Het sociaal overleg, dat in ons land een sterke en lange traditie heeft, verzuurt steeds meer. Zowel in de privésector als in de publieke sector. De federale regering probeert haar ambtenarij te moderniseren, onder meer door nieuwe loopbaanregels en een gelijkschakeling van contractuele en vast benoemde ambtenaren. Aan ‘één statuut voor privé en overheid’, waarvoor topambtenaren Fons Leroy en Frank Van Massenhove verderop in dit blad pleiten, wordt helemaal niet gedacht. Maar de vakbonden staan wel hard op de rem. De stelselmatige afslanking van de overheidsdiensten wordt deze week aan de kaak gesteld tijdens een nationale betoging. Net als enkele kleinere maatregelen van staatssecretaris voor Ambtenarenzaken Hendrik Bogaert (CD&V), die doorgaans eerst een politiek draagvlak in de regering zoekt en pas daarna onderhandelt. Voor hem worden het harde noten om te kraken.
In de privésector is het stadium van staken en betogen nog niet bereikt. Maar als er straks in het dossier van de harmonisering van de statuten van arbeiders en bedienden een beslissing moet vallen – het Grondwettelijk Hof heeft 8 juli als deadline gesteld – is de kans groot dat het ook die richting uitgaat. De socialistische bediendevakbond is al gestart met de opwarming van zijn achterban.
Toen Gilbert De Swert in 2006 met (brug)pensioen ging als hoofd van de studiedienst van het ACV zei hij in Knack dat het overleg tussen de topmensen van de werkgeversorganisaties en vakbonden reeds in 1975 ‘voor onbepaalde tijd met ziekteverlof’ gestuurd was.
Vanaf de nieuwe wet op het concurrentievermogen die de regering-Dehaene in 1996 invoerde, vergleed dat overleg volgens De Swert naar ‘een permanent gevit en gemarchandeer’ over loonkosten en loonnormen. De tweejaarlijkse centrale loonakkoorden voor de privésector bleken niet meer te kunnen worden gesloten als een derde partij, de re- gering, ze niet financierde met lastenverlagingen en hogere sociale uitkeringen. En zelfs dan kreeg in de afgelopen twintig jaar de ‘Groep van Tien’ (ver- tegenwoordigers van vakbonden, ondernemers, zelfstandigen en Boerenbond) drie keer geen algemeen fiat voor haar moeizaam bereikte afspraken. Tussendoor was het ook de regering-Verhofstadt II die de knopen rond het Generatiepact van 2005 doorhakte.
Voor 2013-2014 zal er in de privé- sector evenmin een centraal kader voor de onderhandelingen in de sectoren en bedrijven zijn. Met haar beslissing om de lonen minstens twee jaar te bevriezen, heeft de regering-Di Rupo de contouren al vastgelegd. De sociale partners zijn daarom overgeschakeld op deelakkoorden. Een regeringsenveloppe van ongeveer 800 miljoen euro hebben ze uitgesmeerd over een lastenverlaging voor de werkgevers, een verhoging van de laagste uitkeringen en hogere minimumlonen. Voorts is er een consensus over een versoepeling van de arbeidstijd (meer overuren, korte en lange werkweken, schoolbelcontracten, enzovoorts).
Maar meer dan een voorlopig karakter hebben deze afspraken niet, want de regering wil er haar zeg nog over hebben. Zo krijgt in het sociaal overleg steeds meer het principe de bovenhand dat wie uitdeelt, ook diegene is die beslist.
Deze evolutie hebben de sociale partners grotendeels aan zichzelf te danken. In plaats van samen in te zetten op een fundamentele modernisering van de arbeidsmarkt, morrelen ze in de marge en lobbyen ze bij de juiste regeringspartijen voor deelbelangen op korte termijn. Omdat hun stand- punten mijlenver uit elkaar blijven liggen, gaat het trouwens nu ook snel die kant uit met de onderhandelingen voor een nieuw werknemersstatuut. Met als gevolg dat niemand echt tevreden zal zijn wanneer de regering dan maar zelf ‘het B-H-V van het sociaal overleg’ zal beslechten.
Patrick Martens is redacteur van Knack.
In plaats van samen in te zetten op een fundamentele modernisering van de arbeids-markt, morrelen de sociale partners maar wat in de marge.