk worden, ja, als we Brussel loslaten en de staatsschuld integraal overnemen. En dat zal dus niet gebeuren. Mensen worden met andere woorden blij gemaakt met een dooie mus, en daar kan ik niet tegen. Ik pleit voor België, niet met belgicistische argumenten, niet vanwege de charmante kanten van dit surrealistische land. Je moet een land niet verdedigen omdat een paar intellectuelen er toevallig plezier aan beleven. Ik ben tegen een onafhankelijk Vlaanderen omdat het ons te veel zou kosten. Ik behoor tot een generatie Vlamingen die het niet pikt dat Vlaanderen als het ware wordt gekaapt door de heren op rechts. En dat zeg ik als een product van de Vlaamse beweging. Ik weet zeer goed waar ik vandaan kom, ik weet zeer goed waaraan ik het te danken heb dat ik vandaag als zelfstandig auteur kan werken.
Bij welke politici vindt u die houding nog terug?
VAN REYBROUCK: Ik heb het nogal voor de oude generatie bij CD&V: Herman Van Rompuy, Jean-Luc Dehaene, en zeker Wilfried Martens. Frank Vandenbroucke en Karel De Gucht hanteren ook een verstandig en wijs discours. Het unitaire federalisme lijkt mij voor ons land nog altijd de beste vorm. Wat niet betekent dat er niet mag worden getornd aan het huidige staatsbestel, want daar zitten wel wat weeffouten in. Zo ben ik een groot voorstander van een federale kieskring, omdat het ontbreken daarvan alleen maar middelpuntvliedende krachten in de hand werkt. Het federale bestel finetunen is beter voor Vlaanderen dan de onafhankelijkheid.
Wat vindt u van Bart De Wever?
VAN REYBROUCK: Ik ben het totaal met hem oneens, maar ik vind hem een fantastisch politicus. Het grootste retorische talent sinds Louis Tobback. Ik ken hem vrij goed, want ik ben samen met hem onderzoeker geweest aan de Leuvense universiteit. Ook toen al kon hij in de alma uren doordrammen over de Vlaamse onafhankelijkheid. Wij lachten hem daarmee uit, maar hij gaf niet op. De man is een cadeau voor de media: een goede debater met veel dossierkennis die nog buitengewoon grappig is ook.
Hoe kijkt een darwinist naar de strijd der gemeenschappen in dit land? Slaan wij elkaar nog ooit de kop in?
VAN REYBROUCK:(lacht) Nee, want er is geen probleem van demografische druk. De situatie is absoluut niet explosief. Een van de redenen voor de Vlaamse ontevredenheid is de angst voor het verlies van welvaart. Welnu, de tweede beste manier om die welvaart te verliezen, is de Vlaamse onafhankelijkheid uitroepen. En de béste manier is een oorlog. Dat zie ik dus niet snel gebeuren. Wat je wel ziet, is een groeiend verlangen van mensen naar herkenbaarheid en kleinschaligheid. Het is geen toeval dat dit Vlaamse proces zich voltrekt op een moment dat de wereld zo ingrijpend aan het veranderen is. Schaalvergroting brengt een verlangen naar schaalverkleining mee. En dat begrijp ik. Het is een beetje fout geweest van linkse intellectuelen om dat verlangen als achterlijk af te doen. Je bent geen fascist omdat je verknocht bent aan je geboortegrond. Ik ben dat ook. Ik kom uit West-Vlaanderen, ik weet dus wat de geneugten daarvan zijn.
Toch woont u in Brussel. Uw atelier bevindt zich zelfs in Kuregem: multicultureler kan niet. Voelt u zich hier thuis?
VAN REYBROUCK: Ik voel mij hier niet thuis, maar wel op mijn gemak. Ik heb geen last van onveiligheidsgevoelens. Terwijl ik elke dag jongeren voorbijloop van wie het mij niet zou verbazen mochten ze mij eens overvallen. Om mijn laptop te stelen, bijvoorbeeld. Ze zouden nog gelijk hebben ook – niet dat ze geweld gebruiken, maar wel dat ze gefrustreerd zijn over de ongelijkheid in deze stad. Er wordt op dit moment een hele generatie jongeren volledig aan haar lot overgelaten. Daar gaan we nog zeer lang een prijs voor betalen.
Vindt u de multiculturele samenleving een verrijking?
VAN REYBROUCK: Nee, dat zou nogal naïef zijn. Het kan tot verrijking leiden, maar het is zo buitengewoon complex dat je er geen eenvoudige uitspraken over kunt doen. Het is hoe dan ook een verhaal van rechten en plichten. Maar niet van versmelting. Ik geloof in samenleven met behoud van identiteit en eigenheid, in openheid en dialoog. Op het persoonlijke vlak ben ik voor een latrelatie, en dat model vind ik ook maatschappelijk het beste.
Heeft de politieke linkerzijde de opdracht om de allochtone gemeenschap te emanciperen?
VAN REYBROUCK: Absoluut. Links moet de emancipatie helpen aanzwengelen, maar de sterkste emancipatoire krachten vind je in de gemeenschap zelf. Daarom is het beter om bestaande initiatieven zoals Kifkif te versterken in plaats van te gaan missioneren. Ik vind ook nog altijd dat Dyab Abou Jahjah een paar jaar geleden heel wat in gang heeft proberen te zetten waarvoor hij volkomen onterecht werd gedemoniseerd. Abou Jahjah was de Bart De Wever van de allochtone gemeenschap. Nogal baldadig bij momenten, maar wel een democraat. Nu is het wachten op een veel radicalere profeet.
Op een allochtone Philip Dewinter?
VAN REYBROUCK: Precies, iemand die de boel kan doen ontploffen. Kijk, als wij allochtone jongeren geen kansen geven op onderwijs en op werk, dan zullen ze die kansen zelf nemen, en misschien op een minder elegante manier. En ze zullen verdomme gelijk hebben ook. We moeten iets doen. Links heeft lang geen antwoord gehad. Links heeft de vraag cadeau gedaan aan rechts, en rechts had een simpel antwoord.
Wat is een links antwoord?
VAN REYBROUCK: Als je mensen gelijke kansen wilt bieden, moet je daar als overheid geld tegenaan gooien. De Leuvense socioloog Luc Huyse heeft eens gesuggereerd om voor allochtone jongeren te doen wat Vlaanderen heeft gedaan voor arbeiderskinderen in de jaren vijftig en zestig. Onder meer via studiebeurzen. Wat minister Frank Vandenbroucke doet met het kleuteronderwijs, is een stap in de goede richting. Er moet hoe dan ook iets gebeuren, want de situatie is onhoudbaar. Als je zonder werk zit in een wereld die almaar rijker wordt, dan zoek je naar een alternatief. Ik kan mij heel goed voorstellen dat een aantal van die gasten zich aangesproken voelt door allerlei extremistische sentimenten. Omdat die hen een identiteit verschaffen.
In dat verband: op 11 september 2001 bent u 30 geworden.
VAN REYBROUCK: Dat was een heel vreemde verjaardag, ja. Ik heb wel gevierd, maar we zaten toch vooral naar de televisie te kijken. En we zijn een stukje gaan eten in een Russisch restaurant, kwestie van nog even de Koude Oorlog te vieren voor we met de war on terror begonnen. Ik wist meteen: hier is iets voorbij, de jaren negentig, het decennium waarin ik tot intellectuele wasdom gekomen ben. De periode van de multilaterale wereldorde, het cultuurrelativisme – allemaal in één klap voorbij. Het idee dat er geen grote verhalen meer bestonden hield ook op te bestaan, want er kwam een zeer groot verhaal op ons af in de vorm van die twee vliegtuigen.
Wat betekende het voor u om in de jaren negentig tot intellectuele wasdom te komen?
VAN REYBROUCK: Ik wantrouwde grote verhalen en vond ideologie een verdacht concept. Al was ik het niet noodzakelijk eens met Francis Fukuyama, die het over the end of history had: de combinatie van parlementaire democratie en vrije markt was volgens hem een eindpunt. Sinds 11 september bevinden wij ons weer volop ín de geschiedenis. En dat heeft niets te maken met het verleden. Dat wij ‘historische tijden’ beleven, betekent vooral dat we niet weten wat er morgen gaat gebeuren. We moeten de werkelijkheid opnieuw vormgeven, de utopie opnieuw boetseren.
Bent u pessimistisch over de toekomst van de mensheid?
VAN REYBROUCK: Zéér pessimistisch. Het ontbreekt ons niet aan intellect of aan correcte analyses. Het ontbreekt de wereld aan politieke wil. Kijk naar de klimaatcrisis. Het is hoopgevend dat er veel aandacht aan wordt besteed, maar maatregelen blijven uit. Je zou kunnen zeggen dat er op wereldniveau hetzelfde gebeurt als wat wij hier in België de afgelopen maanden hebben gezien: totale stagnatie en angstvalligheid om een stap te zetten uit angst dat je daarmee de concurrentiepositie van de andere bevoordeelt.
Waar ziet u dat internationaal?
VAN REYBROUCK: Het meest opvallend vind ik de logge werking van de Verenigde Naties. De Veiligheidsraad is een soort regering die in 1950 is verkozen: de vijf permanente leden zijn niet de winnaars van de verkiezingen maar van de oorlog. En ze blijven in het zadel zitten, hoewel de wereld er vandaag helemaal anders uitziet. Geen van de vijf lijkt bereid zich open te stellen voor een herdefiniëring van die Veiligheidsraad uit angst om anderen meer macht te geven. We zitten met problemen die alleen mondiaal kunnen worden opgelost, en we hebben geen instellingen die daartoe echt in staat zijn. Ook Europa is tandelozer dan ooit.
Ziet u de mensheid zichzelf ooit echt ten gronde richten?
VAN REYBROUCK: Ik denk weleens: laten we er toch gewoon mee stoppen. (lacht) Laten we nu afspreken dat we vanavond de laatste kinderen zullen verwekken, en dat over tachtig jaar de laatste het licht uitdoet. We hebben er, op wat kunstwerken na, toch niet zo heel veel van gebakken. Ik zal zelf trouwens nooit kinderen hebben.
Heeft dat te maken met uw pessimisme?
VAN REYBROUCK: Niet echt. Ik heb gekozen voor het schrijverschap en kinderen zijn daar voor mij niet mee te combineren. Ik leef ook graag alleen. Ik ben zozeer op zelfstandigheid gericht dat vrouwen daar aanvankelijk zeer door gecharmeerd zijn maar uiteindelijk toch ook geïntimideerd. Kennelijk is mijn behoefte aan affectieve intimiteit geringer dan die van veel mensen die ik tot nu toe ben tegengekomen. Ik ben liever eenzaam in mijn eentje dan in een relatie. Ik heb wel behoefte aan geborgenheid, maar bij mij situeert zich dat op het niveau van een aantal zeer intense vriendschappen.
In 1998 hebt u, bij het ongeval met een skilift in het Italiaanse Cavalese, in één klap heel wat van uw beste vrienden verloren. Hoe heeft dat u veranderd?
VAN REYBROUCK: Dat was overrompelend. Ik denk niet dat mijn denken zou zijn wat het nu is als ik dat niet zou hebben meegemaakt. Het zorgt voor een herijking van je prioriteiten. En voor een verhevigd sterfelijkheidsbesef. Wat ik bijzonder heilzaam vind op jonge leeftijd. Als ik vandaag fulltime schrijver ben, komt dat door dat moment. Ik wil de korte tijd die ik hier ben op een zo zinvol mogelijke manier doorbrengen, omdat ik het beschouw als een cadeau dat mij in de schoot geworpen is.
Heeft de dood van uw vrienden die kinderwens beïnvloed?
VAN REYBROUCK: Nee. Als tiener wist ik al dat ik geen kinderen wilde. Misschien heeft het iets te maken met het feit dat mijn vader ziek geworden is toen ik elf was. Hij is vorig jaar gestorven, maar eigenlijk ging hij voor mij toen al een beetje dood. Aan een taaie, mogelijk erfelijke aandoening. Ik leef in een permanente angst om ook ziek te worden. Voorlopig is er niets wat erop wijst dat het zal gebeuren, maar ik ben 36 en mijn vader was 42 toen het begon, dus…
Wat is de zin van het leven?
VAN REYBROUCK: De Spaanse schrijver Jorge Semprun heeft ooit gezegd dat iedereen de vraag naar de zin van het leven beantwoordt met zijn eigen levensloop. Daar kan ik mij in vinden. Mijn levensloop, met al mijn bewuste keuzes, is dus mijn antwoord op uw vraag.
En is dat tot dusver een gelukkige levensloop geweest?
VAN REYBROUCK: Ja, maar geluk krijg je niet cadeau. Het is een moestuin waarin je moet wieden en snoeien. Bij tegenslagen kun je kiezen om te groeien of te krimpen. En ik heb al een paar keer besloten om te groeien. Gelukkig zijn is niet voortdurend doen wat je graag doet. Ik zou ook graag beeldhouwer worden, maar dat zal iets voor een ander leven zijn. Geluk is in alle eer en geweten een keuze maken en ook afscheid nemen van dingen die je niet zult doen: geliefden met wie je niet oud zult worden, kinderen die je niet zult hebben, talenten die je niet zult benutten… Ik moet al zoveel niet meer van mijzelf. Ik hoef geen gezin te stichten, ik hoef geen hoogleraar te worden, ik hoef geen rijkdom te vergaren. Ik mag gewoon schrijven.
DOOR JOëL DE CEULAER / FOTO’S CHARLIE DE KEERSMAECKER