‘Wij waren steeds meer elkaar geworden’
Schrijfster Maryse Wolinski was 44 jaar getrouwd met Georges Wolinski, een van de tekenaars van Charlie Hebdo die op 7 januari in Parijs werden vermoord. Een gewelddadig einde van een leven dat al zo tragisch was. ‘In het mortuarium zag hij er prachtig uit. Een enorm geluk voor mij, de anderen waren veel minder toonbaar.’
Ze was een van de laatsten die hoorden wat er was gebeurd. Schrijfster Maryse Wolinski (Algiers, 1943) had die zevende januari net een vergadering bijgewoond en haar mobiel uitgezet. In de taxi op weg naar huis bleek opeens iedereen te willen weten hoe het ging met Georges. ‘Waarom wil iedereen opeens weten hoe het met mijn man gaat?’ zei ze tegen de taxichauffeur. ‘Georges was van huis gegaan. Ik ga naar de krant, had hij geroepen. Waar werkt uw man dan, vroeg de taxichauffeur. Bij Charlie Hebdo zei ik. En hij: maar weet u niet wat er daar aan de hand is?’
Ze wilde naar de redactie, maar dat kon niet, alles was afgezet. Ze belde haar schoonzoon, de man van hun dochter Elsa. Hij raadde haar aan naar huis te gaan. Een uur later werd ze gebeld: Georges was vermoord met een kalasjnikov, door jihadi’s.
‘Ik denk’, zegt ze in het behaaglijke appartement aan de Boulevard Saint-Germain, ‘dat hij geen pijn heeft geleden. Hij heeft twee kogels in zijn borst gekregen. Een bevriende arts legde me uit dat het zo snel gaat dat je het niet voelt. Hij kan ook al dood zijn geweest voor ze op hem vuurden, een hartaanval hebben gekregen van de herrie die ze maakten voor ze binnenstormden. Dat hou ik me tenminste graag voor, het idee dat hij heeft geleden is onverdraaglijk.
‘In het mortuarium zag hij er prachtig uit, een glimlach op zijn gezicht, hij leek wel twintig jaar jonger. Een enorm geluk voor mij, de anderen waren veel minder toonbaar.’
De broers Kouachi maakten een einde aan een verbintenis van 47 jaar, 44 jaar waren ze getrouwd. ‘Ons leven was vooral rond Georges georganiseerd. Ik heb nauwelijks iets anders gekend, ik was net 22 geworden toen ik hem ontmoette. Wij waren steeds meer elkaar geworden: hij was mijn mentor, mijn gids in het leven, stimuleerde me te gaan schrijven. Nu moet ik het doen zonder zijn blik die me geruststelde en beschermde. Op de laatste ochtend van zijn leven kwamen wij elkaar tegen in de keuken, ik had erg slecht geslapen. Maar hij zei dat ik er prachtig uitzag.
‘Het is zo vreemd en intens verdrietig: een paar dagen geleden ging het op de radio over de aanslag naar aanleiding van de aanhouding van een aantal helpers van de daders. De toon waarop het wordt verteld is die van de voltooid verleden tijd. De aanslag is nu, iets meer dan twee maanden later, al zo heel erg geschiedenis geworden.
‘Vreemd is ook dat Georges net zo gewelddadig aan zijn einde is gekomen als zijn vader. Siegfried Wolinski was een Poolse Jood die in Tunesië, waar Georges tot zijn tiende woonde, een smederij had. Hij was twee toen zijn vader werd doodgeschoten door een net ontslagen werknemer, een Italiaanse communist.’
Geen Jood, geen communist
Maryse zag hem voor het eerst in 1968 bij de krant Journal du Dimanche waar zij, een katholiek meisje uit het zuidwesten van het land, stage liep. Wolinski, ‘Wolin’ voor vrienden, was op dat moment al een gevestigde naam, voor de JDD maakte hij een wekelijkse tekening voor de voorpagina die hij op de redactievergadering kwam presenteren. ‘Hij kwam binnen met een map onder zijn arm en met zijn dochtertjes. Zijn vrouw was twee jaar eerder omgekomen bij een auto-ongeluk, hoorde ik van iemand die naast mij zat.’
‘Ik protesteer’ stond er op de tekening die hij toen tevoorschijn haalde, maar waartegen hij wilde protesteren weet zij niet meer.
Maryse was onder de indruk van de elf jaar oudere Georges, van het tafereel in de redactievergadering, van zijn professionele succes ook. Perstekeningen waren tot dan toe meestal nog stijve karikaturen van politici, Wolinski was een van de eersten die de tijdgeest, de samenleving en vrouwen op de korrel namen. Maryse was onder de indruk ook van zijn vrienden, zij kende eigenlijk alleen studenten.
Zij droeg nog lange plissérokken, maar die werden vanwege Georges snel vervangen door hele korte creaties van Mary Quant. ‘Als ze door de knieën ging, kon ik haar jarretelles zien’, vertelde hij later.
In alles was Georges het tegendeel van wat haar ouders verwachtten. ‘Mijn moeder had gezegd dat ze nooit een Jood of een communist als schoonzoon zou willen hebben. Georges was Joods en verkeerde in extreemlinkse kringen. Mei 68, toen het Frankrijk van de oude president De Gaulle op zijn kop werd gezet, was net achter de rug en hij had zich flink geroerd. Hij woonde in het huis van een oom van zijn stiefvader, hij was tegen elke vorm van bezit, beweerde hij. Alleen ik, zijn kleine blonde meisje, was van hem, maakte hij duidelijk.’
‘Mei 68 is in alles bepalend geweest voor ons leven. Voor mij was het ook tijd om een eigen weg te kiezen, ik kwam niet voor niets met Georges aanzetten. Mijn moeder was trouwens snel verkocht toen ik hem thuis had voorgesteld.’
Ze trouwden. ‘In mijn huwelijksmand zaten twee kleine meisjes, zijn humor, onze idealen en de seksuele revolutie.’ Het bleek veel moeilijker dan ze had gedacht. ‘Ik was verliefd, ik wilde alleen met Georges zijn maar dat kon natuurlijk niet, er waren kinderen die ’s ochtends vroeg op moesten staan om naar school te gaan. Daarbij wilde ik een carrière, ik dacht me aan de heerschappij van mannen te kunnen ontworstelen door zelfstandig te worden, ik wilde geen kind. Met Georges kreeg ik er gelukkig toch een, Elsa.’
Met de dochters van Georges bleef de verhouding altijd gecompliceerd. De oudste, Natacha, vertrok met slaande deuren, de tweede verliet het huis ook. Natacha schreef een paar jaar geleden een boek over de moeder die ze nauwelijks heeft gekend. Maryse wordt er niet één keer in genoemd. ‘Papa is hertrouwd’, merkt de dochter alleen ergens op.
‘Nu is het oorlog. Ik ben de testamentaire erfgenaam, maar zij zouden ook graag iets te zeggen hebben over de nalatenschap. Die bestaat uit 15.000 tekeningen en de rechten op zo’n honderd boeken. Er zijn nu mensen die een film willen maken over zijn leven of die oude toneelstukken van hem willen opvoeren.’
Radical chic
In de wereld van Charlie Hebdo, militant atheïstisch en uiterst links, heeft Maryse zich nooit thuisgevoeld. ‘Met Georges deelde ik dezelfde waarden; tolerantie, respect, vrijheid, gelijkheid. Maar ik was veel minder links, ik ben eerder liberaal. Op het gebied van politiek, religie of seks waren wij het eigenlijk zelden eens. Bij Charlie kwam ik nooit over de vloer, ik keek er ook nooit in.’
Maryse staat op om de post-it-boodschappen te laten zien die Georges overal voor haar achterliet. Op de briefjes staat wat hij heeft gedaan of van plan is te doen, altijd gevolgd door een gepassioneerde liefdesverklaring. ‘Een vriendin vroeg een keer of Georges te koop was, ze vond de briefjes zo lief.’
In zijn werkkamer is alles nog precies zoals het was: Maryse haalt een potlood uit een doosje en legt het terug op de tekentafel waar zijn laatste tekening – niet af – nog ligt. Een van haar kleinkinderen heeft het potlood waarschijnlijk even gebruikt, denk ze. De boekenkasten puilen uit met werken van collega’s uit binnen- en buitenland. ‘Georges wist alles van de geschiedenis van de strip en de karikatuur.’
Op de schouw onder de spiegel van de werkkamer van Georges ligt een houten sculptuur in stripstijl van een negerin met enorme billen, aan de muren prijken Amerikaanse superheldinnen en veel eigen werk, zoals een tekening van Maryse ’s ochtends aan het ontbijt in open badjas met krulspelden.
Op de gang hangen enkele schilderijen van Georges en een zelfportret waarop hij glunderend in smoking en sigaar op een bank zit, terwijl zo’n vijftien naakte meisjes om hem heen krioelen. Een knipoog naar zijn status als icoon van de Parijse radical chic: Georges bleef opmerkelijk lang een bewonderaar van Fidel Castro maar reed in een Jaguar, was dol op Cartier-horloges, kasjmiertruien, de betere Bordeauxwijnen en lekker eten. Ondertussen tekende hij voor iedereen: van het communistische dagblad l’Humanité tot Paris Match en reclamecampagnes. ‘Ik haat rijken, maar ik hou van geld’, zei Georges over de kloof in zijn leven tussen theorie en praktijk. En: ‘In mei 68 deden we ons best niet te worden wat we nu zijn.’
Ranzig
Aan zijn ongecompliceerde seksisme heeft Maryse altijd een hekel gehad. In een boek uit 2011 over haar relatie (Georges, si tu savais, Georges, als je eens wist) vertelt ze over een reis naar Amsterdam, waarbij ze op hem rekende als bevlogen gids bij Vermeer en Rembrandt. Maar de reis begon met een bezoek aan een live seksshow, een toen nieuw fenomeen. Haar lust verdween voor langere tijd, net als eerder na een mislukt experiment met een trio in Parijs waarmee zij tot haar grote spijt had ingestemd. ‘Door je waardering voor zoiets ranzigs werd je in mijn ogen medeplichtig aan vrouwenonderdrukking’, noteert ze in het boek. ‘Na de subtiliteiten van de chemie van de verliefdheid, brak de tijd van kunstmatige opwinding aan.’
‘Ik ben altijd een feministische activiste gebleven, Georges vond het heerlijk misogyne tekeningen te maken. Dat was geen maniertje, geen kwestie van het hoog houden van een imago, hij vond het echt leuk. Hij probeerde veel tekeningen op mij uit, maar als het om seksistische plaatjes ging, liet hij dat achterwege. De laatste tijd heb ik vaak gezegd dat hij ook hopeloos uit de tijd was met zijn machograppen. Tegelijk was hij ook de meest fallocratische feminist die je je kunt voorstellen, hij bedoelde het niet verkeerd.’
Zelf was hij zich ervan bewust dat de tijden waren veranderd. ‘Wolinski, de jaren zeventig zijn voorbij!’ roept een mannetje dat hem staande houdt in een autobiografisch werk. ‘Je ziet nu overal pikken en billen, zelfs in de vrouwenbladen. Wat jij doet, kan echt niet meer.’
Het niet met elkaar eens zijn is een voorwaarde voor een goed huwelijk, weet Maryse zeker. ‘Ik ben het niet eens met Saint-Exupéry die zei dat liefde betekent dat je in dezelfde richting kijkt.’
Daarbij is het van levensbelang ‘de begeerte te ensceneren’. Na een analyse van de redenen waarom een bevriend paar niet bij elkaar bleef, besloot zij Georges voor te stellen voortaan apart te slapen. ‘Het op elkaars lip leven, verdrijft de lust op den duur uit elke slaapkamer. Door apart te slapen, kun je je liefdesleven nieuwe impulsen geven. Wij spraken af dat hij zijn bureau zou laten uitbouwen met een slaapkamer zodat het een echte jongenskamer zou worden. Hij kon er al zijn spullen kwijt: zijn verzameling erotische boeken, het Zweedse dekbed waar hij zo aan gehecht was. Georges werd enthousiast van het idee, maar tegen de avond betrok zijn gezicht. Ik stelde hem gerust dat hij mijn voetstappen kon horen als ik naar hem op weg zou gaan.’
Zonder problemen verliep het daarna niet. Er volgden buitenechtelijke relaties, maar het huwelijk hield stand. Amour kan uiteindelijk rijmen op toujours, concludeert Maryse.
Drie jaar geleden wijdde de Bibliothèque Nationale een grote overzichtstentoonstelling aan het werk van Georges. In de catalogus zegt Wolinski dat hij gecremeerd wil worden. ‘Ik heb tegen mijn vrouw gezegd: je gooit de as maar in de wc, dan kan ik elke dag je billen zien.’ Op zijn gedenksteen zag hij al de uitspraak van een van zijn Charlie-maten staan: ‘Bij Wolinski denk je dat hij een eikel is omdat hij zo idioot doet, maar eigenlijk is hij echt een eikel.’
Maryse peinst er niet over die wens uit te voeren. ‘Georges moest er zelf vreselijk om lachen, maar ik heb het altijd een belachelijke tekst gevonden, het slaat nergens op. Ik bedenk nog wel iets beters.’
DOOR KLEIS JAGER, FOTO’S STEVEN WASSENAAR
‘Hij was tegen elke vorm van bezit, beweerde hij. Alleen ik, zijn kleine blonde meisje, was van hem, maakte hij duidelijk.’
‘Op het gebied van politiek, religie of seks waren wij het eigenlijk zelden eens. Bij Charlie Hebdo kwam ik nooit over de vloer.’
‘Ik haat rijken, maar ik hou van geld’, zei Georges over de kloof in zijn leven tussen theorie en praktijk.