De volgende Vlaamse regering moet echt werk maken van een doortastend minderhedenbeleid, vindt Naima Charkaoui van het Minderhedenforum. ‘Wij zijn ons ervan bewust dat onze voorstellen tegen de tijdsgeest ingaan, maar er is geen andere keuze.’
Wat de huidige Vlaamse regering heeft gepresteerd qua minderhedenbeleid oogt ‘mager’, oordeelde het Minderhedenforum vorige week. Veel ‘goedbedoelde initiatieven’, maar te weinig en veel te laat. Het beleid van minister Marino Keulen (Open VLD), verantwoordelijk voor onder meer wonen en inburgering, laat zelfs ‘een wrange smaak’ achter – onder meer omdat hij een taalbereidheidsvereiste koppelde aan de toegang tot sociale woningen. Alleen minister van Cultuur, Jeugd en Sport Bert Anciaux (SP.A) ‘dwingt respect af’, vindt het Minderhedenforum. ‘Vanwege zijn vastberadenheid om van interculturaliseren een rode draad doorheen zijn beleid te maken.’ Kathleen Van Brempt (SP.A), minister van Gelijke Kansen, ‘liet na om de aanzet te geven tot een officiële praktijktest voor discriminatie’ en krijgt ook al geen goede punten. Het algemene oordeel, ter attentie van minister-president Kris Peeters (CD&V): ‘Gebrek aan ambitie nekt het minderhedenbeleid.’
Naima Charkaoui is coördinator van het Minderhedenforum, waarbij via een aantal koepels in totaal een duizendtal zelforganisaties van etnisch-culturele minderheden zijn aangesloten. ‘Een van de grootste zorgen toen we in 2000 begonnen, was het onderwijs’, zegt ze. ‘En dat is vandaag nog altijd zo. Wij zijn trots op het hoge niveau van ons onderwijs, maar het verschil in prestaties tusen autochtone kinderen en kinderen van etnisch-culturele minderheden is in Vlaanderen groter dan in de andere Europese landen.’
Toch geeft u Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) goede punten voor de manier waarop hij de financiering van scholen heeft hervormd.
Naima Charkaoui: Ja, dat vinden wij een positieve evolutie. Hoe meer kansenkinderen in een school, hoe meer middelen die school krijgt. Maar op andere vlakken geven we hem geen goede punten. Wat ons de laatste tijd erg stoort, is die discussie over de engagementsverklaring. Dat ouders verplicht zouden worden om zo’n verklaring te ondertekenen, stelt ons teleur. Het onderwijs is de sector bij uitstek waarin alle kinderen dezelfde kansen moeten hebben om te presteren volgens hun kwaliteiten, los van de positie of het gedrag van hun ouders.
Maar ouders hébben toch een grote verantwoordelijkheid?
Charkaoui: Natuurlijk. En het is logisch dat je hen betrekt bij het onderwijs van hun kinderen. Maar als ouders niet gewapend zijn om aan zo’n engagement tegemoet te komen, dan mag je je er als overheid niet bij neerleggen dat de ongelijkheid blijft bestaan. Het is goed dat je als school duidelijk maakt wat je verwacht, maar als je mensen een blad onder hun neus duwt dat ze moeten ondertekenen, dreig je ouders te ontmoedigen bij de inschrijving.
Hebben ouders ook niet de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hun kinderen goed Nederlands spreken? Vrouwen die perfect Nederlands spreken maar met een man uit het herkomstland trouwen, zouden hun kinderen misschien beter niet in het Arabisch of Berbers opvoeden. Of vindt u het geen probleem als kinderen in het eerste leerjaar nog Nederlands moeten leren?
Charkaoui: Jawel, dat kan inderdaad een probleem zijn. Dat ontkennen wij niet. Maar laat dit nu net een van mijn stokpaardjes zijn: de tweetalige opvoeding. De meeste allochtone ouders willen dat hun kinderen tweetalig worden. Maar ze krijgen nagenoeg geen steun om te weten hoe je dat het beste doet. Bij Kind en Gezin raden ze ouders meestal aan om hun moedertaal te spreken met hun kind, omdat je in die taal het beste een goede affectieve band kunt smeden. Het Nederlands, zo horen ouders vaak, leren ze wel op school. In de meeste boekjes over tweetalige opvoeding vind je dezelfde adviezen. Scholen wijzen ouders dan weer met de vinger als ze hun moedertaal gebruiken. Wij pleiten ervoor om ouders veel actiever te helpen bij die tweetalige opvoeding. Kind en Gezin moet zeggen dat een kind ook voldoende stimulansen moet krijgen in het Nederlands vóór het naar school gaat. Waarom wordt daar geen grootscheepse informatiecampagne over opgezet?
Zou het ook niet beter zijn als minder mensen hun partner in het land van herkomst zouden zoeken?
Charkaoui: Het staat iedereen vrij om te huwen met wie men wil. Maar ook daarover kan de overheid toch een informatiecampagne opzetten? Om mensen bewust te maken van de mogelijke nadelen ervan, bijvoorbeeld. In plaats van onmiddellijk naar wettelijke middelen te grijpen zoals het verhogen van de leeftijd waarop men een partner uit het thuisland mag halen. Wij zijn toch een liberale maatschappij: als wij willen dat mensen hun gedrag veranderen, beginnen wij met sensibiliseren en communiceren. Pas als dat onvoldoende helpt, zoeken we naar manieren om te bestraffen. Voor men een rookverbod invoert in de horeca, heeft men jarenlang campagnes gevoerd om het roken te ontmoedigen. Als het over autochtonen gaat, sensibiliseert men voor men bestraft. Bij allochtonen slaat men die sensibilisering over.
Kennelijk is het soms moeilijk om allochtone doelgroepen te sensibiliseren. Op een infodag aan de K.U.Leuven daagden ooit welgeteld nul geïnteresseerden op.
Charkaoui: Men doet te weinig inspanningen om de doelgroep goed af te bakenen en de beste kanalen te kiezen. Alweer: bij autochtonen vindt men het normaal om die vragen te stellen en trekt men de nodige middelen uit om aan gerichte marketing te doen. Het zou een veel beter plan zijn mochten universiteiten bijvoorbeeld aanwezig zijn op de activiteiten van de vele zelforganisaties, dan zouden ze hun doelgroep meteen rechtstreeks bereiken. Daarover wordt te weinig nagedacht. Wij willen van onderuit, vanuit de zelforganisaties, mee helpen pushen aan de participatie, aan de emancipatie. Zoals de vrouwen en de arbeiders dat bijvoorbeeld ook hebben gedaan. Wij willen niet geëmancipeerd wórden, wij willen onszelf emanciperen. Wij zijn bereid om kansen te grijpen, als ze ons ook echt worden aangeboden.
Vindt u die strijd vergelijkbaar met die van de vrouwenbeweging?
Charkaoui: Wij spiegelen ons aan hen, zij hebben het voorbeeld gegeven waar je kunt komen als je maar lang genoeg doorzet en doorwerkt. Alleen heeft hun strijd ons ook geleerd dat het lang kan duren. Maar onze ambitie is dezelfde als die van de vrouwenbeweging: evenredige vertegenwoordiging. Wij willen 10 procent, overal. Wij willen vertegenwoordigd zijn aan de universiteit, in de media, in de politiek, onder dokters, advocaten, arbeiders – overal 10 procent mensen van etnisch-culturele minderheden, dat is het doel.
Hoe staat het ondertussen met de discriminatie op de werkvloer?
Charkaoui: Die is nog volop aanwezig. Het is moeilijk om ergens binnen te raken. Maar ook als je ergens binnen bent, heb je nog te maken met discriminatie op de werkvloer.
Het lijkt alsof de meeste mensen, zelfs de meeste politici, die boodschap een beetje beu zijn.
Charkaoui: Zijn ze daar weer met hun slachtoffercultuur? Dat vragen mensen zich dan af, ik weet het. Maar wij promoten helemaal geen slachtoffercultuur. Als mensen bij ons komen klagen dat ze nergens in dienst worden genomen, dan moedigen wij hen aan om te blijven proberen, om niet op te geven. Maar we moeten tegelijk ook zeggen aan de samenleving dat het zo niet verder kan. Onderzoek wijst keer op keer uit hoe diep het racisme in onze maatschappij zit ingebakken. Het kan niet anders dan dat die gevoelens zich vertalen op de arbeidsmarkt. Dat geven vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties achter de schermen trouwens ook toe. Wij zullen nooit zeggen dat discriminatie het enige probleem is, wij zullen altijd toegeven dat er ook heel veel mensen van goede wil zijn. Maar het beleid moet ingrijpen. Zeker nu blijkt dat de werkloosheid bij allochtonen dubbel zo snel stijgt. Men neemt allochtonen in dienst als men echt geen andere keuze meer heeft. Daarom zitten velen onder hen in zwakke en kwetsbare statuten, waardoor ze in een crisis de eerste slachtoffers zijn.
Wat is uw belangrijkste vraag voor de volgende Vlaamse minister-president?
Charkaoui: Maak van het minderhedenbeleid een prioriteit en begin er niet aan een paar weken voor de verkiezingen. Formuleer een ambitie, maak een inhaalbeweging en trek al uw ministers mee, elk op hun terrein. En geef ons als stem van de minderheden een actieve rol. Zorg ervoor dat de zelforganisaties hun werking kunnen professionaliseren, want nu hangen ze nog te veel af van vrijwilligerswerk. Geef ons, kortom, de nodige instrumenten om werk te maken van een actief en positief minderhedenbeleid. Creëer een trendbreuk.
Geef eens een voorbeeld van zo’n mogelijke trendbreuk?
Charkaoui: Als je kijkt naar het plan Vlaanderen in Actie van Kris Peeters, dan gaat het over internationaliseren, en ook wel over de participatie van etnisch-culturele minderheden. Maar de reflex die niet wordt gemaakt, is dat meertaligheid in de eerste plaats een troef is, en geen gebrek. Met al die talen die in Vlaanderen worden gesproken, kunnen we vast iets doen om onze economie te stimuleren, om internationale netwerken op te bouwen… Die link wordt te weinig gelegd. Men bekijkt etnisch-culturele minderheden nog te veel als mensen die iets te kort hebben, in plaats van als mensen met bijzondere troeven.
In Knack heeft Kris Peeters begin dit jaar toegegeven dat hij meer inspanningen moet doen om mensen van allochtone origine in dienst te nemen bij de overheid.
Charkaoui: Hij zou inderdaad het voortouw moeten nemen. En dat moet niet alleen bij de overheid, maar ook in de hele gesubsidieerde sector. En bij bedrijven die overheidsopdrachten binnenhalen. Men moet subsidies en opdrachten mede afhankelijk maken van een diversiteitstraject. De Vlaamse overheid zou streefcijfers moeten hanteren, zeer concreet, uitgesplitst naar sector en regio. Alleen dan kunnen de mensen die zo’n plan moeten uitvoeren echt worden geresponsabiliseerd. Elke minister kan voor zijn departement en sectoren inspanningen doen. De enige die dat de afgelopen jaren echt gedaan heeft, is minister van Cultuur, Jeugd en Sport Bert Anciaux.
Streefcijfers, dat betekent: positieve discriminatie?
Charkaoui: Die term gebruiken wij liever niet, wij hebben het liever over positieve acties. Bij gelijkwaardigheid zou men moeten kiezen voor de persoon met een etnisch-culturele achtergrond. Wij moeten een inhaalbeweging maken, er is geen alternatief meer. In Nederland heeft men een tijdje met quota gewerkt, om ze na verloop van tijd – als de doelstellingen waren gehaald – weer af te bouwen. Maar zulke streefcijfers moeten deel uitmaken van een ambitieus verhaal met resultaatsverbintenissen. Zolang het vrijblijvend is, heeft het geen zin.
In het huidige politieke klimaat, dat almaar rechtser wordt, ligt het niet voor de hand om uw ambities in beleid te vertalen. Geen enkele politicus zal dat durven.
Charkaoui: Ik ben mij ervan bewust dat onze voorstellen tegen de tijdgeest ingaan. Maar er is geen andere keuze. Wij moeten beseffen dat we allemaal in dezelfde boot zitten. Nu redeneert men nog te vaak alsof alle autochtonen in dezelfde boot zitten, en mensen van allochtone origine in een soort roeibootje daarnaast. Maar zo is het niet. Wij moeten de maatschappij anders leren bekijken. Al die maatregelen die wij vragen, zijn niet nodig voor die arme sukkelaars van allochtonen die ocharme te weinig kansen krijgen. Nee, die maatregelen zijn nodig omdat in een gezonde maatschappij iederéén moet meewerken. In het algemeen belang, niet alleen in het belang van de minderheden. En we moeten van al die verplichtingen af. Verplichte inburgeringscursus, verplichte taalcursus, verplichte engagementsverklaring… De meeste politici zijn toch tegen betutteling. Wel, al die verplichtingen, dát is pas betuttelend.
Tot slot: het debat over etnisch-culturele minderheden gaat hoe langer hoe meer over de islam. Stoort dat u?
Charkaoui: Niet alle minderheden zijn daar gelukkig mee. Vroeger sprak men alleen over de Turken en de Marokkanen, vandaag alleen maar over moslims. Dat vinden de niet-moslims niet leuk, maar ook de moslims niet. Omdat op die manier hun belangrijkste problemen niet meer worden erkend. Het is ook vreemd, vind ik. Aan de ene kant verwijt men moslims dat ze geen onderscheid kunnen maken tussen politiek en religie, dat ze te veel moslim zijn en te weinig burger. Maar aan de andere kant worden die mensen ook voortdurend alleen maar aangesproken op hun religie. Wij proberen een beetje hygiëne aan te brengen in dat debat, maar ik geef toe: ook dát is roeien tegen de stroom in.
DOOR JOëL DE CEULAER / foto filip naudts