Van 12 tot 28 februari hebben in het Canadese Vancouver de Olympische Winterspelen plaats. Jerke Van den Bogaert is een van de twee alpineskiërs die België vertegenwoordigen.

Volgende week vrijdag – zaterdag Belgische tijd – beginnen in het Canadese Vancouver de Olympische Winterspelen. Voor het alpineskiën stuurt België twee vertegenwoordigers: Karen Persyn uit Rumst en Edegemnaar Jerke Van den Bogaert. Dat mag veel genoemd worden in een land dat meer scheepsliften dan bergpassen telt.

Persyn is 26 jaar en behaalde al verscheidene keren de top dertig in wereldbekerwedstrijden. Ze hoort in Vancouver allerminst bij de favorieten, maar tegelijk was niemand verbaasd dat ze zich voor de Spelen wist te kwalificeren. Dat ligt iets anders voor de 30-jarige Van den Bo-gaert, die zich voor Vancouver plaatste na een heuse thriller. Een selectie voor de Olympische Spelen valt alleen af te dwingen via een reeks topnoteringen in de wereldbeker, wat voor de Belg bijna ondoenbaar was, of door de top 24 te halen op het wereldkampioenschap. En daar voltrok zich in 2009 voor Van den Bogaert een mirakel.

‘Ik had fantastisch geskied, het was zo’n moment waarop alles waar je een leven lang voor traint plots op zijn plaats valt’, vertelt hij over die wonderlijke dag in Val d’Isère, februari vorig jaar. ‘De moeilijkheid van het WK is dat alleen de top dertig van de eerste run mag starten in de finalemanche. Lang zag het ernaar uit dat ik erbij zou zijn, maar uiteindelijk eindigde ik 31e, op amper 47 honderdste van een startbewijs in de tweede run. Ontroostbaar was ik. Tot in die tweede manche plots de ene na de andere concurrent onderuitging. Wie valt en opgeeft in de tweede run verliest zijn klassement van de eerste manche. Ik begon dus op te schuiven in de uitslag zónder een tweede run te skiën. Uiteindelijk zou ik achttiende worden, ruim voldoende voor de kwalificatie.’

En daarom is hij er dus bij in Vancouver. Daar zal hij trouwens wellicht aangekondigd worden als Jeroen Van den Bogaert. Jerke is de naam die zijn ouders hem wilden geven, maar omdat die niet op de lijst van christelijke namen stond, wou de ambtenaar op de dienst bevolking er niet van weten. Jerke werd dan maar zijn roepnaam.

Je bent voltijds skiprof, voor een Belg niet het meest vanzelfsprekende beroep.

JerkeVan den Bogaert: Ik kreeg de smaak te pakken tijdens een winterva-kantie met het gezin. Ik was amper drie en vond het zo fijn dat mijn ouders me meenamen naar de skipiste van Deurne. Ze schreven me in voor het trainingsuurtje. Erg ontspannen, gewoon me wat amuseren met andere jongetjes van die leeftijd. Voor je het weet, doe je mee aan een jeugdwedstrijd. In het begin was ik helemaal niet goed, maar ik trainde wel. En ja, daar kwamen dus nationale jeugdtitels van. Dan wil je ook wel eens zien wat je internationaal waard bent. Al te fanatiek was ik niet, mijn studie handelsingenieur ging voor. Toen ik daarmee klaar was, kwam de vraag: wat nu? Werken of sport? Ik was 24 jaar en alles wat ik tot dan toe voor het skiën had gedaan, was amateuristisch geweest. Ik waagde het erop.

Ondertussen ben ik al zes jaar prof en die tijd is echt voorbijgevlogen. Makkelijk was het natuurlijk niet. Mijn sponsors heb ik zelf moeten zoeken. Dankzij hen kon ik mijn sport op een zo goed als professionele manier blijven beoefenen, maar er iets aan overhouden zat er niet in, integendeel. De selectie voor de Olympische Spelen zie ik als een bekroning voor de lange, zware weg die ik heb afgelegd. Ik hoop eerlijk gezegd ook dat de Spelen een paar deuren voor me zullen openen, zodat het voortaan toch iets minder zwaar wordt.

Voor welke disciplines ben je geselecteerd?

Van den Bogaert: Voor slalom en waarschijnlijk ook voor de reuzenslalom ( Van den Bogaert behaalde in de reuzenslalom enkel de norm van het IOC, maar niet die van het BOIC. Hij hoopt op deliberatie, nvdr). Die vormen samen met Super G, downhill en supercombiné de vijf olympische disciplines in het alpineskiën.

Mijn specialiteit is de gewone slalom. Daarbij staan de poortjes maximaal dertien meter uit elkaar. Dat bekent dus korte bochten in een hoog tempo, gemiddeld meer dan één bocht per seconde. De snelheid varieert tussen de 40 en de 60 kilometer per uur, dat hangt van de piste en de sneeuw af. Bij reuzenslalom liggen de bochten ongeveer dertig meter uiteen, maar vaak nog veel verder. Je hebt ongeveer anderhalve seconde per bocht, de gemiddelde snelheid bedraagt zowat 80 kilometer per uur.

Dan is er nog de Super G, een mix van reuzenslalom en downhill. Sneller dan een reuzenslalom dus, maar ook bochtiger dan een gewone downhill. Bij slalom, reuzenslalom en Super G is het verboden om op voorhand op de piste te trainen. Je krijgt een uur om het parcours te bezichtigen, dan begint de wedstrijd. Maar bij downhill, de snelste en spectaculairste discipline, is vooraf trainen verplicht. De snelheid ligt zo hoog dat het anders te gevaarlijk zou zijn. Als je door omstandigheden op geen enkele training de finish bereikt, mag je zelfs niet deelnemen aan de wedstrijd.

De vijfde discipline, de supercombiné, is nog niet zo lang geleden hervormd. Vroeger was dat de optelsom van de tijden bij slalom en downhill, maar tegenwoordig is dat een aparte slalommanche en een downhillmanche, geskied binnen één dag.

Wie worden de sterren van deze Spelen in het skiën?

Van den Bogaert: De Zwitsers zijn bijzonder sterk aan het seizoen begonnen. Onthoud vooral de namen van Didier Cuche en van de fenomenale Carlo Janka, die ze de iceman noemen vanwege zijn koele gedrag. Janka juicht nooit na de finish. Een knikje naar het scorebord is voor hem al uitbundig. Hij is een van de jonge challengers, samen met de Oostenrijker Marcel Hirscher en de Amerikaan Ted Ligety. Die laatste moet je in Vancouver zeker bekijken. Een lust voor het oog hoe die skiet. Technisch is Ligety misschien wel de begaafdste van allemaal. Maar de oude garde kun je nooit afschrijven, zeker niet op een toptoernooi als de Spelen. Ik denk dan aan Michael Walchhofer, Benni Raich of Bode Miller.

Wat is de 32-jarige Bode Miller, een notoir drankorgel, nog waard?

Van den Bogaert: Dat is de vraag. Alles hangt af van hoeveel zin Miller nog heeft. Ik heb zware verhalen gehoord over de Spelen van 2006, toen hij naar het schijnt vaker aan de bar dan op de piste zat. Maar feestend topprestaties neerzetten, dat is hem in Turijn toch niet gelukt. ’t Is een speciale vent, die Miller. Hij heeft een bijzondere stijl waarmee je niet traag kúnt skiën. Als de motivatie goed zit, moeten we hem zeker in de gaten houden.

De stijl van Miller krijgt van skipuristen veel kritiek. Onverantwoord en onveilig, vinden zij.

Van den Bogaert: Hij legt zijn zwaartepunt helemaal achter aan de ski’s. Dat maakt hem snel, maar hij verliest zo wel makkelijk de controle. Miller was bijvoorbeeld een van de weinigen die ooit een seizoen lang in geen enkele wereldbekerwedstrijd finishten. Hij skiet met veel risico, maar als hij de juiste balans vindt, is hij wel pijlsnel.

Is dat in skiën het verschil tussen winst en verlies: risico durven te nemen?

Van den Bogaert: Risico is er sowieso. En zeker sinds iedereen met carving ski’s werkt, is fouten durven te maken een integraal deel van de sport geworden. Eigenlijk moet je het zo zien: een perfecte run skiën, kan toch niet. Laat je dus niet beïnvloeden door de fouten die je onvermijdelijk maakt. Want als je geconcentreerd skiet, en elke bocht pakweg vijf honderdste wint, dan lig je na dertig bochten anderhalve seconde voor. Een foutje van een halve seconde is dan al geen drama meer.

Is dat een kwestie van je verstand tijdelijk uit te schakelen?

Van den Bogaert: Dat is misschien een beetje sterk uitgedrukt, maar wie begint na te denken, kan niet snel zijn. Je moet beslissingen nemen zonder dat je weet waarom je ze neemt. Op het juiste moment versnellen, de mogelijkheden van de bocht zien: dat is een instinct. Het gaat voor je eigen verstand te snel om het allemaal te vatten.

Je had het net over carving ski’s. Wat zijn dat precies?

Van den Bogaert: Een traditionele ski is over de hele lengte even breed. Een carving ski is in het midden smaller, wat ervoor zorgt dat je in de bochten minder afremt. Door de middelpuntvliedende kracht maakt een carving ski zelfs meer snelheid wanneer je een bocht verlaat dan wanneer je erin ging. De grootte van de versmalling bepaalt wat de ideale ski is, dat hangt van parcours tot parcours af. Te veel versmalde ski’s zijn natuurlijk onbestuurbaar.

Sinds eind jaren negentig gebruikt iedereen carving ski’s, ook de toerist op wintervakantie. Het zou me zelfs verbazen als je nog ergens een klassieke ski kunt kopen. Dat heeft de sport fundamenteel veranderd. Door de carving ski is kracht ontzettend belangrijk geworden. Je evenwicht houden tegen de middelpuntvliedende kracht in, is heel zwaar voor knieën en rug.

Hoe belangrijk is het materiaal bij Alpijns skiën?

Van den Bogaert: Dat speelt een zeer grote rol, zeker in de snelheidsnummers. En jammer genoeg is het als niet-topper bijna onmogelijk om aan het betere tuig te komen.

Hoezo?

Van den Bogaert: Men weet nog altijd niet waarom bepaalde ski’s snel zijn en andere niet. Dat wordt proefondervindelijk getest. Je moet het je zo voorstellen dat men dertig paar identiek dezelfde ski’s in alle sneeuw- en weersomstandigheden gaat testen. Alleen de grote landen kunnen zo’n uitgebreide testbatterij betalen. De beste ski’s houden ze zelf, de andere gaan naar kleinere ploegen.

Normaal gezien ski ik op materiaal dat op zichzelf wel goed is, maar waar je aan de top niet veel mee bent. Maar deze keer heb ik geluk. In december heb ik ski’s kunnen bemachtigen die wel van topniveau zijn. Maar dat is voor het eerst in mijn carrière. Net op tijd, zo vlak voor de Olympische Spelen.

Wat wil je in Vancouver bereiken?

Van den Bogaert: Ik zou graag bij de eerste dertig raken na de eerste manche. Op de Spelen mag sowieso iedereen van start voor de tweede en laatste manche, wat anders is dan op het WK of in de wereldbekers, maar de top dertig beschikt normaal over de beste piste. De dertigste mag in de tweede manche als eerste van start, de negenentwintigste start tweede enzovoort. De tijden van die twee manches worden samengeteld om je eindtotaal te berekenen. Het is mijn droom om even, al is het maar voor één minuut, virtueel olympisch kampioen te zijn. Als ik na de eerste manche dertigste eindig en in de tweede de finish haal, is het al zover. Dan zou ik vanaf de happy corner, waar de voorlopige winnaar zit, kunnen zien wie mijn totaaltijd verbetert en wie misschien wegvalt.

En wat is in een droomscenario het beste resultaat dat er voor jou inzit?

Van den Bogaert: Net onder de top vijftien. Maar daar zal een boel geluk voor nodig zijn. Begin december trainde ik met Reinfried Herbst, de leider in de wereldbekerstand van de slalom. Het verschil tussen ons bedroeg 2,5 seconde, wat in het skiën natuurlijk relatief veel is. Maar ik blijf er wel in geloven. Geluk speelt een grote rol. Herbst heeft op de Olympische Spelen startnummer 1, ik start ergens rond plaats 50. Normaal gezien staat hij daar dus zwaar in het voordeel, want zijn piste zal proper zijn. Maar het kan ook dat hij in noodweer skiet en het plots opklaart wanneer ik moet starten. Als ik een goede eerste run ski, en ik haal de top dertig, wie weet wat kan er dan nog allemaal in de tweede manche?

Wat mogen we verwachten van Karen Persyn, de andere Belg die in Vancouver skiet?

Van den Bogaert: Ik denk dat zij ongeveer op hetzelfde scenario hoopt als ik, maar haar kansen zijn een beetje groter. Karen heeft de afgelopen WK’s bewezen dat ze op een goeie dag de top dertig waard is. Ik zal mezelf moeten overtreffen, Karen moet bevestigen.

Hoe gaat het in het algemeen met het Belgische skiën?

Van den Bogaert: Heel goed. Twee atleten op de Spelen, daar konden we lange tijd niet eens van dromen. Als ik gewoon al maar het verschil bekijk tussen het begin van mijn carrière en nu, dan is het Belgische skiën enorm verbeterd en erg geprofessionaliseerd. Karen pakt zelfs wereldbekerpunten, wat betekent dat je toch echt meetelt. Oké, als je het vergelijkt met de Belgische resultaten in het tennis, de atletiek of het wielrennen kan ik me indenken dat het allemaal niet zo indrukwekkend oogt.

We zijn in België erg gefixeerd op medailles, is mijn indruk. Ik was achttiende op het wereldkampioenschap. Je kunt dan zeggen: dat is vijftien plaatsen te laag om een medaille te behalen. Maar in een sport waarin we danig gehandicapt zijn omdat we geen bergen hebben, is achttiende toch niet slecht. In het buitenland, waar men weet wat het inhoudt om te presteren wat wij presteren, vindt men onze resultaten zeker knap voor zo’n klein sportland.

De structuren van het Belgische skiën kunnen nog wel een stuk beter. Momenteel hangt alles af van de individuele motivatie van mensen zoals ik en Karen, die alles op eigen houtje moeten uitzoeken. Dat is jammer, want ik vrees dat we zo veel talenten vroegtijdig kwijtraken. En als je niet deelneemt, kun je ook niet winnen. Eén voorbeeld: Dries Van Den Broecke, die het officieuze wereldkampioenschap voor kinderen won, is duidelijk een grote belofte. Zorg er vooral voor dat zo’n jongen perspectieven blijft zien in deze sport, of hij haakt vroeg of laat af.

Want niet iedereen is zo idealistisch als jij.

Van den Bogaert: Skiën is nu eenmaal niet goedkoop. Als de ouders van Dries op een gegeven moment zeggen: ‘Het is mooi geweest, ga nu maar studeren’, dan kun je hen dat niet kwalijk nemen. Ik hoop dat de prestatie van Karen en mij op de Spelen een mentaliteitsverandering kan veroorzaken, zodat de mensen gaan geloven dat een Belg ook in de skisport een toekomst kan opbouwen.

De eerste de beste kermiscoureur krijgt meer geld, aandacht en ondersteuning dan jij. Frustreert dat je?

Van den Bogaert: Nee. Het heeft geen zin om je energie in dat soort vergelijkingen te steken. De situatie is wat ze is. Ik ben niet jaloers, ik wil als sporter een positieve boodschap uitstralen. Ik weet wel: op de Olympische Spelen is het hoogst haalbare voor mij de top zestien, en dat nog alleen als ik mijn beste prestatie ooit neerzet en de omstandigheden meezitten. Mijn kansen zijn klein maar ze zijn er, dus je moet erin geloven. Is dat niet een heel mooie filosofie, en een voorbeeld voor iedereen die ergens van droomt?

Skiën is eigenlijk een mooie metafoor voor het leven, vind ik. Je kunt perfect getraind zijn, week na week toptijden skiën, maar als het die ene beslissende dag niet meezit, kan het aan het eerste poortje al gedaan zijn. Zonder herkansing. Dat is meedogenloos, maar is dat een reden om de hoop op te geven? Want het kan mij overkomen, maar Bode Miller evengoed. Het enige wat ik kan doen, is ervoor zorgen dat ik op de Spelen het beste niveau behaal dat ik ooit gehaald heb. Als dat lukt, is het nadien feest. Hoe dan ook.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Het is mijn droom om even, al is het maar voor één run, virtueel olympisch kampioen te zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content