‘Terug naar de natuur! Ik ga opnieuw sculpteren.’ Els Dietvorst zet een punt achter tien jaar intens sociaalartistiek werk in de Brusselse stadsjungle, en kiest abrupt voor Ierse rust. Wat is er gebeurd?
Geen vuiltje aan de lucht, op het eerste gezicht. Samen met Dirk Braeckman heeft ze zopas nog het allerlaatste Timefestival in Gent in een boek (Time Is a Book) gegoten, en haar samenwerking met de Kameroense outsider Art-Coeur & Merci (ACM) in een tentoonstelling in het badhuis van het dr. Guislainmuseum. Straks draait ze nog de film Au revoir la Belgique, maar dan is het echt uit. Els Dietvorst vertrekt met haar twee kinderen naar Ierland om er op het platteland dicht bij de zee te leven. Met De terugkeer van de zwaluwen pompte ze jarenlang zuurstof in het kwetsbaarste sociale weefsel van Brussel. Tot dertig migranten en andere vreemde vogels werden acteurs in dit laagdrempelige en gevarieerde artistieke project. Dietvorsts engagement was totaal: ‘Ik ging met hen naar een advocaat als er problemen waren, ze mochten bij mij op de bank slapen als ze geen dak boven hun hoofd hadden.’ Uit het gesprek blijkt dat de ‘Zwaluwen’ tegen de muren aan gevlogen zijn, en dat ook andere illusies onderweg zijn gesneuveld.
Maar sculpteren en tekenen, haar natuurlijke roeping, dat is ze al die tijd blijven doen. Zij het soms op een lager pitje.
In 1997 hadden we een kerstgesprek, toen u met Veronika Pot een lemen toren bouwde in de Brusselse Anneessenswijk.
ELSDIETVORST: Met de blote handen, een acht meter hoge toren, waar je van bovenuit in kon kijken. We speelden een spel met het poreuze en organische van leem, en met het robuuste, het koesterende ook – zoals wijn bewaard wordt in de schaduw en de warmte. Je kon onze sculptuur zien als een plaats om in te schuilen, als hij tenminste in een natuurlijke omgeving had gestaan.
Er lag niets in de toren, er werd niets gekoesterd.
DIETVORST: Je kon erin vallen, en dan blijven liggen.
De sculptuur die u toont in het badhuis van het Gentse dr. Guislainmuseum doet eraan terugdenken.
DIETVORST: Hij is niet van leem maar van hout. Recuperatiehout dat mensen weggooien. Ik sprokkel het sinds jaren. In Brasschaat trok ik met Veronika naar het stort om hout te recupereren en er sculpturen mee te maken. We toonden ze in een bos, onze eerste tentoonstelling. Je kwam ze tegen op een wandeling tussen de bomen. We werkten met hout, aarde en paardenstront, voor we leem ontdekten.
De sculptuur in Guislain maakte u samen met Art-Coeur & Merci (ACM), een Kameroense outsider en zwerver. U gaf hem onderdak en maakte een film met en over hem, A Walk with ACM, ook te zien in het Guislain.
DIETVORST: Het is een gezamenlijke constructie. Ik wil altijd een dialoog en een confrontatie aangaan. Ik heb geprobeerd om in de wereld van ACM te komen, zijn wereld en de mijne te delen, al zijn ze nog zo verschillend. Zijn artistieke werk is een droom, want hij kent de beslommeringen van onze maatschappij niet. Van geld trekt hij zich niets aan, hij is vrij en leeft zoals Jean-Jacques Rousseau in Les rêveries du promeneur solitaire beschrijft: leven van het ene moment in het andere, zonder enig streefdoel. Er worden bestsellers geschreven over hoe te Leven in het Nu, maar ACM brengt dat elke dag gewoon in de praktijk, op een bijna boeddhistische manier. Ik bewonder dat.
Hij drukt zich spontaan uit en heeft een wat kinderlijke kijk op de dingen. Hij wou een kerststal in de sculptuur, maar dat hebt u afgehouden. Geen os, geen ezel, geen kerstkind?
DIETVORST: Ook de kerstlichtjes heb ik verdoezeld. Je ziet ze wel, maar niet als in een echte kerststal, het is alsof ze onder de ijsschotsen zitten. Vooraan is de sculptuur volledig gesloten, achteraan open. De symboliek daarvan is dat hij zijn wereld weliswaar afschermt, maar toch een opening laat. Als je rondom wilt lopen, kijk je in iemands ziel. Hij wou de binnenkant helemaal wit, met een kerststalletje erboven. Dat wilde ik niet. De sculptuur staat sterker zonder ezel, os en het Jezuskind. Ik maakte trapjes, omdat hij naar een nirwana neigt, en zich volgens zijn religie uitverkoren voelt. Ik moest de Bijbel voor hem gaan halen, de vlag van België, de tekst van de Brabançonne en onze grondwet. Daarin staat zwart op wit het recht op leven voor iedereen geschreven. ACM voelt zich daardoor gesterkt om hier te blijven. Hij praat niet over God, meer over sorcières. Heel Afrikaans, het vermengen van hekserij en religie. Hij praat met de geesten van zijn nabestaanden. Voor hem bestaat er een heel andere, mystieke wereld dan de onze. Ik ben niet religieus. Ik weet niet of ik atheïst ben. Maar religie heeft ontzettend mooie symbolen en mystieke dingen, die wij kwijt zijn.
Waarom hebt u ACM dan zijn eigen kerststal ontzegd?
DIETVORST: Hij heeft het idee ten slotte losgelaten, en op het eind viel hij over iets anders. Op het lijstje met dingen die ik voor hem moest halen, stond ook een gitaar. En hij zei: ‘Els, je hebt de gitaar niet gehaald, ik kan hier niet meer werken, je moet de tentoonstelling afzeggen.’ Eten of kleren staan nooit op z’n lijstje, gitaarsnaren altijd. Hij verzamelt oude gitaren die hij opnieuw wil besnaren. Ook dát is zijn wereld. Dan liggen al die gitaren daar, en al die snaren, en dat wordt eigenlijk nooit samengebracht.
Zoals in hem ooit iets afknapte, dat nooit kon worden hersteld?
DIETVORST: Hier moet ik gissen, want er zitten gaten in het verhaal. Hij hoorde bij de veelbelovende studenten die Afrika uitstuurde naar Europa. In Mons studeerde hij architectuur, en werkte er zijn eerste kandidatuur af. Dan moet er iets gekanteld zijn. ACM is niet de eerste persoon met psychoses die ik tegenkwam. Ook Baman, de hoofdrolspeler uit de Zwaluwen, was psychotisch. Het moet te maken hebben met een ontzettend sterke gevoeligheid. Denk aan de mooie documentaire Nick Drake – A Skin Too Few. Iemand die de druk niet aankan en geflipt is.
Heeft ACM zich volledig teruggetrokken?
DIETVORST: Hij leeft op een stukje grond dicht bij de stad, maar hij kent alles van de vogels, alles van de natuur. Hij leeft in de wereld die hem omringt, maar niet met de mensen. In zijn ogen zijn wij volledig verloren: wij kunnen onze kinderen niet meer onder controle houden, wij zijn op geld en macht belust, wij kijken niet meer naar elkaar om, wij helpen elkaar niet meer, wij sluiten voortdurend ramen en deuren, wij zijn de lost children. Soms zegt hij: ‘Els, beseffen jullie niet wat jullie aan het doen zijn? Dat is hier een ravage. Ik zou hier geen kinderen kunnen opvoeden.’ Misschien heeft hij gelijk.
In uw filmdocument A Walk with ACM beweert iemand dat de politie diverse portefeuilles en identiteitspapieren aantrof in zijn barak. Hebt u hem nooit gewantrouwd?
DIETVORST: Ik? Nooit! Er is nog iets anders wat wij ook verloren hebben: intuïtie. Voor ik kinderen had, heb ik veel wereldreizen gemaakt. Het enige wat ik daarbij nodig had, was intuïtie. Hoe ver kon ik wandelen? Met wie kon ik in een auto stappen en met wie niet? Ik had alleen mijn intuïtie. Ik had op veilig kunnen spelen, maar ik heb vaak risico genomen. Ik ging maar één keer in de fout, en dan nog om een hele onnozele reden. Er zit niets slechts in ACM. Dat zie je aan zijn hele manier van zijn.
U was wel erg onder de indruk?
DIETVORST: De outsider heeft me altijd geïnteresseerd, altijd. Ik vind het Guislain een fantastisch museum. Ik voel me er ook in thuis. Waarom? Omdat het iets ongeremds heeft. Ik vind hetzelfde terug in Geel, waar ik veel workshops deed, meewerkte aan het Yellow-project van Jan Hoet. Het ongeremde, reden waarom ik ook graag kinderworkshops geef. Daarbij hoef ik me niet af te vragen of het werk conceptueel goed zit, welke prijs erop moet worden geplakt, of het naar de galerie moet, of de galerie het zal accepteren. Werken zonder een markt, zonder een historiek, dat is fantastisch natuurlijk. Dankzij ACM heb ik een tekst geschreven waarin ik me volledig liet gaan (Ik ga naar de kippen, nvdr). Vroeger zou ik me altijd hebben afgevraagd wat de anderen er wel van zouden denken. Nu liet ik mij alleen leiden door de noodzaak van het creëren. En door de stem van de natuur. Ik had vroeger een immense liefde voor de natuur, die ik in de stad heb verloren. Zonder ACM, die me terughaalt naar de natuurlijke manier van zijn, was ik volledig verloren gelopen.
Was het een weloverwogen stap toen u twaalf jaar geleden Brussel opzocht en de Anneessenswijk in Brussel als favoriet werkterrein verkoos?
DIETVORST: Iemand omschreef me eens als de meest onconceptuele kunstenaar ooit. Bij mij staat iets nooit louter in dienst van een idee. Ik leef, stap ergens in, omdat ik het moet doen. Ik kwam in de stad en kon er geen hout sprokkelen, eigenlijk ook geen lemen sculpturen bouwen. Hoe kon ik hier als kunstenaar functioneren? Toen kwamen de Zwaluwen.
Dat waren de migranten die u oppikte en liet aantreden in audities, optredens, soirees, performances, video’s en films.
DIETVORST: De Zwaluwen werden gedragen door de gedachte aan een terugkeer naar de warme plaatsen, naar de geborgenheid. De meesten onder hen kwamen dan ook van een warme plaats. Uit Marokko en zwart Afrika, uit Iran, warme oorden waar de zwaluwen huizen. En dan kwamen ze naar hier, naar Brussel. Vroeg je hen of ze terugwilden, dan antwoordden de meesten ja. Die hunkering naar hun thuis, hun geborgenheid.
Ze waren amper aangekomen…
DIETVORST: … in shock. Het paradijs bestaat niet, ontdekten ze hier dan. Ik leid dat af uit het lot van een aantal Zwaluwen die ik nu nog zie. Baman uit Iran, die na tien jaar opnieuw in het daklozentehuis verzeilde, waar hij bij zijn aankomst ook zat. Hij was een uitstekende lasser, maar bood zich overal vergeefs aan om werk te vinden. Caroline, een actrice die met mij samenwerkte voor de Zwaluwen, heeft hem geadopteerd. De Tsjetsjeense die me af en toe helpt, kan nergens als kinderopvoedster aan de slag, hoewel ze de vereiste diploma’s heeft. Helio, de danser uit Kaapverdië die de rol van ACM speelt in mijn film As Long as the Blackbird Sings en bij Rosas studeerde, kon hier geen appartement vinden. Guy Gypens, artistiek directeur van het Kaaitheater, nam hem onder zijn hoede. De multiculturele maatschappij is een fabel als de regering de dingen niet op de voet volgt. We hebben ons daarin vergist. Ook in de kunst hebben we de illusie gewekt dat we multicultureel leven. Maar we leven helemaal niet multicultureel. In mijn eigen kring heeft niemand een Marokkaan als vriend. Iedereen blijft in zijn eigen wereld. De Zwaluwen zijn tegen de muren aan gevlogen.
Ook de tussenstedelijke ruimte hebt u verkend. Met de vzw Firefly werkte u een project uit rond de N6, de steenweg van Brussel naar Bergen. De deelnemende kunstenaars legden hun reisindrukken vast in artikelen, foto’s, video’s en films, die begin dit jaar werden voorgesteld.
DIETVORST: Ikzelf heb het traject wandelend afgelegd. De N6 is louter een doorrijstraat geworden, waar alles davert en de mensen in de achterkant van hun huis wonen. Het is een straat waar geen sociale relaties worden opgebouwd. Iedereen stapt uit zijn huis in de auto, springt op de bus. Praten, buiten zitten, gebeurt niet meer. Het was voor ons kunstenaars emotioneel een heel zwaar project, omdat het een straat is die zoveel in je gezicht gooit. Niet alleen fysiek, op het moment, maar universeel: is het dit waar we naartoe gaan, sociaal en urbanistisch? Een puinhoop.
Hebt u nergens eilandjes van rust ontdekt?
DIETVORST: Ik heb ze ontdekt, want uiteindelijk ben je op zoek naar een moment van schoonheid, een rustpunt, plaatsen waar je je kunt nestelen. Ik heb ze gevonden maar ze lagen niet langs de N6, ze lagen er een eind van af. Een prachtig kerkhofje, helemaal overwoekerd. Een camping vol stacaravans, totaal verlaten.
Geen mensenkernen?
DIETVORST: Cafés. De enige die hun deuren nog niet hadden gesloten, en waar je nog geborgenheid vond, lagen naast een kerkhof of een kerk. Het café waar ik altijd afspreek, ligt aan het begin van de chaussee. Een Turks café waar de tv aan staat en er bij een koffie samen wordt gekletst. Verderop begint een heel moeilijk stuk, waar amper wordt geleefd en de industrie het heeft overgenomen van de natuur. Daar vind je omzeggens niets.
Ook geen zwerfhonden?
DIETVORST: Ratten! Bruggen, met daaronder dakloze mensen die er hun nest bouwen. Wanneer je dan Wallonië binnenkomt, krijg je stukken dorp die bijna afgesneden zijn. Waar ik mensen buiten bij hun huis aantrof, vroeg ik: ‘Mag ik bij u naar het toilet gaan?’ Ik was de vreemde. Vroeger kregen de pelgrims op hun omzwervingen een rijke maaltijd aangeboden. Maar nu? Auto’s stopten en er werd van alles naar mij geroepen. In Los Angeles, een stad van auto’s waar alleen prostituees over straat wandelen, had ik het meegemaakt. Maar ik wist niet dat het hier ook zo was. Als ik Brussel uitwandel, word ik als levend wild bekeken. Dat was voor mij een totaal nieuwe ervaring. Er heeft mij nooit iemand gevraagd: ‘Heb je hulp nodig?’ ‘Moet je water hebben?’ Iemand had iets kunnen aanbieden.
Dat komt ervan als je per se buiten het systeem wilt werken.
DIETVORST: Aan het systeem ontsnappen! Vrij. Werken zoals ACM, die zijn kunst in de vorm van brieven naar mij en een aantal mensen stuurt, en niet met de wereld communiceert. Vrij. Zoals Orla (Orla Barry, kunstenares en vriendin van Dietvorst, nvdr) toen ze haar eerste kaartjes uitdeelde…
De persoonlijke boodschappen die ze ongezien in de zakken van de mensen stopte.
DIETVORST: Ja. Ik geloof in dat soort kunst, meer dan in de grote aha’s. Ik voel me daar veel beter bij. Met Time hebben we dat geprobeerd.
Het laatste Timefestival, onlangs in Gent. Met medecurator Dirk Braeckman maakte u er een boek van en geen festival. Time Is a Book.
DIETVORST: Time, als een boek om te koesteren. We wilden er twee jaar in stilte aan werken, zonder dat iemand het wist. We wilden er nog langer mee bezig zijn, en nog meer communiceren met de kunstenaars die we voor het boek hadden gevraagd. Dirk en ik hadden het boek het liefst van hand tot hand doorgegeven, zodat het zo zijn eigen leven ging leiden. Zonder een feest met negenhonderd man, zonder bookshop. Het systeem – een raad van bestuur, een orgaan, de subsidieverleners – heeft ons niette-min gedwongen om het te etaleren, te presenteren als iets bombastisch. Dat was een grote les voor ons. Het is in deze wereld zeer moeilijk om iets te koesteren, om iets op een kleinschalige, organische manier te laten gebeuren. Dat wordt niet meer gepikt. Het wordt meteen als een aanval gezien.
En nu laat u de koude drukte achter en gaat u in Ierland wonen?
DIETVORST: Ik ga nu terug naar de natuur, en ga meer dan waarschijnlijk opnieuw sculpturen maken. Ik beschouw Brussel als een détour die ik heb moeten maken.
U had het hoofdstuk kunnen overslaan.
DIETVORST: Ik had het kunnen overslaan, maar ik ben iemand van extremen. De totale terugtrekking of de volledige over-gave. Ik heb mij in de stad gegooid. Tien jaar Brussel had ik nodig om beter te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Hoe leven wij, sociaal, hoe verhoudt de stad zich tot de wereld buiten? Ik heb het gezien, ik heb het fysiek ervaren, ik heb er werk van gemaakt, en ik denk: nee, dat is niet wat ik wil, niet voor mijn kinderen, niet voor mezelf. Ik ga terug naar de oorsprong.
DOOR JAN BRAET / FOTO FRANKY VERDICKT
‘Werken zonder een markt, zonder een historiek, dat is fantastisch.’