Het Waalse luik van het Agusta- en van het Dassault-onderzoek staat, voorlopig toch, helemaal los van het Vlaamse luik. De rolbezetting, in alfabetische volgorde.
ANDRE BASTIEN. Gewezen kabinetschef van defensieminister Guy Coëme, nu topman van De Post. In verklaringen van legerofficieren wordt gewag gemaakt van de druk die hij zou hebben uitgeoefend, onder meer op de aankoopdienst van het leger, om de Belgische F-16 uit te rusten met het elektronische beveiligingssysteem Carapace van de Franse vliegtuigbouwer Dassault. Nog voor hij op het kabinet van Coëme landde, had Bastien zowel in Italië als in België ontmoetingen met Italiaanse socialisten en met vertegenwoordigers van het Italiaanse helikopterbedrijf Agusta. Ontmoetingen waarvan Coëme niet, maar PS-voorzitter Guy Spitaels wél op de hoogte was.
GUY COEME. Minister van Defensie in de regering Martens VIII, toen die in de periode 1988-’89 besliste tot de aankoop van 46 Italiaanse Agusta-gevechtshelikopters en de uitrusting van de Belgische F-16’s met het elektronische beveiligingssysteem Carapace van Dassault. Het gerecht gaat ervan uit dat Coëme minstens op de hoogte was van de 30 miljoen frank, die een Dassault-vertegenwoordiger in Luxemburg aan Merry Hermanus overmaakte voor de PS-kas, alsook van de onderhandelingen onder meer over smeergeld die de Luikse PS voerde met Agusta. Hem wordt ook aangewreven dat hij zijn kabinetsleden uitstuurde om de legerstaf onder wie generaal Alex Moriau onder druk te zetten om, ondanks diens voorkeur voor het aanbod van het Amerikaanse Litton, toch voor Dassault te kiezen.
ANDRE COOLS. Gewezen PS-voorzitter en voormalige vice-premier. In juli 1991 werd hij neergeschoten door twee Tunesische huurmoordenaars, gecontracteerd door het Luikse misdaadmilieu. Medewerkers van Cools hebben toegegeven dat hij ooit, tijdens een receptie met de Agusta-top, had gepraat over een gift van 15 miljoen frank voor de Luikse PS. Dat geld is evenwel nooit gearriveerd. Nog altijd sluit het gerecht deze smeergeldkwestie niet uit als een mogelijk motief voor de moord op Cools.
GEORGES CYWIE. Lobbyist voor Agusta. Hoewel hij tot twee keer toe werd opgepakt en opgesloten in de Luikse Lantin-gevangenis en ondanks zijn veelvuldige contacten met tal van politici en kabinetsleden, kon hem tot nog toe niet één concrete daad van corruptie ten laste worden gelegd. Blijkbaar verliepen de gesprekken in verband met smeergeld voor de PS en SP via andere kanalen, waar Cywie zorgvuldig werd buiten gehouden. Toch was het Cywie die destijds, in het Vlaamse onderzoeksluik, de speurders op het spoor zette van de Brusselse advocaat Alfons Puelinckx. Die tekende eind 1988/begin 1989 een consultancy-contract met Agusta, wat voor de Italianen het doorsluizen van 30 miljoen frank richting SP moest vergemakkelijken. Citerend uit een gesprek met Agusta-topman Enrico Guerra, liet Cywie ook als eerste de naam van de gewezen luchtmachtgeneraal Jacques Lefèvre vallen.
FERNAND DETAILLE. Luikse bedrijfsrevisor en vertrouwensman van André Cools, voor wie hij het financiële netwerk opzette dat de gewezen PS-voorzitter op het einde van zijn leven controleerde. Detaille hield ook de financiën van de PS in de gaten na de opvolging van Cools door Guy Spitaels. Zijn banden met de PS leverden Detaille enkele belangrijke revisoropdrachten op, onder meer bij de spoorwegen en bij Sabena.
Volgens de Luikse enquêteurs was Detaille perfect op de hoogte van de buitenlandse rekeningen van de PS. Minstens één ervan opende hij op 24 april 1989 zelf, samen met secretaris-generaal François Pirot. Bovendien beheerde hij ook een offshorebedrijf Glint Page Ltd op een van de fiscaal erg vriendelijke Kanaaleilanden. Op die rekening was zo’n 10 miljoen gedeponeerd. Dat geld was mogelijk afkomstig van de Zwitserse operaties van Omob-baas Léon Lewalle en bedoeld om politici van andere partijen te lijmen.
WILLY DEWINNE. Gewezen kolonel van het Belgische leger die naderhand ging werken voor Ofema, een bedrijf dat de lobbying voor de Franse luchtvaartindustrie verzorgt, maar dat in sommige landen ook fungeert als antenne van de Franse inlichtingendiensten. Op vraag van Dassault verzamelde Dewinne de nodige gegevens over Merry Hermanus, maar Dassault loochent deze versie. Dewinne werd intussen door Ofema ontslagen.
MERRY HERMANUS. Gewezen medewerker van tal van PS-ministers, voormalig topambtenaar en lid van het Brussels parlement. Hermanus behoorde tot de inner circle van de Parti Socialiste. Naar eigen zeggen werd hij in april 1989 door een Dassault-vertegenwoordiger benaderd in verband met de gift van het Franse bedrijf aan de PS. Na een onderhoud in Parijs met Dassault-topman Albert Sylberfajn kreeg Hermanus op 22 juni 1989, dertien dagen na de ondertekening van het ECM-contract, in Luxemburg 30 miljoen frank overhandigd door een anoniem gebleven geldkoerier. Volgens Hermanus kwam die demarche er pas nadat hij het fiat had verkregen van PS-voorzitter Spitaels om het geld op te halen. Hermanus stortte het geld op een privé-rekening waar hij een deel van de erfenis van zijn vader, ooit hemdenmaker van de koning, had ondergebracht. Volgens Hermanus had de 30 miljoen van Dassault niets van doen met corruptie. Het Carapace-contract was op dat moment al gesloten en was bovendien het voordeligste voorstel dat aan de Belgische regering was voorgelegd.
JACQUES LEFEVRE. Gewezen stafchef van de Belgische luchtmacht. In maart 1989 verliet hij het leger en stapte over naar Europavia, een bedrijf gecontroleerd door het Franse Officie Général de l’Air. Voor hij ontslag nam uit het leger, had Lefèvre mee het Electronic Counter Measures-programma en het Mirage Safety Improvement Program (MirSip) uitgetekend. In het kader van het ECM-programma kocht de luchtmacht finaal het Carapace-systeem van Dassault aan een systeem dat ook de voorkeur kreeg van de francofiele Lefèvre. Toen zijn naam viel in het Agusta-onderzoek, pleegde generaal Lefèvre in maart 1995 zelfmoord in een kamer van het Brusselse Mayfair-hotel. Volgens een getuigenis van Cywie, die het vernam van een van de Agusta-bazen, zou Lefèvre de Italiaanse helikopterbouwers ?grote diensten? hebben bewezen.
Na zijn dood viel het onderzoek naar de rol van Lefèvre, ooit een medewerker van Paul Vanden Boeynants, nagenoeg stil. Zelfs zijn bindingen met de Dassault-top werden nooit grondig uitgediept.
JEAN-LOUIS MAZY. Gewezen adjunct-kabinetschef van defensieminister Guy Coëme. Generaal Alex Moriau wijst hem aan als de man die in opdracht van zijn minister de militairen onder druk zette om te kiezen voor de aankoop van het Carapace-systeem van Dassault. Mazy ontkent dit. Tijdens de confrontatie met Mazy zwakte Moriau zijn versie van de feiten enigszins af.
FRANCOIS PIROT. Vertrouweling van André Cools en vervolgens de naaste medewerker van diens opvolger Guy Spitaels. Als vertrouwensman van de PS-top, want secretaris-generaal van de partij, cumuleerde Pirot andere topfuncties, onder meer bij de Codep-bank en bij de socialistische mutualiteiten. Naar eigen zeggen opende Pirot in april 1989 met medeweten van voorzitter Spitaels een Luxemburgse rekening om daarop de 25 à 30 miljoen frank zware ?oorlogsbuit? te storten, die Cools had nagelaten. Pirot kwam midden 1997 op die bewering terug en gaf toe dat er van oorlogsbuit nooit sprake was geweest. Volgens Pirot kwam het geld, dat in april op de rekening werd gestort, van Dassault. Hermanus logenstraft dit. Aan Pirot bezorgde Hermanus het grootste gedeelte van het Dassault-geld. Pirot opende in april 1990 nog Luxemburgse rekeningen met de Luikse revisor Fernand Detaille. Het geld van die rekeningen zou Pirot na zijn vertrek op het PS-hoofdkwartier hebben overgedragen aan zijn opvolger Patrick Moriau, toen nog een vertrouweling van de huidige PS-voorzitter Philippe Busquin.
GUY SPITAELS. Voorzitter van de Parti Socaliste op het ogenblik dat Dassault 30 miljoen betaalde voor zijn partij. Uit verschillende getuigenissen, onder meer van Pirot, gewezen minister Alain Van der Biest en van Hermanus, moet blijken dat Spitaels als PS-voorzitter minstens op de hoogte was of kon/moest zijn van onoirbare voorstellen, zowel van Agusta als van Dassault. Volgens Hermanus stemde Spitaels in met het aanvaarden van de 30 miljoen van Dassault. Pirot getuigde dat Spitaels niet alleen op de hoogte was van het openen van de eerste Luxemburgse PS-rekening, maar zelfs aanstuurde op het openen van een tweede.
ALBERT SYLBERFAJN. Fransman, destijds al behorend tot het topkader en intussen opgeklommen tot adjunct-directeur generaal van Electronique Serge Dassault (ESD). Hij zou in 1989 na tussenkomst van Willy Dewinne, werkzaam voor het Franse bedrijf Ofema in België , contact hebben genomen met Merry Hermanus in verband met een bijdrage van Dassault aan de PS-kas. Naderhand stelde hij in Parijs Hermanus een gift van 30 miljoen frank voor. Waarna op 22 juni 1989 een Dassault-koerier in Luxemburg dat bedrag aan Hermanus overhandigde. Intussen beweert de Dassault-top dat Hermanus destijds Sylberfajn onder druk zette om een gift voor zijn partij te bekomen. Zowel Hermanus als Dewinne spreken deze versie tegen.
ALAIN VAN DER BIEST. Gewezen minister van Pensioenen. Van der Biest duikt in het Agusta-dossier op als toenmalig burgemeester van Grâce-Hollogne, gemeente waarop een deel van de luchthaven van Bierset zich uitstrekt. In Bierset zou een van de Belgische vestigingen van Agusta worden ondergebracht. Als toenmalig minister werd Van der Biest door André Cools gesommeerd op regeringsniveau de Luikse economische belangen in het Agusta-dossier te verdedigen. Van der Biest getuigde ook, samen met François Pirot, over een korte bijeenkomst in de marge van een PS-bureauvergadering waar Spitaels zou gezegd hebben dat Agusta een gift in de partijkas wilde storten. Een erg bezwarend getuigenis voor Spitaels die de bijeenkomst in alle toonaarden loochent.
GUY COEME : Druk op het leger ?
GEORGES CYWIE : Nog niet één daad van corruptie.
JEAN-FRANÇOIS PIROT : Geen oorlogsbuit.